Hoe warmer, hoe meer ‘seksuele extravagantie’

21 maart 2017
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Opinie
rokjesdag
FOTO: FACEMEPLS/FLICKR

Met koud weer trekken we handschoenen aan, met regen steken we een paraplu op, en als de zon schijnt bezoeken we park en strand. In het verlengde daarvan: het ligt zo voor de hand om ook meer complexe menselijke verschijnselen en activiteiten te verklaren door te kijken naar weer, klimaat, reliëf, grondsoorten. Geografen hebben dat tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw veel gedaan. Daarna is echter deze vorm van causaal denken bij hen in diskrediet geraakt.

Buiten de geografische wetenschappen, in de samenleving, vindt men geodeterministische uitingen echter nog volop, eigenlijk altijd in de vorm van anekdotes. Zie een uitspraak van Frank Westerman: een voetbalwedstrijd tussen Emmen en Nieuw-Amsterdam toont de verschillen in cultuur en mentaliteit tussen zand en veen. De eerste generatie universitaire geografen van het geodeterministische stempel (zeg maar Friedrich Ratzel c.s.) onderbouwde hun causale verklaringen eveneens met een anekdotische bewijsvoering.

Daarom heb ik altijd een zwak gehad voor de Amerikaanse geograaf Ellsworth Huntington (1876-1947). Natuurlijk, zijn ideeën over ongelijke culturele beschavingsniveaus verraden een koloniale tijdgeest. Maar hij probeerde in elk geval zijn hypothesen over verbanden tussen enerzijds patronen van sociaal-economische en culturele verschijnselen en anderzijds klimaatkenmerken cijfermatig te onderbouwen. In Mainsprings of Civilization (1945) legt hij bijvoorbeeld een verband tussen de schommelende hoeveelheid elektriciteit in de atmosfeer en beursfluctuaties in Amerika. Huntington meende dat veel elektriciteit de mensen optimistisch maakt, waardoor de Dow-Jones stijgt. Al weer minder kwantitatief is zijn bevinding dat ‘seksuele extravagantie’ (niet nader gedefinieerd) en prostitutie het meest voorkomen in de heetste klimaten en dat het ethische gehalte van godsdiensten toeneemt met de geografische breedte.

Huntington koos niet voor een gemakzuchtige anekdotische bewijsvoering. In dat opzicht was hij zijn medegeografen vooruit. Mainsprings of Civilization viel trouwens commercieel bezien in een vruchtbare aarde. In 1959, twaalf jaar na de dood van Huntington, verscheen er nog een herdruk.

 

Deze column is eerder gepubliceerd op GEO Perspectief.

Over de auteur
Ben de Pater

Ben de Pater is verbonden aan het Departement Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht. Van 1992 tot 1999 was hij hoofdredacteur van het tijdschrift Geografie en Geografie-Educatief. Sinds 2002 verzorgt hij in het tijdschrift Geografie de boekenrubriek.