Nederland schaatsland

1 februari 2015
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2015
cultuur
recreatie
Nederland
Kennis
Schaatsenrijden in een dorp (circa 1610) van schilder Hendrick Avercamp.

Het enorme schaatssucces van Nederland in Sotsji vorig jaar verwonderde de hele sportieve wereld zo, dat zelfs de New York Times er aandacht aan schonk. De internationale schaatsbond ISU overweegt de sport te hervormen. De dominantie van Nederland is niet alleen te wijten aan de vele kunstijsbanen en de uitstekende organisatie van de commerciële ploegen. Ook de cultuur-geografische geschiedenis speelt een belangrijke rol.

 

In de geschiedenis van het schaatsen neemt Nederland een unieke positie in. Waarom wordt juist hier, en niet in andere landen met strenge winters, al eeuwen geschaatst door jong en oud, man en vrouw, rijk en arm? Dat is een interessante vraag, te meer omdat sport in de voorbije eeuwen nog geen algemeen maatschappelijk verschijnsel was waaraan individuen, maar ook naties prestige ontleenden. Waarom dus juist in Nederland?

Geografische omstandigheden

In de eerste plaats is er in Nederland veel oppervlaktewater dat vroeger een nagenoeg ononderbroken netwerk vormde en tot in de bewoonde wereld reikte, met bijvoorbeeld de grachten in de steden. In de tweede plaats zijn onze winters in het algemeen minder streng. De kou is niet te bar en ijsperioden duren geen maanden, al zijn er in voorbije eeuwen uitzonderingen geweest. Vergelijk onze situatie maar eens met de maandenlange niet aflatende barre kou en dientengevolge oud, stroef ijs, vaak buiten de nederzettingen gelegen en onder een dik pak sneeuw zoals in Scandinavië. Bovendien zijn langlaufen en skiën daar aantrekkelijke alternatieven.

Waternetwerk

Door dat mooie netwerk van waterwegen in laag Nederland konden ‘uitgevroren’ plattelanders in vroeger tijden relatief gemakkelijk en voor die tijd zeer snel afstanden van tientallen kilometers afleggen naar de stad, waar men anders zelden kwam, en naar familie en vrienden elders. Op sommige gunstig gelegen kruispunten van waterwegen rendeerden horecabedrijven alleen al op de van heinde en verre op de schaats arriverende plattelandsjongeren. Tijdens de onregelmatig optredende en niet altijd langdurige ijsperioden werd daar nachtenlang doorgefeest.

Zelf herinner ik me hoe ik als 8-jarige achter mijn moeder aan schaatste over het door de Duitsers geïnundeerde land naar een naburig dorp, waar een prachtige ijsbaan was aangelegd op een onder water gezette akker. Pas in de avond, in spertijd, reden wij in het donker terug.

Het ijs bood dus een uitzonderlijk mooie mogelijkheid voor communicatie. Bedenk dat tot in het begin van de 20e eeuw delen van bijvoorbeeld Friesland ’s winters vanwege de minder perfecte bemaling onder water stonden en dat dit in de eeuwen ervoor nog veel ernstiger was. Verhuizen wordt in Friesland niet voor niets ‘ferfarre’ (vervaren) genoemd. Bovendien waren de meeste landwegen in Nederland vóór de jaren 1880 onverhard. Voordat bijvoorbeeld Leeuwarden via een rijksstraatweg, dus een weg die bestraat was, verbonden werd met de buiten wereld, was deze stad in de winter niet voor goederenvervoer over land bereikbaar en geheel op beurtschepen aangewezen. De doorgaande onverharde wegen werden zo snel aan gort gereden dat de aanliggende grondeigenaren, verantwoordelijk voor het onderhoud, vaak de doorgang blokkeerden door grote palen in de weg te slaan, de zogenoemde hinderpalen.

IJsclubs

Bij het invallen van de winter trad dus grote stagnatie op omdat het ijs de scheepvaart over de vaarten en kanalen stremde, en de wegen vrijwel onbegaanbaar waren. De enige mogelijkheid van verkeer was op de schaats en per slee. De gemeenten onderhielden een netwerk van ijswegen voor de allernoodzakelijkste transporten. In de loop van de 19e eeuw werden steeds meer ijsclubs opgericht, die als meer formele instanties de verantwoordelijkheid voor het onderhoud en de bewegwijzering van de ijswegen voor hun rekening namen. In de statuten spreekt men ook vaak van de bestrijding van de werkloosheid door baanvegers in dienst te nemen. Ook ontfermden de verenigingen zich steeds vaker over de organisatie van de kortebaanwedstrijden (160 meter).

De ijsclub in Hoorn is vernoemd naar Lambert Melisz, die zijn moeder in 1573 per slede over de Zuiderzee naar Hoorn bracht vanuit het door de Spanjaarden geterroriseerde Westzaan.

Tot dan toe werden die meestal op touw gezet door de plaatselijke kasteleins die de uitgereikte geldprijzen dubbel en dwars terugverdienden dankzij de grote toestroom van dorstige toeschouwers. Ook hier speelt een sociaal element in een tijd dat er nog geen sociale voorzieningen waren. Het was namelijk iedereen toegestaan zich in te schrijven voor de kortebaanwedstrijden. Ook bejaarde mannen die geen enkele kans maakten op een prijs, waren van de partij omdat iedereen bij inschrijving een zak met bonen en een stuk spek kreeg. Zij deden dus ‘voor spek en bonen mee’. Het leedvermaak van de toeschouwers over het gestuntel van de oudjes en ook het ongepast wedstrijdschaatsen in onderkleding door vrouwen hebben de lokale gemoederen dikwijls verhit. De winnaars van deze ‘spekrijderijen’ kregen vaak flinke geldprijzen. Een enkeling kon hierdoor zelfs van arbeider keuterboer worden.

In 1882 kreeg een verdere institutionalisering zijn beslag toen een aantal ijsclubs van grote steden zich samenvoegde tot de Nederlandsche Schaatsenrijders Bond, in 1922 bekroond met het predicaat ‘Koninklijke’.

Winterschilders

Hoe belangrijk het schaatsen in het verre verleden al was, tonen ons de prachtige kunstwerken van beroemde winterschilders als Hendrick Avercamp en Aert van der Neer, officieel erkend als topartiesten uit onze gouden eeuw. Zij hebben onze schaatscultuur definitief vastgelegd als nationaal cultureel erfgoed. Gezien de barre winters gedurende de kleine ijstijd was het geen wonder dat er toen veel ijsvermaak is vereeuwigd. Zo heerste in 1607 strenge vorst van 19 december tot diep in maart, en in 1620 kon men op de schaats van Friesland via Vlieland en Texel naar Wieringen rijden, nota bene over ijs op zout water.

De strenge winters in de 19e eeuw leidden tot een herontdekking van het winterlandschap met kunstenaars als Barend Koekoek, Andreas Schelfhout, Jan-Jacob Spohler, Jan Toorop en Willem Bastiaan Tholen. In de Nederlandse klassieker Camera Obscura (1839) besteedt Nicolaas Beets in een kritische en humoristische sociografie van Nederland aandacht aan het schaatsvermaak op het Haarlemse Spaarne. En Anton Pieck heeft als geen ander het stereotiepe beeld van het oude Holland in de winter vormgegeven.

Tachtigjarige Oorlog

In de Tachtigjarige Oorlog was het ijs een niet te onderschatten medestander. De Geuzen voerden niet alleen te water maar ook op het ijs een vernietigende guerilla-oorlog. In laag Nederland stond in die tijd veel land blank door de nog niet zo perfecte afwatering. Tijdens het beleg van Haarlem vlogen schaatsers in de nachten geruisloos en snel over het ijs van de Haarlemmermeer om de stad van voedsel te voorzien en strategische berichten naar het opperbevel van de Prins van Oranje te brengen. Een goede schaatser kan praktisch geruisloos vooruit komen door met de hele schaats zijdelings af te zetten, in tegenstelling tot een krasser, die meer in een loophouding te veel met de punten van de schaats afzet. Dit was, althans voordat de klapschaats zijn intrede deed, een belangrijk criterium of je de juiste techniek bezat.

Toen Alva inzag dat de schaats het geheime wapen achter de successen van de Hollanders was, liet hij zevenduizend paar schaatsen maken voor zijn troepen. Maar zijn soldaten bleken de kunst van het schaatsen niet meester te zijn.

Een tastbare herinnering uit die tijd is het houten reliëf ter ere van Lambert Melisz, dat omstreeks 1600 werd aangebracht op de Westerpoort van Hoorn. Lambert bracht zijn moeder op 19 februari 1574 per slede in veiligheid naar Hoorn vanuit het door de Spanjaarden geterroriseerde Westzaan. In Westzaan zijn de ijsclub en het bejaardenhuis vernoemd naar Lambert Melisz. In 1573 wist Alkmaar als eerste grote stad de Spanjaarden te weerstaan, ‘In Alkmaar begint de victorie’, en daarna werd de Spaanse vloot op de Zuiderzee in de pan gehakt. De volgende winter namen de Spanjaarden wraak in Noord-Holland door een aantal dorpen te verwoesten en uit te moorden.

De Spaanse geschiedschrijvers konden nauwelijks de juiste woorden vinden om hun bewondering voor de schaatsende Hollanders uit te drukken. Zij gaan zo snel en vaardig, zowel de mannen als de vrouwen, dat er geen paard is dat hen kan bijhouden. Met dozen vol eieren op hun hoofd of met sleden, zwaar beladen met kaas en boter of vrouw en kind vliegen zij voort.

Ook later, in 1673, werden de Fransen, met wie wij toen in oorlog waren, herhaaldelijk door schaatsende militairen aangevallen. Zo werden onder leiding van Overste Jorman 500 Fransen die met 300 sleden op pad waren om Linschoten, Oudewater en Papekop te plunderen, overmand door Nederlandse militairen en vrijwilligers op de schaats.

In de strenge winter van 1939/40, die voorafging aan de Tweede Wereldoorlog, maakte de Nederlandse krijgsmacht nog gebruik van ijspatrouilles.

De Geuzen voerden op het ijs een vernietigende guerillastrijd tegen de Spanjaarden

Vrijplaats

Naast een nuttig transportmiddel betekende schaatsen vooral ook vermaak. De stijve Hollander ging los, werd een ander wezen, een schaatser. De ijspret is weleens als maatschappelijke uitlaatklep vergeleken met het carnaval in de roomse streken. De standen maatschappij verdween even, net als de verzuiling. Een voorbeeld hiervan is onze eerste Nederlandse ‘schaatsdichter’, Gerbrand Adriaenszoon Bredero, die het ijsvermaak prachtig ten tonele voerde met zijn blijspel Moortje uit 1615. Als zoon van een schoenmaker maakte hij in 1618 met de rijke en door hem stiekem beminde koopmansdochter Magdalena Stockmans diverse schaatstochten. Uiteindelijk verklaarde hij haar zijn liefde waarop zij ontroerd bekende dat zij al had toegestemd in een huwelijk met de rijke koopman Isaac van der Voort. Na de dooi was Magdalena weer onbereikbaar voor hem.

Verrassend is ook dat op een heel enkele uitzondering na ijsclubs niet waren georganiseerd op basis van geloof, zoals dat ten tijde van de verzuiling gebruikelijk was. Het ijs bleef de vrijplaats die het al eeuwen was. Kerken waren vaak opmerkelijk leeg op ijszondagen.

Hollands imago

Het stereotiepe beeld van Holland als waterland, schaatsland is in vorige generaties de hele wereld overgegaan dankzij Hans Brinker or the Silver Skates, geschreven door de Amerikaanse Marry Mapes Dodge en vertaald in het Chinees, Arabisch, Turks enzovoorts. Toen na onze bevrijding Amerikaanse soldaten maar bleven zeuren over de locatie van de dijk waar Hans met zijn vinger de doorbraak had weten te voorkomen, en later Amerikaanse toeristen eveneens over Hans begonnen, heeft men ten einde raad een Hans Brinker-monument op de Spaarndammerdijk opgericht dat op 8 juni 1950 is onthuld door prinses Margriet.

Het gezellig op rondrijders met je meisje zwieren op de ’s avonds verlichte grachten en ijsbanen, of met gedurfde sprongen en fi guren een nieuwe ijsliefde proberen te imponeren, is misschien een beetje aan het uitsterven. Maar tochten maken over natuurijs is nog steeds populair. Wat is er mooier dan 75 kilometers door de Alblasserwaard te rijden en langs de molens van Kinderdijk of door welke polder dan ook, en te klunen over een boerenerf en de sterke lucht van kuilgras op te snuiven. Is naar Gouda schaatsen om met een stenen pijp, een Gouwenaar, heel thuis te komen, geen traditie meer? De Elfstedentocht, de tocht der tochten, is nog steeds een schaatsspektakelstuk dat in heel Nederland tot de verbeelding spreekt.

FOTO: BERT KAUFMANN
Nederland kent een uitgebreid netwerk van waterwegen dat tot in de steden reikt, zoals hier in de Noorderhaven in Groningen. In de meestal korte en niet al te strenge vorstperioden barst de ijspret dan ook los.

Toekomstperspectief

Tijden veranderen. Het prachtige waterwegennetwerk is verbrokkeld door snelwegen en stadsuitbreidingen. Vervuiling en warmwaterlozingen leiden tot antivrieseff ecten. Verbeterde bemaling en doorgaande scheepvaart maken het ijs kapot. Complete weteringen zijn gedempt. Er zijn ook gunstige ontwikkelingen, zoals de aanleg van aquaducten voor de steeds belangrijker wordende pleziervaart, waar de schaatser ook van profi teert. Overheden tonen een grotere betrokkenheid bij sport en recreatie.

Maar staat de echte ijspret als bij uitstek Nederlands volksvermaak niet op de tocht? Voor velen is schaatsen een ernstige aangelegenheid geworden, namelijk sport. Voor anderen is er al zo veel pret in onze welvaartsstaat dat ze liever bij de warmte van de cv blijven. Geen spekrijders meer die in hun lange witte onderbroek begerig voor wat spek en bonen meedoen, maar trimmers die in hun veelkleurige sponsoroutfi t juist het teveel aan calorieën bestrijden.

Of is dit een te negatief toekomstbeeld van een oude man met vele ijskilometers in de benen? In de laatste winters na de eerste voorzichtig optimistische ijsberichten ontstonden complete verkeersinfarcten rondom de Tienhovense petgaten en de Loosdrechtse Plassen, door massa’s schaatsers die dankzij de mobiele telefoon en de auto snel op de hoogte en ter plaatse waren. Al vroeg in de morgen stonden auto’s uit zelfs Limburg en Brabant voor mijn uitrit. Kennelijk zijn ook de Generaliteitslanden besmet geraakt met onze schaatscultuur. Warempel, ook Eindhoven heeft een kunstijsbaan. De volgende dagen leidden politiemensen en verkeersregelaars, geholpen door enorme elektrische schermen, het verkeer naar de parkeerweilanden. Het lege land zoals Auke van der Woud in zijn prachtige boek Nederland van de 19e eeuw beschrijft , bestaat niet meer, het is vol.

Betekenen dat overvolle land en vooral de pessimistische klimatologische vooruitzichten het einde van het unieke Nederlandse schaatsen op natuurijs, het einde van onze schaatscultuur? Of breidt onze schaatskolonisatie zich verder uit van de Weissensee naar nog exotischer gebieden zoals onlangs naar de Gele Rivier in China?

 

BRONNEN

• Buttingha Wichers, J. van 1888. Schaatsenrijden. ’s-Gravenhage.
• Koolhaas, M. 2010. Schaatsenrijden, een cultuurgeschiedenis. Atlas-Contact
• Otten, H., Born, R. van den, Spek, T. van der 2010. Winters van toen en winters van nu. Kosmos Uitgevers, Utrecht.
• Speerstra, H. 1992. Helden van de armoe. Heruitgegeven als IJsliefde, 2008 bij 20 Leafdesdichten BV.
• Speerstra, H. 1998. De koude erfenis: verhalen van het ijs. Contact.
• Straaten, E. van 1977. Koud tot op het bot, de verbeelding van de winter in de zestiende en zeventiende eeuw in de Nederlanden. ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij. • Tan, S.C.A. 1967. Schaatsen. Van Dishoeck, Bussum.