Boeken Geografie januari 2021

20 december 2020
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie januari 2021
recensie
Opinie

Pas verschenen

  • Jensen, O.B. e.a. (red). Handbook of Urban Mobilities. Routledge, 430 p., 190 pond (hardcover), 36 pond (eBook).

In de jaren 1950-1970 was de moderne stad een autostad. Ook in binnensteden was de auto de baas. Sindsdien is er veel veranderd: de wandelaar verdreef de auto, het terras de parkeerplaats, de verblijfsfunctie de doorstroomfunctie. Het Handbook of Urban Mobilities belicht in 41 bijdragen allerlei aspecten van mobiliteit en de relaties tussen het inmobiele (fixed) en het mobiele (fluid). De inhoudsopgave en de eerste twee hoofdstukken staan op de website van uitgever Routledge. Als gebonden boek veel te duur, maar als e-boek net betaalbaar.

  • Raad voor de leefomgeving en Infrastructuur. Stop bodemdaling in veenweidegebieden. Het Groene Hart als voorbeeld. 93 p., Rli.nl.

e hoeft het geografen niet te vertellen: laagveengebieden dalen door ontwatering. Er komt zuurstof in de bodem, waardoor veenoxidatie optreedt en de bodem daalt. Boeren willen graag droge grond, dus dat leidt tot pressie om het grondwaterpeil verder te verlagen. Zo beland je in een vicieuze cirkel. De Rli waarschuwt ervoor in duidelijke taal: 90 procent van de bodemdaling is het gevolg ‘van vermijdbaar menselijk handelen, met name het peilbeheer’ (de overige 10 procent is een gevolg van autonome natuurlijke processen). ‘Doorgaan met ontwatering en bodemdaling is geen begaanbaar pad.’ Een gedetailleerde kaart van de bodemdaling in heel Nederland is te vinden op bodemdalingskaart.nl

Racisme in een wingewest

  • Kom, A. de. Wij slaven van Suriname. Atlas Contact, 213 p., € 20 (hardcover), € 10 (e-book).

Afgelopen zomer werd de canon van de Nederlandse geschiedenis herzien. Een van de nieuwe vensters was bestemd voor Anton de Kom (1898-1945). Bovendien stond de zomer in het teken van Black Lives Matter. Kortom: er is alle reden voor een heruitgave van Wij slaven van Suriname. Het boek kwam al in 1934 uit, maar anders dan bijvoorbeeld de Max Havelaar bleef het destijds tamelijk onopgemerkt. Ten onrechte, want De Kom schreef niet alleen een scherpe analyse, maar was ook een bijzonder moedig man. Hij was ‘vrijheidsstrijder, verzetsheld, vakbondsman, activist, schrijver en banneling’ zoals op het voetstuk van zijn standbeeld in Amsterdam staat. Veel schrijvers componeerden prachtige boeken maar hadden een groezelig privéleven. Dat gold zeker niet voor De Kom. De drie inleidingen plaatsen het boek binnen de literaire tradities en de huidige debatten. Wat het boek zelf uniek maakt, is dat De Kom zowel de geschiedenis van Suriname weergeeft als op de gevoelens van de betrokkenen ingaat. Hij toont dat niet alleen kleur een rol speelt maar ook klasse. Zo ziet hij in de zwartgeblakerde stoker op het stoomschip waarop de slaven in erbarmelijke toestand worden vervoerd een bond- en lotgenoot. Veel zinnen zullen bij de hedendaagse witte lezer een ongemakkelijk gevoel oproepen. ‘Daar de negerslaven immers geen mensen waren, golden voor hen noch de sacramenten der kerk, noch de burgerlijke wetten. Het was voor een petata (blanke) eenvoudig niet aan te nemen dat er tussen twee zwarten zoiets als een huwelijksband bestaan zou en ook de vrouwen van slaven moesten zich herhaaldelijk van hun echtelijk leger naar de woning van hunner meesters begeven.’ En: ‘De slaven en slavinnen op deze houtplantages werden vroeg onbruikbaar en de bedrijfsleider hield rekening met hun snelle slijtage. Als olie in het knarsende raderwerk diende hierbij de slechte alcohol, die de meester zo nu en dan verstrekte opdat zijn slaven in een korte roes hun ellende zouden vergeten.’ 
De Kom laat overtuigend zien dat de Hollanders Suriname vooral als een wingewest beschouwden. Regenten die het land echt wilden ontwikkelen, werden tegengewerkt. Mooi zijn ook de passages die tonen dat de ‘onbeschaafde bosnegers’ hogere morele principes huldigden dan de Hollanders. De laatsten waren slechts uit op materieel gewin en keken niet op een leven meer of minder.
Ton van Rietbergen

Keuningkaart 2020

  • Berendse, M., & Brood, P. Historische streekatlas. De ware schaal van Nederland. Wbooks, 225 p., € 34,95 (hardcover).

In september 2019 verscheen van Martin Berendse en Paul Brood, beiden ooit verbonden aan het Nationaal Archief, Historische Atlas NL. Hoe Nederland zichzelf bijeen heeft geraapt. Aan de hand van kaarten en documenten vertellen zij daarin chronologisch het ontstaan en de ontwikkeling van Nederland tot nationale staat.
In de opvolger, Historische streekatlas, presenteren zij de ‘Keuningkaart 2020’: Nederland als mozaïek van tachtig historisch-geografische regio’s. De kaarttitel verwijst naar een kaartje dat geograaf H.J. Keuning in 1946 ontwierp van de streken in het toenmalige Nederland. Hij onderscheidde er meer dan honderd, dus enige schaalvergroting is er wel. Zo laten de auteurs Gaasterland opgaan in de Friese Wouden en het Kamper(ei)land in Salland. Dat zal ter plekke wel emoties oproepen. Splitsing komt ook voor: zo is het Zuid-Limburg van Keuning nu verdeeld in het Land van Valkenburg en het Land van Rode. Wie daarover in discussie wil met de auteurs, kan dat doen: ze verzorgen op verzoek presentaties als de ‘Kaartmannetjes’, en gaan dan graag in gesprek. Steden blijven buiten beschouwing. Rotterdammers bijvoorbeeld zijn inwoners van Schieland, Eindhovenaren zijn Kempenaren, Alkmaarders Kennemerlanders. Op ‘de ware schaal van Nederland’ (de ondertitel) doen steden even niet mee. Maar ook in het verstedelijkte hedendaagse Nederland blijven historische regio’s belangrijke identificatiekaders voor hun bewoners, ondanks (of misschien wel dankzij) alle globalisering. ‘Nederland is als een vos,’ zeggen de auteurs, ‘die verliest in de loop der tijd van alles, maar niet zijn streken’. Berendse en Brood hebben in de Historische streekatlas afscheid genomen van het chronologisch perspectief en kiezen een geografische invalshoek. Landsdeel voor landsdeel behandelen zij de streken; de (voormalige) eilanden (van Ameland tot Walcheren) krijgen samen een afzonderlijk hoofdstuk. Dat gebeurt aan de hand van prachtig kaartmateriaal en andere historische illustraties die de schrijvers vooral in het Nationaal Archief en in de Regionale Historische Centra vonden. Meer dan de teksten (een paar honderd woorden per streek) draagt het beeldmateriaal deze uitgave. Het maakt de atlas tot een feest voor het oog.

Signalementen

Stroomopwaarts de Marowijne op

  • Kroonenberg, S. De man van de berg. Friedrich Voltz (1828-1855), jonggestorven natuuronderzoeker in Suriname. Walburg Pers, 320 p., € 25 (pb).

'Albina: Surinames eigen voorpoort naar de hel’, schreef Trouw in 1995. Journalist Peter van Deutekom trof er een door de burgeroorlog zwaar getroffen plaatsje aan, gelegen aan de Marowijne, grensrivier tussen Suriname en Frans-Guyana. Een veel vrolijker indruk van Albina had Friedrich Voltz 140 jaar eerder gekregen. De Duitse natuuronderzoeker bezocht er zijn landgenoot August Kappler, die in 1846 het dorpje had gesticht en er arme volksverhuizers uit Württemberg naartoe had gehaald. Voltz zag de risico’s op mislukking van de kolonie, maar prees toch vooral wat al bereikt was. De grond was er vruchtbaar en het klimaat gezond – volgens Voltz dankzij de noordoostpassaat die over zee kwam aanwaaien en dus geen ziektekiemen van land meebracht. De grote  afstand tot Paramaribo – ver weg van het door slaverij verdorven, lusteloze oude Suriname – maakte het mogelijk aan de Marowijne een nieuwe, energieke samenleving op te bouwen. ‘De linkeroever van de Beneden- Marowijne is de enige geschikte plek voor een uitgebreide Europese kolonisatie’, aldus Voltz. Een kolonie zonder slavernij, want dat is ‘funest voor een staat’. Met eigen ogen had hij in Brits-Guyana kunnen aanschouwen hoe de afschaffing van slavernij daar had geleid tot handel en bedrijvigheid, heel anders dan in Suriname.
Voltz was een van de leden van de ‘Duitse Commissie’ die op verzoek van de Nederlandse overheid onderzocht of Suriname geschikt was als vestigingsplaats voor Duitse (en ruimer: Europese) kolonisten. De commissieleden maakten reizen diep landinwaarts, in tentboten en korjalen. Menige stroomversnelling en rotspartij moest worden overwonnen, met hulp van inheemse bewoners. Voltz voelde zich gelukkig in de wildernis, ondanks de hitte en insecten. Hij was een getalenteerd en volleerd vakman. Veel planten en stenen stuurde hij voor nader onderzoek op naar Nederland. In zijn brieven aan de Nederlandse geoloog Staring en aan Duitse vrienden vermeldde hij ook etnografische bijzonderheden. Hij stierf aan de gele koorts in 1855 in Paramaribo, nog geen 28 jaar oud. Voltz was spoedig vergeten, ondanks zijn reisverslagen in Nederlandse en Duitse tijdschriften. Dankzij de Leidse hoogleraar geologie Karl Martin leeft hij nog een beetje voort. Op de geologische kaart van Suriname, gepubliceerd in het Tijdschrift van het KNAG in 1888, noemde Martin een markante granietberg die met zijn 240 meter uitsteekt boven het omringende oerwoud, de Voltzberg. De naam is ingeburgerd geraakt. De man van de berg, zo heeft een hedendaagse collega van Martin, Salomon Kroonenberg (emeritus-hoogleraar geologie aan de TU Delft), zijn boek over Voltz genoemd. Uit archieven dook Kroonenberg onbekende brieven en andere teksten op waarmee hij Voltz’ leven en werk schetst. Zo goed als dat gaat, want heel veel is verdwenen. Zo is er geen enkel portret van Voltz bekend. Kroonenberg is een productieve schrijver, die na zijn emeritaat een handvol publieksboeken publiceerde over onderwerpen in zijn vakgebied. In 2019 verscheen nog zijn boek over de Kaspische Zee, Kantelpunt. Hoe de grootste binnenzee op aarde zijn biodiversiteit verloor.
Zijn nieuwe boek bestaat vooral uit in soepel, hedendaags Nederlands vertaalde brieven van Voltz die bijvoorbeeld verschenen in Die Natur. Ook verslagen van medereizigers zijn opgenomen, die Kroonenberg steeds voorziet van verbindende beschouwingen. Voltz kon goed schrijven, Kroonenberg kan goed vertalen en duiden. Daardoor is het een meeslepend boek geworden. Je leeft mee met de reizigers in de soms overweldigende natuur, maar ook met ruzies en misverstanden. Je begrijpt de vrije bosnegers die weigeren de expeditie verder te helpen, omdat ze bang zijn dat de expeditie de voorbode is van een gewapende macht.
Een officieel eindrapport van de commissie is er nooit gekomen; alleen koning Wilhelm I van Württemberg ontving een in schoonschrift geschreven rapport. Wilhelm concludeerde na lezing dat een volksverhuizing van zijn onderdanen naar Suriname voorlopig nog niet aan de orde was. Zo stierf de Duitse Commissie een stille dood. Goed dat Kroonenberg uit alle hoeken en gaten materiaal heeft opgedoken om in elk geval het leven en werk van Voltz te reconstrueren.