Geograaf bij Natuurmonumenten

16 juni 2023
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2023 - lustrumeditie
150 jaar KNAG
Kennis
FOTO: FRANS BERKELAAR/FLICKR
Het Geuldal in Zuid-Limburg is een van de vier gebieden beschreven in Michiels Purmers Het landschap bewaard. Natuur en erfgoed bij Natuurmonumenten.

Het landschap is een brug tussen verleden en toekomst

Michiel Purmer staat dagelijks met zijn voeten in de klei of tussen de archiefkasten. Als Erfgoedspecialist voor Natuurmonumenten draagt hij zorg voor ons landschappelijk verleden. Nog elke dag ziet hij zijn geografiebasis terug in het werk. ‘De klassieke ruimtelijke bril is écht belangrijk.’

 

‘Ik wilde eigenlijk archeoloog worden, dat was echt mijn droom.’ We praten met Michiel Purmer in de foyer van het kantoor van Natuurmonumenten in Amersfoort. Hij vervolgt: ‘Eind jaren 80 was er in de archeologie geen droog brood te verdienen. Daarom zocht ik naar een studie die historische elementen bevatte en perspectief bood op een goede baan. Zo ben ik terechtgekomen bij sociale geografie aan de Universiteit Utrecht.’

Wat voor student was je?
‘Tijdens de studie heb ik met veel interesse allerlei vakken gevolgd en twee specialisaties gedaan. Eerst economische geografie, want dat bood de beste vooruitzichten op de arbeidsmarkt. In de tussentijd bleef mijn passie voor geschiedenis echter aanwezig. Daarom ben ik na mijn scriptie voor economische geografie begonnen aan de afstudeerrichting historische geografie. Tussen deze twee specialisaties deed ik planologie als groot bijvak. Een mooie schakel, want planologische processen zijn in elk geografisch werkveld relevant.’

Had je ook actieve medestudenten bij historische geografie?
‘Absoluut niet. Ik was de enige van mijn jaar die de specialisatie volgde. Historische geografie was nog wel prominent aanwezig in de propedeuse. Iedereen kreeg toen een groot college historische geografie van Hans Harten, die niet veel later werd opgevolgd door Hans Renes. In het eerste jaar ging iedereen een keer met Harten op excursie. Tijdens de masterfase was historische geografie populair als groot bijvak, omdat je weer veel op excursie ging naar historische landschappen door heel Nederland. Alleen de afstudeerrichting was niet populair. Toen ik startte, was er zelfs al enkele jaren niemand afgestudeerd in historische geografie. Dat kwam ook omdat Harten, ondanks zijn grote passie voor en kennis van zijn vak, niet bepaald mensen wierf voor de afstudeerrichting. Voordat je kon beginnen, moest je bij hem op gesprek komen. Dan raadde hij je af voor historische geografie te kiezen, want wat viel daarin nou te verdienen? Maar mijn passie voor geschiedenis was groter dan de praktische bezwaren. Daarom maakte Hans Harten een speciaal afstudeertraject voor mij en begeleidde ook mijn scriptie, samen met zijn opvolger. Onder Hans Renes zou de historische geografie weer veel aan populariteit winnen, en gingen meer studenten in die specialisatie afstuderen.

Een hoogtepunt was het bijvak historische cartografie; daar zat ik vooral tussen cartografen. De hoogleraar, Günter Schilder, had toegang tot alle kaartencollecties door het hele land. We mochten die dan met hem bezoeken om de hele dag prachtige kaarten te bekijken.’

Vond je direct werk als historisch geograaf?
‘Nee, daar ging nog tijd overheen. Ik werkte eerst bij Stogo, dat net afgestudeerde geografen werkervaring biedt (zie ook p. 69). Daar deed ik vooral economisch-geografische klussen voor overheden. Totdat ik bij de provincie Limburg onderzoek mocht doen naar het monumentenbeleid van Gelderland. Limburg had namelijk een onafhankelijke onderzoeksafdeling die ook opdrachten aannam van buurtprovincies.

Toen ik hoorde dat Natuurmonumenten een erfgoedspecialist zocht, solliciteerde ik direct. Historisch-geografisch werk was tenslotte heel zeldzaam. Waarom ík die baan kreeg? Waarschijnlijk vooral omdat ik hobbymatig veel bezig was met historische geografie en al veel mensen in het wereldje kende. Zo was ik actief binnen de Historisch Geografische Vereniging Utrecht. Die was in 1981 opgericht als vakdispuut bij de Universiteit Utrecht en al snel verzelfstandigd. De HGVU was en is een belangrijk netwerk binnen Nederland voor historisch geografen. De vacature ging in mijn herinnering rond via Renes.

Mijn officiële functie heet tegenwoordig Erfgoedspecialist bij de afdeling Natuur & Landschap. Mijn specialisme is de landschappelijke, archeologische en groene cultuurhistorie: al het erfgoed dat groeit. Daarnaast zit ik in een aantal commissies en besturen die daarop aansluiten.

In 2018 ben ik gepromoveerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik wilde me verdiepen in de historische geografie, gebruik makend van mijn praktische werkervaring bij Natuurmonumenten. Doordat Renes een leerstoel kreeg aan de VU, kon ik bij hem promoveren. Ik onderzocht hoe Natuurmonumenten sinds de oprichting omgaat met landschappelijk erfgoed. Ik kreeg van de organisatie een halve werkdag per week de tijd om eraan te werken. Voorwaarde was wel dat het eindproduct niet enkel interessant zou zijn voor academici. En dat mondde in 2018 uit in de publicatie Het landschap bewaard. Het bevat veel beeld en biedt iedereen die daarin geïnteresseerd is, een venster op het erfgoed van Natuurmonumenten, of je nou erfgoedspecialist bent of natuurliefhebber.’

Het landschap leren bestuderen is voor mijn werk essentieel

Ben je meer een man van de praktijk of van de wetenschap?
‘De wisselwerking vind ik belangrijk. Een reden om te gaan promoveren, was mijn wens ervaringen uit het veld te delen met universiteiten. Tegelijkertijd wilde ik de kennis en energie van universiteiten gebruiken om Natuurmonumenten te bestuderen. We beheren 112 duizend hectare grond, bijna 3% van heel Nederland. Dat is een enorme ‘speeltuin’ voor historisch geografen. Daarom begeleid ik ook zo graag studenten die bij ons stage lopen en zich willen vastbijten in een specifiek stukje van die rijke collectie groen erfgoed.

Ik hou vooral van mijn werk omdat ik én wetenschappelijk bezig ben én met mijn voeten in de klei sta. Het hoofdkantoor van Natuurmonumenten zit in Amersfoort, maar het hele land is ons werkterrein. Wanneer ik moet adviseren over het beheer van erfgoed, doe ik dat ter plekke. We voeren elke zes jaar een kwaliteitstoets uit over onze natuurgebieden. Wanneer er veel erfgoed in een gebied ligt, ga ik ook op pad met de boswachter.

Ik geef geen advies als ik die plek zelf niet ben wezen bekijken. Natuurlijk kun je veel vinden in literatuur, archieven en via internet. Die informatie kan helpen bij het nemen van een beslissing. Maar het blijft belangrijk een plek met je eigen ogen te zien. Bovendien praat ik veel met lokale partijen. Ook die gesprekken voer je het best in het veld.’

Hoe werkt je studie door in je huidige werk?
‘De invloed van mijn studie was én is zondermeer groot. In mijn huidige werk gebruik ik nog altijd theorieën en vaardigheden die ik geleerd heb. Het cliché is waar: de ruimtelijke bril is écht belangrijk. Het landschap leren bestuderen is voor mijn werk essentieel. Onderschat niet hoeveel je als geograaf leert van bewust kijken naar de wereld om je heen! Ik ben dan wel afgestudeerd in een niche-richting, tijdens de bachelor leerde ik over alle aspecten van de sociale geografie: van Oost-Europa tot ontwikkelingslanden en GIS. Op die brede basis van kennis bouw je voort met elke specialisatie.

Bij Natuurmonumenten zie ik mooi het verschil tussen mijn ruimtelijke bril en die van collega’s. Ik werk samen met twee andere historisch geografen en veel ecologen. Een ecoloog die het landschap bestudeert, bekijkt de samenhang van soorten en de omstandigheden waarin die soorten voortkomen. Als historisch geograaf kijk je op een iets ander schaalniveau naar de omgeving. Hoe is het perceel door de eeuwen heen gebruikt? Welke historische lagen zijn nog zichtbaar in het huidige landschap?

Zo ontstaan interessante kruisbestuivingen tussen vakgebieden. Een voorbeeld: als we nu bepalen waar we bijzondere graslanden kunnen ontwikkelen, moeten we dat niet doen op oude akkerbouwlocaties. Ik kan aan de hand van historische informatie beoordelen of het überhaupt een goed idee is om op een specifiek perceel soortenrijke graslanden te verwachten. In het historisch-ruimtelijke aspect onderscheid ik me echt van collega’s hier.’

    FOTO: INGE PFEIFFER
    Michiel Purmer

    Waarom vind jij de historische geografie belangrijk?
    ‘Ik denk dat die een verbinding legt tussen geschiedenis en het landschap. In de nabije toekomst gaat er veel veranderen in het Nederlandse landschap door klimaatverandering en -adaptatie. Daarbij moeten we het verleden meenemen: zowel de lessen die we daaruit kunnen trekken, als de fysieke elementen. Het begrip erfgoed omvat de term ‘erven’ en ‘goed’: iets wat je wilt doorgeven in de toekomst. Dan is er nog het praktische belang van historische geografie: landschappelijke sporen vertellen ons hoe we vroeger omgingen met vraagstukken die nu ook spelen. Het landschap kan zo een brug slaan tussen verleden en toekomst.

    De historische geografie heeft het binnen de Nederlandse geografie-opleidingen moeilijk. Maar buiten de universiteiten ontwikkelt het vakgebied zich wel actief. In heel Europa houden organisaties zoals Natuurmonumenten zich ermee bezig. Deze organisaties staan in verbinding met universiteiten, maar wisselen zelf ook kennis uit in netwerken en congressen. Vanuit overheden is steeds meer vraag naar historisch-geografische kennis. Wanneer je over de muren van het klassieke vakgebied heen kijkt, zie ik een mooie toekomst voor de historische geografie.’

     

    MEER LEZEN

    • Purmer, M. (2018). Het landschap bewaard. Natuur en erfgoed bij Natuurmonumenten. Verloren, 472 p.