De Ebrodelta opnieuw bezocht

1 februari 2016
Auteurs:
Jan M.G. Kleinpenning
Emeritus hoogleraar Sociale Geografie van Ontwikkelingslanden, Radboud Universiteit Nijmegen
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2016
Spanje
Kennis
FOTO: RÜDIGER REIGLE/FLICKR

De afzetproblemen voor rijst in de jaren '60 leidden tot de aanbeveling van een onderzoeksbureau het bodemgebruik in de Ebrodelta, een van Spanjes voornaamste rijstbouwgebieden, drastisch te veranderen. Nieuw onderzoek in 2015 laat zien hoe de delta zich daarna ontwikkelde.

 

Toen ik eind jaren '60 voor het eerst onderzoek verrichtte in de Ebrodelta, kampte Spanje met afzetproblemen voor rijst, die in de delta bijna in monocultuur werd verbouwd. De binnenlandse markt was verzadigd en de export ondervond ernstige concurrentie, onder meer van Frankrijk en Italië, die – anders dan Spanje – deel uitmaakten van de Europese Economische Gemeenschap. De prijzen voor rijst waren laag en het met rijst bebouwde areaal in de delta nam af. Een deel van de boeren schakelde over op andere producten, vooral tarwe, gerst, haver, mais en tuinbouwgewassen. Deze konden op de hogere gronden in de delta worden verbouwd; in de lagere delen bleef natte rijstbouw noodzakelijk om bodemverzilting te voorkomen. De boeren probeerden ook door verdere mechanisatie en toediening van meer bestrijdingsmiddelen de inkomsten te verhogen. Eind jaren '50 werden vijf coöperaties gesticht om de belangen van de boeren te dienen.

Terwijl de boeren in de eerste plaats hun inkomenspositie wilden verbeteren of op zijn minst handhaven, was de Spaanse overheid vooral geïnteresseerd in een oplossing voor de overproductie, en vermindering van de noodzaak tot export. Het Instituto Nacional de Colonización gaf daarom midden jaren '60 de Hydrotechnic Corporation S.A. (HC) opdracht de mogelijkheid van ander bodemgebruik te onderzoeken. De HC kwam daarop met de aanbeveling de rijstbouw te beperken tot ongeveer 11 procent van de bebouwde oppervlakte en wel op de laagste delen van de delta waar anders verzilting zou gaan optreden. In de rest van de delta stelde de HC gevarieerde akkerbouw voor: handelsgewassen zoals katoen, soja en tarwe, tuinbouwgewassen, fruit en een grote hoeveelheid voedergewassen. De veeteelt zou hierdoor veel belangrijker worden.

De vraag of deze radicale omschakeling inderdaad had plaatsgevonden in de Ebrodelta, intrigeerde voldoende om in 2015 een nieuw onderzoek te doen. Al direct bleek dat rijst er nog steeds vrijwel in monocultuur wordt verbouwd. Volgens de landbouwtelling van 2009 was 20.442 hectare in gebruik voor de rijstbouw, dat is 85,2 procent van de bevloeibare oppervlakte van de zeven gemeenten waartoe de delta behoort, maar deze omvatten ook delen van het aangrenzende ‘oude’ land. In de delta zelf is meer dan 90 procent voor rijstbouw in gebruik. Jaarlijks produceert de delta nu ongeveer 132 à 135.000 ton rijst.

KAART: KAARBEELD 2016 ©
Ebrodelta

Een eerste verklaring voor het uitblijven van radicale veranderingen is dat de landbouwers weinig sympathie hadden voor de ideeën van de HC. De rijstboeren schakelden niet zonder meer over op totaal andere cultures of op veeteelt, omdat ze daarvoor de expertise misten en bovendien fors moesten investeren in andere machines en dergelijke. Ook de ondernemingen die altijd diensten hadden verleend aan de rijstbouw, zouden zich radicaal moeten heroriënteren. Voor de overheid betekende de omschakeling enorme investeringen in aanpassing van het irrigatiesysteem.

Belangrijk was ook dat de afzetmogelijkheden voor rijst verbeterden. De Spaanse bevolking groeide, het welvaartspeil steeg, rijst werd een normaler onderdeel van het dieet, en de groeiende groep toeristen consumeerde ook rijst. De producenten stimuleerden de binnenlandse vraag door betere en ook andere rijstsoorten aan te bieden. Daarbij werden de exportmogelijkheden ruimer dankzij Spanjes toetreding tot de Europese Unie, en de toenemende mondiale vraag. Van essentieel belang waren ten slotte ook de subsidies, deels van de Europese Unie, deels van Catalonië. Rijst is in Catalonië op dit moment het meest gesubsidieerde gewas. Er is vandaag de dag geen sprake van overproductie of van ernstige afzetproblemen. Concurrentie is er wel. De nog steeds bestaande monocultuur betekent niet dat de rijstbouw zeer rendabel is. De rijstprijzen zijn laag en alleen dankzij de subsidies kunnen de boeren nog een netto-inkomen van ongeveer 1240 euro per hectare behalen.

Er is geen gebrek aan irrigatiewater, dankzij de stuwen in de Ebro en wettelijke garanties dat de delta de benodigde hoeveelheid ontvangt. De stuw bij Xerta, waar de twee grote bevloeiingskanalen aftakken van de Ebro, is vernieuwd en alle grote distributiekanalen zijn voorzien van een betonbedding. Er kwamen meer en betere pompstations, die in enkele dagen een maximale hoeveelheid regen kunnen wegpompen. Ook het wegennet is verbeterd; alle doorgaande routes zijn geasfalteerd en tussen Sant Jaume en Deltebre is een brug over de Ebro aangelegd, zodat het machineverkeer en het transport van bedrijfsmiddelen en geoogste gewassen aanmerkelijk sneller en goedkoper verlopen. De uitbreiding van het elektriciteitsnet, nodig voor de pompstations, had overigens diverse goede neveneff ecten, zoals stroomvoorziening van de woningen op het platteland.

In de sfeer van infrastructuur was ook belangrijk dat de bestaande coöperaties fuseerden tot twee grote: een voor de zuidelijke en een voor de noordelijke helft van de delta. Samen kopen ze ongeveer 70-80 procent van de rijstoogst op van hun leden, maar desgewenst ook van rijstboeren die geen socios zijn. De coöperaties zorgen voor transport naar de silo’s, ze pellen de rijst en verpakken en verkopen deze. Ze nemen ook een deel van het transport naar de afnemers op zich, maar dit gebeurt vooral door transportondernemingen die de afnemers zelf inschakelen. De coöperaties verlenen voorts kredieten aan hun leden en leveren desgewenst allerlei bedrijfsbenodigdheden.

FOTO: JAN KLEINPENNING
De inlaat van het Canal de la Derecha del Ebro bij Xerta.

In de productie van rijst is veel veranderd. Werd de rijst nog lange tijd in het voorjaar vanuit kweekbedden op de velden uitgeplant, tegenwoordig wordt alle rijst direct ingezaaid met tractoren, helikopters en vliegtuigjes. Ook de toediening van mest en bestrijdingsmiddelen en de oogst zijn gemechaniseerd. De grotere boeren beschikken over eigen machines, de kleinere huren deze.

Naast rijstbouw kent de delta ook citrusteelt, vooral op de hogere gronden, dicht bij het oude land en direct langs de rivier, op de oeverwallen. Olijfteelt is uitsluitend op het aangrenzende oude land te vinden. Daar concentreert zich ook de tuinbouw, al is die hier niet erg belangrijk vanwege de concurrentie vanuit de meer zuidelijke provincies Alicante en Almería, waar enorme arealen plastickassen liggen. Anders dan de HC voorstelde, is de delta geen belangrijk veeteeltgebied geworden. Op bijna 95 procent van de landbouwbedrijven ontbreekt vee. Enkele bio-industrieën zijn gevestigd op het aangrenzende oude land, waar ze gebruik kunnen maken van putwater. In de delta zelf kan alleen brak water worden opgepompt.

Bedrijven en boeren

Net als in de rest van Europa zijn er in de Ebrodelta veel landbouwbedrijven beëindigd die te klein waren om rendabel te zijn. In 2009 telden de zeven deltagemeenten 3037 bedrijven, tegen 4080 in 1999, maar de afname begon al veel eerder. De grond van de opgeheven bedrijven wordt verpacht, in deelpacht gegeven of tegen andere voorwaarden verhuurd, en minder vaak verkocht. Veel landeigenaren zijn gehecht aan de grond, vaak geërfd van ouders of grootouders, soms zelfs van de overgrootouders, en door hen indertijd ook ontgonnen.

De overgebleven landbouwbedrijven zijn door de vrijkomende grond wat groter geworden, maar nog steeds overheerst het kleine en middelgrote bedrijf. Volgens de landbouwtelling van 2009 had 80 procent een oppervlakte van minder dan 10 hectare; ze besloegen 24 procent van het totale landbouwareaal. Dit verklaart waarom ruim 92 procent van de landbouwbedrijven wordt gerund door de landeigenaar of een ander lid van de familie.

FOTO: JAN KLEINPENNING
De noordelijke coöperatie Arrossaires De Delta De L’Ebre S.C.C.L. in Deltebre.

Vanwege de bescheiden omvang kunnen de meeste landbouwbedrijven niet bestaan van alleen rijstbouw. Daarvoor is minstens 40 tot 50 hectare nodig. De huishoudens met kleinere bedrijven zijn aangewezen op aanvullende inkomstenbronnen, vooral niet-agrarische. Daar is ook tijd voor: in 2009 was op 66 procent van de bedrijven minder dan een half mensjaar voldoende om de zaak te runnen en op 15 procent een half tot een mensjaar. En zelfs op de bedrijven die meer dan een mensjaar arbeid vergen, kan men vaak nog buiten de landbouw werken, omdat de huishoudens vaak meerdere, voldoende jonge personen tellen of omdat ze arbeidskracht kunnen inhuren voor de landbouwwerkzaamheden. In 2009 werd 35 procent van het werk in de landbouw verzet door vaste en tijdelijke loonarbeiders – niet alleen Spanjaarden, maar ook buitenlanders, uit Oost-Europa en buiten-Europese gebieden, want ook de Ebrodelta kent een allochtone migrantenbevolking.

De hele agrarische sector gaf in 2009 zo’n 2008 mensjaren werk. Dat betekent niet dat er evenveel personen in de landbouw werkzaam waren; velen vinden er slechts tijdelijk werk, zodat een mensjaar vaak wordt ‘volgemaakt’ door meerdere personen. Het aantal van 2008 komt overeen met ongeveer 10 procent van de bevolking in de leeftijd van 16 tot 65 jaar (in 2011 21.504 personen). Maar er is natuurlijk ook werk in bedrijven die allerlei diensten aan de landbouw verlenen, de landbouwproducten verhandelen of het transport verzorgen. De meeste bevinden zich in de stedelijke centra aan de rand van de delta, L’Ampolla, Camarles, L’Aldea, Amposta en Sant Carles de la Ràpita, en langs de Carretera Nacional 340. Alles bij elkaar is de agrarische sector net als voorheen een van de belangrijkste pilaren van de economie van de delta en het aangrenzende oude land.

Niet-agrarische werkgelegenheid

In de delta wordt vanouds ook zout gewonnen, in totaal zo’n 70 à 80.000 ton per jaar. De Salinas de la Trinidad zijn sinds 1946 eigendom van Infosa, een bedrijf dat niet alleen bulkzout aan de industrie levert, maar ook pakjes van een kilo of flacons met kleinere inhoud. De zoutwinning is modern opgezet en sterk gemechaniseerd, zodat er maar 25 personen werk in vinden, die van het bijbehorende transportbedrijf meegerekend.

In de lagunes van de delta vindt een sterk gereglementeerde binnenvisserij plaats. In 2015 mochten slechts 42 socios van de Cofradía de Pescadores de San Pedro de vangst beoefenen. Het recht wordt door loting toegewezen; niemand van de socios kan voor een tweede maal een loting winnen voordat elk van de 650 socios aan de beurt is geweest. In de buitenwateren worden schelpdieren geteeld. De baaien zijn rijk aan fi toplankton en gedurende het hele groeiseizoen heeft het water een goede temperatuur; dit zijn omstandigheden waardoor de oesters binnen een jaar een commerciële grootte hebben (tegen twee jaar in de Franse baai van Arcachon) en waardoor de mosselen meer vlees bevatten dan die uit de Franse Camargue.

FOTO: FELIX GONZALEZ
Het Parque Natural del Delta de l’Ebre trekt natuurliefhebbers, maar voor de rest is de regio niet echt toeristisch.

De Ebrodelta is geen echt toeristisch gebied. De belangrijkste attractie is het Parque Natural del Delta de l’Ebre, van 7736 hectare. De bewoners van El Poble Nou del Delta leven tegenwoordig vooral van het natuurtoerisme, waardoor het dorp een ander karakter heeft gekregen dan in 1956, toen het werd gesticht voor kolonisten die in de nieuwe rijstvelden werkten. Poble Nou heeft nu bars en eetgelegenheden, en veel bewoners verhuren er kamers. Er zijn ook twee echte toeristendorpen, Riumar en L’Eucaliptus, met chalets, bars, restaurants en een hotel. Alleen in de zomermaanden kennen ze een vrij grote bevolking, de rest van het jaar woont er een aantal gepensioneerden. Een toeristische functie vervullen ook L’Ampolla (met Ampolla Mar) en Sant Carles de la Rápita, beide met een jachthaven en een club náutico. Sant Jaume d’Enveja en Deltebre danken hun groei eveneens deels aan het toerisme, maar in mindere mate.

De stedelijke centra aan de rand van de delta, L’Ampolla, Camarles, L’Aldea, Amposta en Sant Carles de la Ràpita, hebben allerlei winkels en voorzieningen, niet alleen voor de eigen bevolking maar ook voor die van de delta. Het zijn ook centra met een groot aantal bedrijven in de secundaire en tertiaire sector. Andere bedrijven liggen langs de Carretera Nacional 340 die deze stadjes verbindt. Ze geven werk aan de lokale bevolking en die van de delta.

De delta en het aangrenzende oude land hebben zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een moderne, dynamische, bepaald niet kwijnende regio van Spanje. De bevolking is er in 1991-2014 gegroeid van 47.341 tot 62.955 personen, ook door de vestiging van gepensioneerden en buitenlanders. Ongeveer 29 duizend van hen wonen in de eigenlijke delta. Het gebied kent echter ook problemen.

Een punt van zorg is dat de delta niet meer groeit, doordat het in de Ebro aanwezige slib in de stuwmeren achterblijft. De delta lijkt echter ook niet te slinken, al wordt daar lokaal verschillend over gedacht. Maar door toegenomen mariene erosie en zeespiegelstijging zou de delta in de toekomst beslist wel kunnen krimpen. Daartegen zijn nog geen beschermende maatregelen getroffen.

Een ander zorgpunt is de inklinking van de grond, een probleem dat in alle delta’s speelt, geschat op 3 millimeter per jaar, zonder dat de aanvoer van slib dit compenseert. Ook hierover lopen de meningen uiteen en er is tot nu toe geen actie tegen ondernomen.

Dan is er het probleem van de verzilting. Door het geringere debiet bij de monding dringt het zoute water de Ebro tot bij Amposta binnen. Het infiltreert de ondergrond en in de laagste delen van de delta is er sprake van directe infiltratie. Intensieve bevloeiing met zoet water moet de opstijging van het zout verhinderen. Het plan om nabij Sant Jaume d’Enveja een stuw aan te leggen (zoals in de Po) om het zoute water tegen te houden, is inmiddels van de agenda verdwenen.

Sinds kort heeft het noordelijke deltagebied ook te maken met een plaag van uit Zuid-Amerika afkomstige slakken (Pomacea insularum). Ongeveer 1000 hectare is al geïnfecteerd. De zuidelijke deltahelft is daar tot nu toe van gevrijwaard gebleven. De slakken voeden zich onder meer met rijstzaad en jonge, pas ontkiemde rijstplantjes en verminderen dus de opbrengsten. Op verschillende manieren is getracht de plaag te bestrijden. Het meest efficiënt is het land direct na de rijstoogst een maand met zout water te inunderen en ditzelfde direct daarna en ook gedurende een maand met zoet water te doen. Maar als dit niet deskundig gebeurt, treedt verzilting op. Het is dus een delicate operatie.

Al deze problemen gaan over het milieu. Het grootste deel van de lokale bevolking ervaart ze niet als de meest belangrijke. De bewoners zijn eerder bezorgd over de prijs van de rijst, de hoogte en de duur van de subsidies, de rentabiliteit van het landbouwbedrijf, de noodzaak om het landbouwinkomen aan te vullen met inkomsten uit niet-agrarisch werk en de mogelijkheid om dat werk ook te vinden en te blijven vinden. Op het ogenblik zijn er voor het merendeel van de bevolking wat dit betreft geen serieuze problemen, maar dat kan veranderen. 

 

BRONNEN

• Hydrotechnic Corporation S.A.1966. Proyecto de saneamiento y riegos del delta del Ebro. Informe tipo reconocimiento de la viabilidad técnica y económica del drenaje del delta del Ebro y sustitución del cultivo del arroz por otros cultivos de regadío. Ministerio de Agricultura, Instituto Nacional de Colonización, Hydrotechnic Corporation S.A., Madrid.
• Kleinpenning, J.M.G. 1969. Geographical Stability and Change in the Ebro Delta. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie (Journal for Economic and Social Geography), januari-februari 1969: 35-59.
• Kleinpenning, J.M.G. ‘El delta del Ebro revisitado’. Artikel aangeboden aan Estudios Geográfi cos, nog niet gepubliceerd.