Voedsel met het gezicht van de boer

1 maart 2016
Auteurs:
Henk Donkers
Geograaf, aardrijkskundeleraar, wetenschappelijk medewerker, docent geografie/planologie/milieu en wetenschapsjournalistiek, wetenschapsjournalist
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2016
economie
landbouw
voedsel
Nederland
Kennis
FOTO: LANDGOED HEIJERHOF
Een ‘Boergondisch’ feestmaal voor deelnemers en geïnteresseerden als wervingsactie op Landgoed Heijerhof in Leudal.

Door industrialisatie, globalisering en voedselschandalen is het vertrouwen van veel consumenten in het bestaande voedselsysteem afgenomen. Ze willen kortere ketens, direct contact met de producent en meer grip op de voedselproductie. Ze willen food with a farmer’s face.

 

In Amsterdam, Utrecht, Vorden, Winterswijk, Ede en Boxtel komt ‘de herenboer’ weer terug. Herenboeren waren in de 18e eeuw rijke boeren die knechten in dienst hadden om hun boerderij draaiende te houden. De term kreeg een nieuwe betekenis toen in 2013 een groep mensen in Boxtel het initiatief nam tot een moderne herenboerderij. Dat is een gemengd, kleinschalig landbouwbedrijf, dat eigendom is van een coöperatie van burgers. Voor een levensvatbare herenboerderij zijn ongeveer tweehonderd deelnemende huishoudens nodig. Samen bepalen zij wat de boer produceert en hoe. De boer is een professional en verzorgt in dienst van de coöperatie de dieren en gewassen. Meewerken op de boerderij mag, maar is niet verplicht. De boerderij moet tegen marktconforme prijzen gaan voorzien in 60 procent van de wekelijkse behoefte aan vlees, aardappels, eieren, groenten en fruit. De herenboeren willen smaakvol, gezond, veilig, duurzaam en betaalbaar voedsel voor iedereen bereikbaar maken.

Geert van der Veer is een van de kartrekkers, zoals de initiatiefnemers zichzelf noemen: ‘Als je gaat produceren wat de klant vraagt, en je gaat uit van de marge tussen wat de consument betaalt in de supermarkt en wat een boer betaald krijgt, moet je een rendabel boerenbedrijf kunnen opzetten. Daarvoor hebben we een nieuw businessmodel ontwikkeld. De boer is geen eigenaar maar werknemer. Hij leidt de boerderij, maar moet opereren binnen de kaders van de coöperatie. Hij krijgt geen absolute vrijheid, zodat hij niet kan vervallen in keuzes op basis van efficiëntie en kostprijs.’

Van der Veens idee sprak een aantal mensen aan. In 2013 startten ze met inspiratiesessies voor geïnteresseerden. Sinds dit jaar hebben de herenboeren nieuwe stijl een plek waar ze kunnen beginnen, op twee hectare grond in het Wilhelminapark in Boxtel, een oud cultuurlandschap met akkers, weilanden en gemengd bos. Volgens de kartrekkers is het een inspirerende plek waarmee de leden van de coöperatie zich gevoelsmatig kunnen verbinden als de plek waar hun eten vandaan komt.

De Keten van producent naar consument in Nederland
De voedselketen van Nederlandse boer via supermarkt tot bord. Het aantal niet-agrarische partijen in de totale voedselketen is toegenomen en tegelijk is de macht geconcentreerd.

In 2014 ontstonden er ook bij Amsterdam, Utrecht, Vorden, Winterswijk en Ede initiatieven voor herenboerderijen en werd de overkoepelende Stichting Herenboeren Nederland opgericht. Die gaat ervaringen uitwisselen en nieuwe initiatieven ondersteunen. De ambitie is om verspreid over Nederland enkele honderden herenboerderijen te realiseren.

De herenboeren willen korte ketens; de afstand tussen boer en consument moet zo klein mogelijk zijn, zowel qua afstand als qua tussenschakels. Boer en consument moeten elkaar kennen en (letterlijk en figuurlijk) recht in de ogen kunnen kijken. Place making, place attachment, voedselbeleving en gemeenschapsvorming zijn de sleutelbegrippen.

Gemeenschapslandbouw

De herenboeren zijn een voorbeeld van community-supported agriculture, ofwel gemeenschapslandbouw. Deze kent drie principes. De economische basis ligt in de jaarlijkse betalingen van de gemeenschap (community) van deelnemende burgers. Deze dekken de productiekosten en de boer ontvangt een inkomen dat niet afhankelijk is van productieomvang of marktprijzen. De gemeenschap en de boer gaan een verbintenis aan met wederzijdse verantwoordelijkheden. De boer krijgt een behoorlijk inkomen, loonzekerheid en acceptabele arbeidsvoorwaarden; de deelnemers krijgen gezond, vers en betrouwbaar voedsel. Ten tweede beperken de boeren het gebruik van kunstmest, antibiotica en bestrijdingsmiddelen, en leveren alleen aan klanten in de buurt, om het aantal food miles laag te houden. Ten slotte is er een persoonlijke band tussen producent en consument. Ze kennen en vertrouwen elkaar. In de simpelste vorm halen consumenten elke week een kratje groenten op de boerderij, in de meest vergaande vorm zijn ze mede-eigenaar.

Tei-kei-beweging

De wortels van de gemeenschapslandbouw liggen in de jaren '60 in Japan. Voedselbewuste vrouwen maakten zich zorgen over de kwaliteit van hun eten en gingen samenwerkingsverbanden aan met lokale boeren. Dit was de start van de tei-kei-beweging. De letterlijke vertaling daarvan is ‘samenwerking’, maar de diepere betekenis is food with a farmer’s face.

Boer en consument kennen elkaar en kunnen elkaar recht in de ogen kijken

Het begin van de gemeenschapslandbouw in Europa werd in 1978 gelegd in Les jardins de Cocagne in de buurt van Genève, Zwitserland. Halverwege de jaren '80 kregen de Europese voor-beelden navolging in de Verenigde Staten waar de gemeenschapslandbouw een grote vlucht nam. In 2007 werkten er volgens een telling van het Amerikaanse ministerie van landbouw meer dan 12.500 bedrijven volgens de principes van community-supported agriculture. Het fenomeen waaide over naar Nederland onder de noemer ‘pergolalandbouw’. Een pergola is een houten constructie in een tuin waarlangs planten kunnen groeien. Het begrip symboliseert de relatie tussen consument en boer: de consumenten zijn het geraamte waarlangs de boerderij kan groeien en waarop het bedrijf steunt.

Onderhuids afbraakproces

De Kraanvogel in Esbeek ten zuiden van Tilburg is een van de ongeveer 25 pergolaboerderijen in Nederland. Het is een biologisch-dynamisch gemengd bedrijf waar ook zorgactiviteiten plaatsvinden. Sinds de jaren '90 is De Kraanvogel een pergolaboerderij. Volgens eigenaar Maarten van Liere kunnen boeren door de lage prijzen niet zorgvuldig met hun land en vee omgaan. ‘Al 50 jaar lang staan de prijzen zo onder druk dat boeren het hoofd nauwelijks boven water kunnen houden. Ze haken massaal af en moeten steeds grootschaliger gaan werken. Daardoor krijg je een vorm van landbouw die mensen eigenlijk niet willen. Er vindt een onderhuids afb raakproces plaats. Think global, eat local is mijn slogan. Het is bizar hoeveel voedsel er over de hele wereld versleept wordt. Daar had ik geen vrede meer mee. Ik wilde mijn producten dichter bij huis afzetten.’ Hij heeft nu 180 afnemers/deelnemers in de regio Bergeijk-Eindhoven-Tilburg. Zij bepalen elk jaar op een pergolavergadering samen de prijzen van boerderijpakketten. Die kunnen ze wekelijks ophalen op de boerderij of op een van de elf afhaalpunten bij deelnemers thuis. Zo’n twintig deelnemers werken mee op het bedrijf, bijvoorbeeld bij het klaarmaken van de boerderijpakketten. Twee helpen er bij de boekhouding en de belasting aangifte.

Met lang niet alle deelnemers heeft Van Liere direct contact ‘Sommigen willen gewoon een goed pakket gezonde biologische groenten. Ze gaan wel allemaal een verbinding aan met een specifiek bedrijf en dragen bij aan een verzorgd platteland. Zij voelen zich betrokken bij ons bedrijf, vinden het prettig te weten waar hun eten vandaan komt en willen betalen wat het kost om het te produceren. Wij zijn een alternatief voor de anonimiteit in het gangbare voedselsysteem. Op kleine schaal onttrekken we ons op een kleine plek, met een kleine groep mensen een klein stukje aan het voedselsysteem.’

Voedselsysteem

Wat zijn dan de kenmerken en ontwikkelingen in dat voedselsysteem en hoe verhoudt gemeenschapslandbouw zich daartoe? De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onderscheidt in zijn rapport Naar een voedselbeleid (2014) vier kernontwikkelingen. De eerste is industrialisering van de primaire productie in landbouw en visserij door schaalvergroting, specialisatie, intensivering, mechanisering en rationalisering. De tweede trend is globalisering/mondialisering. Voedselketens van boer tot bord overspannen meerdere landen en vaak continenten, en vaak zijn er zo veel partijen bij betrokken dat de ketens ondoorzichtig geworden zijn, waardoor er voedselschandalen zoals met paardenvlees konden plaatsvinden. Een derde trend is de toename van het aantal niet-agrarische spelers in de totale voedselketen en de concentratie van macht in onderdelen van de voedselketen zoals bij de veredeling en leverantie van zaden en in de detailhandel. Tot slot zijn de eetpatronen veranderd. We zijn ander voedsel gaan eten (minder granen en aardappels, meer suiker, vlees en zuivel), in andere vormen (meer bewerkt en verpakt voedsel, samengesteld voedsel en kant-en-klaarmaaltijden) en op andere plekken (meer buitenshuis).

FOTO: BOERDERIJ DE KRAANVOGEL
Ook bij het planten en oogsten worden klanten en kinderen betrokken. Gemeenschappelijke arbeid bespaart op de kosten en schept een band.

Volgens de WRR stellen deze trends de wereldvoedselvoorziening voor uitdagingen op het gebied van ecologische houdbaarheid (beslag op grond, water en energie, fosfaatproductie, uitstoot van broeikasgassen, afname van biodiversiteit), volksgezondheid (ondervoeding, overgewicht, resistente bacteriën, toxische bestrijdingsmiddelen) en robuustheid (kwetsbaarheid voor ‘natuurrampen’ en klimaatverandering, uitbraken van dierziektes en dergelijke).
 
De gemeenschapslandbouw is naast bijvoorbeeld de biologische landbouw een van de tegenbewegingen die zich (deels) aan die trends proberen te onttrekken of zich daartegen afzetten. De gemeenschapslandbouw verkort voedselketens door een aantal intermediaire partijen links te laten liggen, en de afstand te verkleinen tussen boer en consument, zowel geografisch als mentaal. De voedselproducent wordt uit de anonimiteit gehaald en krijgt weer een gezicht. De consument kan de herkomst van zijn voedsel traceren, met eigen ogen zien hoe (diervriendelijk) het geproduceerd wordt en is bereid een eerlijke prijs te betalen die boeren niet dwingt tot een race to the bottom.

Transitie

Qua volume stellen de tegenbewegingen nog niet veel voor; het zijn niches. Wel spelen ze een belangrijke rol in de publieke discussies over de toekomstige voedselvoorziening. Zo ontbrandden in Noord-Brabant rond 2010 conflicten en discussies over agrarische praktijken en de (gezondheids)belangen van burgers, bijvoorbeeld over de Q-koorts, de resistentie van bacteriën door grootschalig gebruik van antibiotica in de veeteelt, en de uitstoot van fijnstof. Burgerinitiatieven zoals die tegen de komst van megastallen waren het gevolg. De provincie belegde daarop een conferentie over de toekomst van de landbouw in Noord-Brabant. Daar werd de ambitie uitgesproken om in de agrarische sector een transitie te bewerkstelligen van industriële landbouw naar community farming. Dat is nog geen gemeenschapslandbouw zoals hiervoor besproken, maar lijkt er wel op. In Noord-Brabant zijn de Herenboeren Wilhelminapark in Boxtel en pergolaboeren als Van Liere in Esbeek wellicht de kiemen voor de gewenste transitie en systeemverandering. 

 

BRONNEN

• Groh, T. & S. McFadden 1997. Farms of tomorrow revisited. Community supported farms-farm supported communities. Kimberton, PA: Chelsea Green.
• Paes, M. 2014. Gezond boeren in de community. Den Bosch: Provinciale Raad voor de Gezondheid Noord-Brabant.
• Planbureau voor de Leefomgeving 2013. De macht van het menu. Opgaven en kansen voor duurzaam en gezond voedsel. Den Haag.
• Van Vijfeijken, B. 2015. Food with a farmer’s face. A search for community-supported agriculture. Masterthesis Human Geography. Radboud Universiteit Nijmegen.
• Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid 2014. Naar een voedselbeleid. Den Haag.