Op zoek naar een goede aardrijkskundeles

1 november 2015
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2015
onderwijs
Kennis
FOTO: ANDREW WISEMAN/FLICRK

Hoe kun je pabostudenten in korte tijd de nodige kennis en vaardigheden bijbrengen om goede aardrijkskundelessen te geven op de basisschool? Een nieuwe, door lerarenopleiders ontwikkelde aanpak blijkt perspectief te bieden.

 

Niet alle studenten op de pabo hebben evenveel op met aardrijkskunde. Voor velen is het ook een tijdje geleden dat ze het vak hebben gehad. Sommigen volgden het tot aan het eind van havo of vwo, anderen tot in 3 vmbo. Dat geeft heterogene pabogroepen. Een uitdaging voor lerarenopleiders, zeker gezien de beperkt beschikbare tijd. Het is zoeken naar een compacte, motiverende en doeltreffende methode.

Om goede aardrijkskundelessen te kunnen geven, hebben basisschoolleerkrachten ten eerste vakinhoudelijke kennis nodig, ten tweede vakdidactische kennis en tot slot de motivatie of drive om bij leerlingen de verwondering op te wekken over verschijnselen en gebeurtenissen in de wereld. Fran Martin heeft in het Verenigd Koninkrijk veel geschreven over aardrijkskunde op basisscholen. Zij stelt de volgende vragen centraal. Wat moeten kinderen leren? Hoe kunnen ze dat het best leren? Waarom moeten ze dat leren en waarom op deze manier?

De kennis nodig om een vak goed te kunnen onderwijzen, heet ook wel Pedagogical Content Knowledge (PCK). Om de PCK van toekomstige leerkrachten te ontwikkelen, is samen met een aantal lerarenopleiders aardrijkskunde een lesmodule uitgewerkt. Kern daarvan is een stramien met kenmerken van een goede aardrijkskundeles, c.q. vijf geografische en twee didactische aandachtspunten (zie overzicht rechtsboven). Die zijn niet bedoeld als wet van Meden en Perzen, maar wel heel bruikbaar. In de aandachtspunten zijn namelijk de kernvragen van het vak aardrijkskunde verwerkt.

Voor de pabo-lesmodule hebben de opleiders twee belangrijke didactische aandachtspunten gekozen. Een motiverend begin is belangrijk, omdat dit de leerlingen uitdaagt mee te doen. De voorbeelden aan de start sluiten bij voorkeur aan bij hun alledaagse geografische kennis en ervaringen. Deze everydag geography, zoals Martin het noemt, zorgt dat leerlingen de verbinding leggen tussen het vak aardrijkskunde en hun eigen ervaringen. Bijvoorbeeld de route die ze volgen naar school, de plek waar ze naartoe gaan met vakantie en de herkomst van hun spijkerbroek. Tijdens de afsluiting van de lesmodule dient er aandacht te zijn voor metacognitie (wat leren we hiervan?) en transfer (zien we dit elders ook?).

In de module oefenen pabostudenten in vijf bijeenkomsten met het ontwerpen van een nieuwe aardrijkskundeles. In elke bijeenkomst staan andere kenmerken centraal. Voordoen, samen doen en zelf doen zijn de trefwoorden in de didactiek van de lerarenopleider. Tijdens de lessen benoemt hij/zij steeds expliciet de stappen. Aan het eind van een bijeenkomst blikken de studenten terug op het geleerde door het invullen van een learner report. 

Effectief

Om de bruikbaarheid te testen, hebben in twee pilotrondes steeds twee opleiders met de module gewerkt. Na iedere ronde volgden een evaluatie en bijstelling.

De module blijkt vooral uitvoerbaar als rekening wordt gehouden met de couleur locale van de opleiding en de eigen doceerstijl van de opleider. Dat wil zeggen dat studenten de reguliere toetsen moeten kunnen maken en dat ze moeten kunnen uitgaan van eigen voorbeelden. Een stap voor stap handleiding bij de module geeft de opleiders houvast bij de uitvoering.

FOTO: MARIAN BLANKMAN
Beschrijven wat je waar ziet, bij voorkeur met een kaart of atlas zoals deze studenten van de Hogeschool Rotterdam.

De effectiviteit van de module is getest op zeven lerarenopleidingen met 450 studenten. Er zijn diverse meetinstrumenten gebruikt. Zo beoordeelden de studenten voorafgaand aan de module en na afloop korte lesopzetten en ontwierpen zij een eigen les. Dit deden zij na twee maanden nog een keer. Zowel studenten die de nieuwe module volgden, als studenten die dat niet deden en gewone aardrijkskundelessen kregen, hebben de testen gedaan.

De uitkomsten laten zien dat de module effectief is in het ontwikkelen van de vakinhoudelijke (wat) en vakdidactische aspecten (hoe) van PCK op de korte termijn. Studenten die deelnamen aan de module, scoorden significant hoger op de testen die direct na afloop werden afgenomen, dan de controlegroep. Na twee maanden was het positieve effect van de module echter weggeëbd. Er werd geen positief effect gevonden op het derde aspect van PCK. Studenten die de nieuwe module gebruikten, waren niet beter dan de andere studenten in staat te verwoorden waarom leerlingen aardrijkskunde op een bepaalde manier zouden moeten leren.

Het blijkt dus mogelijk om met de beschreven aanpak de PCK van eerstejaars pabostudenten te ontwikkelen waar het gaat om de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis. Op langere termijn beklijft de kennis nog niet. Een module aan het begin van de opleiding is daarvoor te kort. De aanpak zou moeten worden geïntegreerd in de andere aardrijkskundemodules van de opleidingen. Dan neemt ook de kans toe dat studenten beter kunnen verwoorden waarom ze op een bepaalde manier aardrijkskundeles geven. 

Learner report

Na afloop van de lessen noteren de studenten steeds hun leerervaringen in een learner report. Ze rapporteren voor een groot deel over vakdidactische aspecten en dan vooral over aspecten die te maken hebben met het leerproces. Ze verbinden daarbij wel onderwijskundige principes met geografie. ‘Ik heb geleerd hoe […] je de kenmerken kunt/moet gebruiken in een les; je een goede aardrijkskundeles kunt geven aan de hand van ervaringen en het nieuws; je de atlas kunt gebruiken en filmpjes bij de les’.

Kenmerken van een goede aardrijkskundeles

Studenten rapporteren veel minder over aardrijkskundige kennis en vaardigheden. De makers van de lesmodule hadden graag gezien dat ze beide doen. Er bestaat wel verschil tussen studenten van verschillende lerarenopleidingen. Degenen die op hun aardrijkskundige kennis worden getoetst, rapporteren vaker over vakinhoudelijke aspecten dan degenen die getoetst worden door bijvoorbeeld een portfolio of het ontwerpen van lessen. 

Toekomst

Uit deze resultaten valt op te maken dat het mogelijk is de PCK voor het vak aardrijkskunde van pabostudenten verder te ontwikkelen. Dit kan door een aanpak waarin kenmerken van goed aard rijkskundeonderwijs diverse keren worden geoefend via een stramien van voordoen, samen doen en zelf doen, en waarbij de lerarenopleider expliciet benoemt wat hij doet en waarom hij dit doet.

We zien ook dat één korte module niet voldoende is om de kennis en vaardigheden te laten beklijven, laat staan dat studenten die kennis en vaardigheden ook bewust toepassen. Dat vergt meer tijd en oefening. Mede omdat studenten aan het begin van de opleiding nog sterk bezig zijn met ‘overleven in de praktijk’. Direct bruikbare lesideeën vinden gretig aft rek en studenten zijn nog niet goed in staat zich af te vragen waarom ze doen wat ze doen. Daarnaast blijken de opleidingen, de docenten en de studenten invloed te hebben op wat studenten meenemen uit de lessen. Het is belangrijk ons hiervan bewust te zijn.

Ten slotte zijn er de landelijke ontwikkelingen. De discussies rond de beperkte kennisbasis van pabostudenten hebben ertoe geleid dat de vakinhoud voor onder andere aardrijkskunde weer hoog op de agenda staat. Sinds dit studiejaar 2015/2016 moeten pabostudenten bij binnenkomst een kennisniveau voor onder andere aardrijkskunde hebben op 3 havoniveau. Komt hiermee een andere groep studenten de opleiding binnen? Studenten met een hoger kennisniveau, die makkelijker nieuwe kennis vastknopen aan al bestaande kennis en beter in staat zijn inhoudelijk interessante lessen te gaan ontwerpen? De tijd zal het leren. 

 

BRONNEN 

• Martin, F. 2006. Everyday geography. Primary Geographer, 61: 4-7. 
• Martin, F. 2006. Teaching Geography in Primary Education, learning to live in the world. Chris Kington Publishing, Cambridge.