Het land waar de periferie niet perifeer is

1 oktober 2016
Auteurs:
Jan M.G. Kleinpenning
Emeritus hoogleraar Sociale Geografie van Ontwikkelingslanden, Radboud Universiteit Nijmegen
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2016
Spanje
Kennis
Spanje
FOTO: LUTMANS
De massale bouw van hotels en appartementencomplexen, zoals hier in Fuengirola aan de Costa del Sol, leidde tot een enorme toestroom van buitenlandse toeristen en pensionados.

De afgelopen halve eeuw werd Spanje steeds meer mediterraan en minder het land van de hoogvlakte.

 

Onlangs raakte ik in een restaurant aan de Spaanse Costa del Sol in gesprek met een wat oudere ober. Hij vertelde me dat hij al bijna veertig jaar aan de mediterrane kust werkte, maar geboren was in een klein dorp in de provincie Cuenca, hartje binnenland. In die jaren had hij het oostelijk en zuidelijk kustgebied totaal zien veranderen en de bevolking zien toenemen. Veel plattelandsgebieden in het binnenland hadden een groot deel van hun bevolking verloren, ook Cuenca. Voor zover de mensen er niet naar de provinciale hoofdsteden waren getrokken, hadden ze de kust opgezocht. Ontwikkelingen die mij als geograaf bekend in de oren klonken. Toch vroeg ik me af hoe het precies zat met de recente veranderingen in het bevolkingspatroon en besloot de demografische data van het Spaanse bureau voor de statistiek (INE) te raadplegen.

Bevolkingsspreiding in 1950

De volkstelling van 1950 wijst uit dat 15,6 procent van de Spaanse bevolking dat jaar woonachtig was in de noordelijke, Atlantische, kustprovincies, en 36,3 procent in de provincies aan de mediterrane oost- en zuidkust, inclusief de Balearen en de Canarische eilanden. Bijna de helft van de Spanjaarden (48,1 procent) woonde in het binnenland. Deze drie macroregio’s vormden respectievelijk 8,4 procent, 22,4 procent en 69,2 procent van het nationale grondgebied. De geografische periferie van Spanje was in die tijd dus beslist geen demografische periferie: de gemiddelde bevolkingsdichtheid was er hoger dan die in het binnenland, het geografische centrum. Dat gold ook voor het begin van de 20e eeuw. In 1897-1950 was het beeld dus vrij stabiel.

De Atlantische kustzoom dankte de relatief hoge bevolkingsdichtheid onder meer aan intensieve akkerbouw en (rund)veeteelt, een omvangrijke, nationaal verzorgende visserij, zeevaart en havenfuncties, mijnbouwactiviteiten, belangrijke concentraties van industriële bedrijvigheid rond Bilbao, Oviedo en Gijón, en een al vroeg ontwikkeld binnenlands toerisme, vooral van Spanjaarden die het hete of koude binnenland ontvluchtten om te genieten van het milde klimaat in plaatsen als Santander en Sebastián en vele kleinere stadjes.

In 2015 telde Spanje 4,7 miljoen buitenlandse inwoners, tegen 165 duizend veertig jaar ervoor.

De mediterrane kustgebieden omvatten indertijd Spanjes belangrijkste industriegebied Catalonië met vooral de regio rond Barcelona, kleinere industriecentra als Valencia, gebieden met een omvangrijke intensieve, bevloeide landbouw zoals in de provincies Tarragona, Valencia en Murcia, en andere regio’s met gevarieerde boom- en struikcultures. Daarnaast waren er kustvisserij, zeevaart en een bescheiden binnenlands toerisme. Ook de toeristen die indertijd de Balearen en de Canarische eilanden bezochten, waren voornamelijk Spanjaarden van het vasteland.

In het Spaanse binnenland lag het accent op droge landbouw en veehouderij (schapen- en geitenteelt). Bevloeide landbouw was er relatief weinig. Madrid was als hoofdstad en nationale metropool het centrum van omvangrijke en gevarieerde tertiaire activiteiten en had vanwege haar bevolking een vrij omvangrijke verzorgende industrie, maar was geen uitgesproken industriestad. Dat gold voor vrijwel alle andere steden in het binnenland, al was hier wel de meeste industriële bedrijvigheid te vinden.

Veranderingen sinds 1970

Vanaf de jaren '70 heeft Spanje ingrijpende veranderingen ondergaan. De Franco-dictatuur maakte plaats voor een constitutionele monarchie en democratische verhoudingen, het land trad toe tot de Europese Unie, kon de handel daardoor sterk uitbreiden en ontving miljarden aan ontwikkelingssteun. Naarmate de economische groei meer op gang kwam, trok Spanje tal van buitenlandse investeerders aan en ontwikkelde zich in hoog tempo tot een modern, welvarend Europees land. Ook stroomden er Europese toeristen toe, een ontwikkeling die bewust werd gestimuleerd door de massale bouw van hotels en appartementen, ook om de traditionele vakantiebestemmingen (de Balearen en de Canarische eilanden) te ontlasten. De toeristenstroom richtte zich vrijwel geheel op de mediterrane kust, trok grote aantallen werkzoekende migranten aan en remde het vertrek van de plaatselijke bevolking af. Ook vestigden zich vele pensionados.

pensionados
FOTO: RAUL A.
Het Spaanse binnenland ontvolkt, vooral door de trek van het platteland naar kleine en vooral grote steden. De oudjes blijven, zoals hier in Pedro Bernardo (968 inwoners in 2012) in de proincie Ávila, ten westen van Madrid.

In 2015 was de bevolking aan de mediterrane kust 59,2 procent gegroeid ten opzichte van 1970, die van de Atlantische kust met slechts 8,8 procent en die van het binnenland met 25,8 procent. In Spanje als geheel nam de bevolking toe van 33,9 naar 46,3 miljoen (36,5 procent). In 2015 woonde niet minder dan 46,7 procent van de nationale bevolking aan de mediterrane kust en op de eilanden, en nog maar 40,5 procent in het Spaanse binnenland (in 1950 was dat nog 48,1 procent). De Atlantische kust zag haar aandeel dalen van 16 naar 12,8 procent.

De verdeling over de drie macroregio’s is dan ook duidelijk veranderd: het mediterrane kustgebied telt nu absoluut meer inwoners dan het uitgestrekte binnenland. De aanwas aan de mediterrane kust en op de eilanden is overigens niet volledig op het conto van het toerisme en daaraan gelieerde activiteiten te schrijven. Ook andere sectoren speelden een rol, zoals grootschalige, intensieve, exportgerichte tuinbouw in de provincies Murcia, Almeria en Málaga, en de verdere industrialisatie.

Ook buitenlanders droegen bij aan de groei. Op 1 januari 2015 had Spanje een buitenlandse bevolking van 4,7 miljoen personen (exclusief Ceuta y Melilla). Niet minder dan 2,8 miljoen (60,2 procent) van hen woonden aan de mediterrane kust en op de eilanden. In het Atlantische noorden en het binnenland ging het om respectievelijk 5,5 en 34,3 procent. De buitenlandse bevolking omvat deels pensionados en daarnaast grote aantallen arbeidsmigranten uit Oost-Europa en de minder ontwikkelde buiten-Europese gebieden. Hun aantal is sinds eind jaren '90 explosief toegenomen. In 1975 woonden er in Spanje nog slechts 165 duizend buitenlanders met een verblijfsvergunning.

bevolkingsgroei Spanje
Bevolkingsgroei per provincie (1970-2015)

Zestien provincies in het binnenland verloren in de periode 1970-2015 bevolking of vertoonden een minimale groei (<2 procent). Figuur hierboven laat zien dat ze als een onregelmatige krans rondom Madrid liggen, maar de ontvolking is niet simpelweg toe te schrijven aan de zuigkracht van Madrid. Terwijl het platteland ontvolkte, groeiden de meeste stadjes en vooral de grotere provinciale hoofdsteden, vele zelfs explosief. Ze boden in een tijd van groeiende economie de beste voorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe secundaire en tertiaire activiteiten en dus ook voor de vestiging van werkzoekenden. Ruim 40% van de bevolking in het binnenland woonde in 2014 in de provinciale hoofdsteden. Madrid oefende in de hele periode 1970-2015 een grote aantrekkingskracht uit en groeide van 3,76 naar 6,38 miljoen inwoners.

Logisch gevolg van de ontvolking van het platteland was dat veel landbouwbedrijven verdwenen. Ze waren te klein en niet meer lucratief. Tussen 1962 en 2009 verdwenen volgens de landbouwtellingen in heel Spanje ruim 2 miljoen boerenbedrijven; de helft daarvan in het binnenland. Ook elders verruilden velen het agrarisch bestaan voor niet-agrarisch werk – aan de mediterrane kust groeide de werkgelegenheid sterk – of gingen met pensioen.

Mediterraan

Dat Spanje de afgelopen decennia een modern, welvarend en meer verstedelijkt land is geworden, weet iedereen. Veel minder bekend is dat de mediterrane kust en de eilanden qua bevolking nu belangrijker zijn dan het uitgestrekte binnenland, dat ze ook in economische zin achter zich hebben gelaten. De ober uit Cuenca had gelijk: Spanje is de afgelopen decennia meer een mediterraan land geworden, minder een land van de hoogvlakte. In Spanje is de geografische periferie, nog sterker dan voorheen, beslist geen demografisch of sociaaleconomisch perifeer gebied.