Oman investeert in nationaal human capital

1 februari 2014
Auteurs:
Veronika Deffner
culturele geografie, Rheinisch-Westfaelische Technische Hochschule Aachen
Carmella Pfaffenbach
culturele geografie, Rheinisch-Westfaelische Technische Hochschule Aachen
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2014
Oman
Kennis
Omani
FOTO: ANDREA MORONI/FLICKR

Arbeidsmigratie vormt nu bedreiging

Binnen vier decennia zijn de Golfstaten veranderd in uitgesproken immigratielanden. De behoefte aan arbeidskrachten was aanzienlijk groter dan het eigen arbeidspotentieel. De Omaanse overheid zit echter in haar maag met de huidige oververtegenwoordiging van expatriates en vervangt hen schaamteloos door Omani – als die tenminste willen werken.

 

De arbeidsmigratie van en naar de Golfstaten is de afgelopen veertig jaar ingrijpend veranderd. In de vroege fase van Omans immigratiegeschiedenis, vanaf de jaren ’70, werden vooral Egyptische werknemers gerekruteerd. De Omaanse overheid was echter bevreesd voor politieke invloed van deze Arabische migranten, die ze als subversief en stakingsbereid beschouwde, én voor ‘Egyptisering’ van de Omaanse taal en cultuur. Daarom werden zij gaandeweg vervangen door Aziatische arbeidskrachten, die gelden als minder politiek bewust, beter controleerbaar en gemakkelijker te ontslaan, en die bovendien goedkoper zijn. Verreweg de meeste buitenlandse werknemers (expatriates in de statistieken) komen nu uit Azi. en dan vooral India, Bangladesh, Sri Lanka en de Filipijnen. De laatste tijd neemt de immigratie uit India af, met name van laaggeschoolden, en groeit het aantal Nepali.

Rond 1970 woonden er zo’n vijftigduizend mensen in de hoofdstedelijke regio Muscat, die snel groeide. In 1980 waren het er 226 duizend, onder wie ruim 108 duizend buitenlanders. In 2010 telde Groot-Muscat zo’n 775 duizend inwoners, van wie 47 procent expatriates. In het hele sultanaat wonen ruim 816 duizend niet-Omani, dat is 29 procent van de totale bevolking.

De arbeidsmarkt in de Golfstaten is sterk gesegmenteerd. Aan de top staat een relatief kleine groep westerse deskundigen met een hoog inkomen en veel privileges. Dan komen de Omaanse arbeidskrachten, gevolgd door de immigranten uit de Arabische wereld en onderaan de ladder staan de immigranten uit Azië. Zij zijn vooral werkzaam in laaggeschoolde beroepen, bijvoorbeeld in de bouwsector en de nijverheid, in huishoudelijk werk en in de landbouw.

expats
Aan de bestemmingen van Oman Air is af te lezen waar een belangrijk deel van de expats vandaan komt

Migratie

Vanwege de grote vraag naar arbeidskrachten, van zeer hoog gekwalificeerd tot niet of slechts marginaal opgeleid, werd en wordt er volop gerekruteerd. De salarissen, kwaliteit van leven en carrièremogelijkheden in Oman zijn vaak beter dan in het land van herkomst Voor de immigranten uit Zuid-Azië speelt ook de nabijheid een rol. Zelfs armere families kunnen het zich permitteren een gezinslid naar Oman te sturen om verzekerd te zijn van regelmatige geldovermakingen van overzee. De niet-Omani zijn bijna allemaal transnationale migranten: hoe verschillend ook, ze hebben allen een tijdelijke verblijfstitel, vertonen veelal een circulair migratiepatroon en willen uiteindelijk weer terug naar hun land van herkomst.

Terwijl hoger gekwalificeerde immigranten meestal met hun gezin zijn gekomen, geldt dat niet voor de laagstbetaalden; hun familie is achtergebleven in het thuisland.

De migranten zijn steeds belangrijker geworden voor de Omaanse economie. In 1985 was ongeveer 52 procent van de arbeidskrachten buitenlander; in 1995 was dat 64 procent. In 2009 constateerde Omans Supreme Council for Planning (SPO) dat in de private sector 85 procent van de arbeidskrachten buitenlander was, en slechts 15 procent Omani. In de overheidssector gold min of meer het omgekeerde: daar was 89 procent van de banen in handen van Omani. Dat laatste is het gevolg van het overheidsbeleid dat voort durend banen creëert voor haar staatsburgers.

Meer dan de helft van de 874 duizend expatriates in de private sector heeft de Indiase nationaliteit, wat wijst op de zeer langdurige handelsbetrekkingen tussen India en Oman. De Bangladeshi nemen de tweede plaats in met zo’n 18 procent, de Pakistani komen op 14 procent, de Filipino’s op 2 procenten de Sri Lankanen en Egyptenaren ieder op 1 procent. Arbeidsmigranten uit het Westen worden in de Omaanse statistieken niet apart vermeld en vallen in de categorie ‘andere nationaliteiten’ (8 procent).

Van de expatriates in de publieke sector vormen de Egyptenaren de grootse groep (37 procent).

Woon- en werksituatie

Net als in de andere Golfstaten bestaan er in Oman grote verschillen tussen de rechten van staatsburgers en buitenlanders. Het kafala-systeem speelt daarin een bepalende rol. Dit wortelt in de principes van gastvrijheid binnen de traditionele cultuur van de regio, die voorschrijven hoe gasten ontvangen en behandeld worden. Het kafala-systeem regelt de opname van buitenlandse ‘bezoekers’ in de nationale samenleving, waarbij de ‘gastheer’ (lees: de werkgever) borg staat en de verantwoording op zich neemt voor het gedrag van zijn bezoekers (werknemers), die in feite niet als mondig worden gezien. De gastheer (sponsor) draagt zowel de juridische als economische verantwoordelijkheid voor zijn buitenlandse werknemer(s). Hij meldt het arbeidscontract bij het Ministry of Social Affairs and Labor, vraagt een visum voor een tijdelijke verblijfstitel aan bij het Immigration Department en is ook verantwoordelijk voor de recruteringskosten en medische verzorging van de expatriate(s).

woonplek Oman
FOTO’S: VERONIKA DEFFNER
Inkomen dicteert woonplek

Hoewel een groot deel van de bevolking in de hoofdstad migrant is, lijkt er nauwelijks sprake van segregatie op basis van nationaliteit, religie, taal, cultuur of ethniciteit. Sociale problemen zijn er zeker, maar slums zul je niet aantreffen. De stad bestaat uit kleine buurten met een heterogene bevolking, zonder individuele of groepsuitsluiting. Het huizenbestand van iedere wijk is wel zeer homogeen qua koop-of huurprijs en zo komen huishoudens in dezelfde inkomensgroepen bij elkaar te wonen. De dociaaleconomische positie van de huishoudens dicteert de woonplek: zijn de woningen betaalbaar, is het werk goed te bereiken vanuit huis, zijn er scholen en andere voorzieningen aanwezig?

Evenals de andere Golfstaten kent Oman geen vrije arbeidsmarkt. De werving van arbeidskrachten is zeer streng gereguleerd en dat maakt buitenlandse werknemers uitermate afhankelijk van hun baas, c.q. sponsor. Er zijn twee soorten: de virtual of institutional sponsor in de overheidssector, en de personal sponsor in de private sector. Voor het relatief grote aantal, slecht betaalde, hulpen in de huishouding c.q. kindermeisjes is de contractuele relatie met de personal sponsor zeer ongunstig. Zij moeten hun paspoort en visum afgeven aan hun werkgever. Daarmee is het niet alleen zeer moeilijk (zo niet onmogelijk) hun baan op te zeggen; ook de weg naar een andere werkgever of (tussentijdse) terugkeer naar huis is praktisch afgesneden. De wettelijke bescherming van buitenlandse werknemers is minimaal en uitermate ondoorzichtig, mede door taal- en schrift problemen, het ontbreken van rechtsgeldige documenten en financiële middelen voor rechtsbijstand.

De arbeidsovereenkomsten van buitenlandse migranten reguleren niet alleen het inkomen, maar ook hun persoonlijke leven. Zo is daarin opgenomen hoe lang de migranten in Oman mogen blijven, of hun gezin zich bij hen mag voegen, waar de migranten mogen wonen en zelfs in hoeverre zij zich door het land mogen verplaatsen.

Omanisatie

De werving van buitenlandse arbeidskrachten, aanvankelijk beschouwd als dé oplossing voor het nijpende tekort aan personeel, heeft uiteindelijk een nieuw (politiek) probleem gecreëerd. Niet alleen vanwege de verdringing op de arbeidsmarkt – de werkloosheid onder Omaanse staatsburgers neemt handoverhand toe – de overheid maakt zich ook grote zorgen over Omans afh ankelijkheid van buitenlandse arbeid en expertise (en buitenlands kapitaal). Om de nationale economie te versterken voert ze sinds 1988 een ‘Omanisatie’-beleid. In 1995 verklaarde Sultan Qaboos bin Sa’id publiekelijk dat de ontwikkeling van het land niet alleen in strikte economische zin opgevat moest worden, maar dat het ook ging om economische zelfstandigheid en onafhankelijkheid van buitenlandse arbeidskrachten, door de opbouw van nationaal human capital.

De formidabele uitbouw van nationale én internationale scholen en opleidingen, inclusief universiteiten en colleges, de invoering van quota voor alle beroepssectoren en de diversificatie van de economie hebben echter niet geleid tot een substantiële aanwas van autochtone arbeidskrachten – zeker niet in de private sector.

Nu de industrialisatie in Oman van de grond komt en buitenlandse ondernemingen bereid zijn flink te investeren, stijgt de bijdrage van de private sector aan de nationale economie fors en de beroepsbevolking groeit navenant. Het percentage economisch actieve Omani daalt echter gestaag. In het voorjaar van 2011 brak een golf van protesten uit tegen de werkloosheid van Omani en de ongunstige arbeidsomstandigheden. De overheid reageerde met de instelling van minimumlonen en een 45-urige werkweek, in de verwachting dat werken in de private sector nu ook voor staatsburgers aantrekkelijk zou worden. Door het Omaniseringsbeleid hebben die in de concurrentie met buitenlandse arbeidskrachten een geprivilegieerde positie verworven en krijgen ze zelfs de banen van expatriates in de schoot geworpen. Zo werden voorjaar 2011 de overwegend Aziatische caissières in de supermarkten per decreet vervangen door Omani. Daarmee is de Omaniseringspolitiek ook een instrument geworden om staatsburgers te integreren in de arbeidsmarkt van de private sector. Een sector die tot voor kort algemeen beschouwd werd als het werkdomein van buitenlanders.