Bezoekerscentra: uitvalsbasis voor aardrijkskundig veldwerk

1 september 2014
Auteurs:
Jan van Mourik
Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2014
veldwerk
Nederland
Opinie
FOTO: JAN VAN MOURIK

In het huidige examenprogramma aardrijkskunde speelt omgevingsonderwijs weliswaar een rol, maar de invulling van veldwerk is nog steeds redelijk vrijblijvend en ad hoc. Drie coördinatoren van bezoekerscentra vertellen wat er van daaruit allemaal mogelijk is op het gebied van aardrijkskundig veldwerk.

 

De oprichting van het eerste Nederlandse veldstudiecentrum in Orvelte in 1982 leek aanvankelijk perspectief te bieden op professionele ondersteuning bij het ontwikkelen van aardrijkskundig veldwerk, maar het zou vooralsnog bij dit ene centrum blijven. Gelukkig hebben veel bezoekerscentra in het land zich inmiddels ontwikkeld tot een waardevolle uitvalsbasis voor veldwerk. Zelf heb ik in mijn jaren als docent te maken gehad met drie centra op interessante locaties voor de uitvoering van landschappelijk veldwerk: het NMC De IJzeren Man te Weert, het Bezoekerscentrum Natuurpark de Maashorst, en het SBBbezoekerscentrum Boomkroonpad in Drenthe. De visies van de coördinatoren kunnen interessant zijn voor leraren. Daarom laten we ze graag aan het woord over wat er vanuit hun centrum allemaal mogelijk is op het gebied van aardrijkskundig veldwerk. Als eerste Bèr Peeters, die zelf jarenlang aardrijkskunde gaf en na zijn pensionering bijna negen jaar optrad als coördinator van het Natuur- en Milieucentrum De IJzeren Man te Weert. 
 

Welke rol speelde veldwerk in je aardrijkskundelessen? 
‘Eind jaren '70 begonnen we op het Bisschoppelijk College in Weert met veldwerk, eerst stadsgeografi sch en vervolgens bodemkundig onderzoek op het schoolterrein en andere plekken in de omgeving. In 1980 was ik met een mavo 2-klas de allereerste gebruiker van de faciliteiten van het veldstudiecentrum in Orvelte, dat programma’s beschikbaar stelde die als voorbeeld konden dienen voor wat er in aardrijkskunde (en in biologie) allemaal mogelijk was op het gebied van veldwerk.

'In de omgeving van Weert werkte ik mee aan een dagprogramma gericht op het toenmalige eindexamenonderwerp ‘zandlandschappen’. We opereerden destijds vanuit een logeerboerderij. ’s Morgens werden de leerlingen met opdrachten het veld in gestuurd, ’s middags werkten ze opdrachten uit en deden allerlei proeven, bijvoorbeeld om de doorlaatbaarheid, het watervasthoudend vermogen, de zuurgraad en nitraatconcentratie van de bodem vast te stellen.'

FOTO: JAN VAN MOURIK
Bèr Peeters bij een profielkuil in de enkeerdgrond op het sportveld van het Bisschoppelijk College in Weert.

Hoe kwamen jullie terecht bij het Natuur- en Milieucentrum? 
‘Met een collega biologie startte ik al in de jaren '80 een nieuw vak ‘Geobi’. Weert had inmiddels een Natuur- en Milieucentrum (NMC) waarvan we wekelijks gebruik konden maken. Met het centrum als uitvalsbasis voerden leerlingen veldwerk aardrijkskunde en biologie uit in het nabije natuurgebied De IJzeren Man. In het NMC konden ze hun onderzoeken uitwerken en maakten daarbij intensief gebruik van de faciliteiten en de materialen in het centrum. Het NMC schaft e ook steeds meer materiaal aan voor het vo-onderwijs en zette eigen deskundige vrijwilligers in.

'Na mijn pensionering ben ik in 2005 coördinator geworden van het NMC. Terwijl het in 2006 nog gesloten dreigde te worden, tellen we de laatste jaren ongeveer dertigduizend bezoekers en we bedienen het basis-, voortgezet en hoger beroepsonderwijs.

'Het NMC heeft voor Weert belangrijk bijgedragen aan het verkrijgen van de titel Groenste stad van Nederland, in 2013 gevolgd door het predicaat Groenste stad van Europa. En in 2014 doet Weert mee aan de competitie Communities in Bloom.’ 

Zijn centra voor natuur en milieu vooral actief of meer passief betrokken bij programma’s voor omgevingsonderwijs? 
‘Dat verschilt per centrum en hangt ook af van de kennis en vaardigheden van zowel de docenten als de stafleden van het centrum. Centra voor natuur- en milieueducatie kunnen minstens faciliteren en – afhankelijk van de kwaliteit van degenen die er beroepshalve of als vrijwilliger werken – ook inhoudelijk een actieve rol spelen. De kerndoelen van de vakken aardrijkskunde en biologie bieden uitstekende aanknopingspunten om apart of in combinatie te realiseren. Dat geldt ook voor de lessen natuur en techniek in het basisonderwijs.

'En wat betreft de scholen: je hebt docenten die met hun leerlingen naar het centrum toekomen en zelf hun programma uitvoeren én docenten die dat liever aan het centrum overlaten. Neem de pabo’s: er is in het curriculum nauwelijks tijd voor scholing in natuur- en milieueducatie, laat staan voor veldwerk. Dat gebeurt dan onder leiding van bijvoorbeeld NMC-vrijwilligers.

'Als aardrijkskundedocent en als NMC-coördinator ben ik altijd een trouwe bezoeker geweest van trainings- en nascholingsdagen, vakinhoudelijke scholingen en lezingen. Dat houdt je bij de les, versterkt je motivatie en inspireert je. Vanuit die ervaring vind ik het ook belangrijk dat het NMC zulke scholingsdagen aan belanghebbenden kan bieden.’ 
 

FOTO: JAN VAN MOURIK
Werken met water monsters.

Wat heeft ‘jouw’ centrum te bieden aan de schoolaardrijkskunde? 
‘Het NMC De IJzeren Man ligt in een rijk natuurgebied aan de rand van de stad en is per openbaar vervoer goed bereikbaar. Het zit in een fraai pand dat van meet af aan gebouwd is als centrum voor natuur- en milieueducatie waarvan meerdere groene verenigingen en leerlingen en leraren van alle schooltypen gebruikmaken. Het aangrenzende natuurgebied kent meerdere ecotopen: loofb os, naaldbos, zandverstuivingen, heide, beekjes en vennen (kaartje). Het centrum beschikt over allerlei materialen waarmee je biologisch, aardkundig en chemisch onderzoek kunt doen. Zo hebben we veldwerkgereedschap en eenvoudig laboratoriummateriaal om allerlei vormen van veldwerk uit te voeren. Je vindt hier een stroomsimulatietafel waarin je rivierprocessen kunt nabootsen, materialen om weer- en klimaatexperimenten te doen, veldwerkkisten en een Labquestcomputer. Maar het allerbelangrijkste is het team van deskundige vrijwilligers die zich graag inzetten voor de hoofddoelstelling: het aanbieden van hoogwaardige natuur- en milieueducatie.' 

Het landschap rondom het NMC De IJzeren Man is zeer gevarieerd en daardoor geschikt voor zowel fysisch-geografisch als stedelijk veldwerk. Het is oorspronkelijk een dekzandlandschap met vlakten en ruggen, versneden door beekdalen. Door historisch landgebruik ontstonden de enkdekken en de stuifzandgebieden en uiteraard het stedelijk gebied ten oosten van het NMC.

'Onlangs hebben we een excursiegidsje ontwikkeld dat handvatten biedt voor de uitvoering van praktisch werk in het landschap rondom het NMC. Leerlingen kunnen onderweg monsters verzamelen van grond, water en planten, die ze in het centrum kunnen analyseren. Een ideaal pakket voor leraren die “iets willen met veldwerk”. Ze hoeven het alleen maar op te pakken, met of zonder professionele hulp. Niet alleen vanuit de school, ook vanuit bezoekerscentra in stedelijke en landelijke natuurgebieden kan structureel veldwerk worden uitgevoerd door aardrijkskundedocenten en hun leerlingen. Veldwerk wint aan kwaliteit als de opzet en uitvoering niet ad hoc zijn, maar structureel. Het is in feite een aanzet voor monitoring van natuur en landschap. Mijn ervaring is dat de leerlingen dit onder leiding van aardrijkskundeen biologiedocenten zeer de moeite waard vinden. Veldwerk maakt het vak aantrekkelijk en de resultaten dragen bij aan de waardering voor het vak. Maar een absolute voorwaarde is wel dat de leraar deskundig is en veldwerkambitie uitstraalt. Graag nodig ik docenten aardrijkkunde en biologie uit eens een kijkje te komen nemen in ons centrum. Dat kan natuurlijk ook op www.natuurenmilieucentrumweert.nl’ 

 

MEER LEZEN

Havermans, A., J. van Mourik & B. Peeters, 2013. Hoe klimaat en mens het landschap rondom Weert hebben gevormd. Een fietsexcursie over dekzandruggen, oude akkers en stuifzanden. Natuur en Milieucentrum de IJzeren Man, Weert.