Opgroeien in een aandachtswijk: valkuil of springplank voor de toekomst?

11 juni 2020
Auteurs:
Kirsten Visser
universitair docent stadsgeografie, Universiteit Utrecht
Utrecht
Kennis
FOTO: SANDER KOLSTERS
Overvecht, Utrecht

De naoorlogse wijk Overvecht in Utrecht staat te boek als ‘aandachtswijk’. Jongeren in deze wijk groeien op in een omgeving waar ze gemakkelijk te maken kunnen krijgen met armoede, stigmatisering en negatieve socialisatie,  zaken die hun sociale mobiliteit en plannen voor de toekomst kunnen bedreigen. Maar hoe denken de Overvechtse jongeren eigenlijk zelf over hun toekomst?

 

Beleid rondom aandachtswijken gaat er vaak vanuit dat opgroeien in zo’n wijk een negatief effect op jongeren heeft. Bijvoorbeeld door gebrek aan hulpbronnen of door stigmatisering, waardoor jongeren een lage eigenwaarde zouden hebben. Het creëren van een sociale mix in de wijk wordt in veel gemeenten gezien als oplossing. Zo’n mix kan leiden tot meer ‘overbruggende relaties’ die het netwerk diverser maken.

Aandachtswijken

In 2007 selecteerde minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie 40 wijken die extra ondersteuning van het Rijk krijgen. Het voornaamste doel was hier het verbeteren van de leefbaarheid, want in deze wijken bleef de kwaliteit van de leefomgeving door een cumulatie van problemen flink achter bij die van andere wijken in de stad. 

Uit onderzoek blijkt nu dat dit negatieve beeld niet altijd het geval is – tenminste vanuit het perspectief van jonge wijkbewoners zelf. Zij gaven aan dat ze weinig stigmatisering ervaren op het gebied van school en werk. Ook met hun sociale netwerken zijn ze tevreden. Deze bieden bijvoorbeeld een sociaal vangnet en vaak ook hulp bij het vinden van een baan. De Overvechtse jeugd is over het algemeen positief over de wijk, in tegenstelling tot beleidsmakers en andere buitenstaanders. Hoewel de jongeren niet gelijk stigmatisering ervaren, balen ze wel van het negatieve imago van hun wijk. Een goed beleid gericht op een wijk als Overvecht begint dan ook bij het serieus nemen van de ervaringen van bewoners. De bevindingen van dit onderzoek laten zien we kritisch moeten kijken naar onderliggende aannames van buurteffectonderzoek en -beleid. Is die sociale mix  in de wijk dan wel nodig? En wiens perspectief moeten we centraal zetten in buurtonderzoek en -beleid?

Positieve toekomst

Overvecht heeft voor veel buitenstaanders een slechte reputatie. Uit interviews met jongens (16-23 jaar) in Overvecht blijkt dat zij zich bewust zijn van zowel de positieve als negatieve aspecten van hun wijk. Ze kennen de problemen in hun wijk, het stigma waar de wijk mee te maken heeft en het gevaar van negatieve socialisatie. Echter, veel jongeren vinden dat de problemen door buitenstaanders worden overdreven en zagen de laatste jaren ook juist verbeteringen in de wijk. Stigma’s van de wijk blijken dus statisch: ze veranderen niet terwijl de wijk dit wel doet.

FOTO: SANDER KOLSTERS
Overvecht, Utrecht

En juist die stigmatisering kan een valkzuil zijn voor de toekomst. Maar op school of door werkgevers ervaren de jongens dit gelukkig niet: de reputatie van hun wijk vormt volgens hen geen bedreiging voor hun toekomst, die ze positief tegemoet zien. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat veel van hun (bij)banen binnen de wijk zijn en via het eigen netwerken aangereikt worden.

Sociale netwerken en sociaal kapitaal

Sociale mobiliteit en toekomstplannen van jongeren kunnen ook beïnvloed worden door sociale netwerken waarin ze zich begeven. Voor de jongens in Overvecht blijken hun vrienden uit de wijk en familieleden de voornaamste hulpbronnen en rolmodellen. Zij vormen het belangrijkste sociaal kapitaal en bieden vaak de informatie en ondersteuning om school af te ronden en een baan te vinden. Vooral voor jongens met een islamitische achtergrond spelen familieleden, met name ooms en neven, een grote ondersteunende rol.

Deze relaties bieden vaak wel de informatie en steun om ‘bij te blijven’ maar niet altijd de informatie en kansen die nodig zijn voor sociale stijging. Het sociale netwerk bevindt zich grotendeels in de wijk en is weinig divers, wat er mogelijk toe leidt dat men de opties voor hun toekomst niet altijd goed voor ogen heeft. Het ontbreekt aan ‘overbruggende relaties’ – relaties met mensen van buiten het eigen netwerk die verschillen in termen van bijvoorbeeld opleidings- of inkomensniveau – die inspiratie, informatie of mogelijkheden kunnen bieden om te stijgen op de maatschappelijke ladder. Dit zorgt ervoor dat toekomstplannen vaak min of meer gekopieerd worden van vrienden en familie. We zouden deze toekomstplannen kunnen omschrijven als niet bijzonder ambitieus. Echter, doordat de jongeren zich meestal in weinig diverse netwerken bewegen en vaak tevreden zijn met de standaard waarmee ze zijn opgegroeid, zien zij dit niet als problematisch en zien zij hun toekomst over het algemeen positief tegemoet.

FOTO: SANDER KOLSTERS
Overvecht, Utrecht

Ondanks dat de meerderheid van de jongens de sociale netwerken in de wijk als een positieve invloed ervaart, geven sommige jongens ook aan dat ze zijn beïnvloed door negatieve rolmodellen. Verkeerde vrienden kunnen, vooral op jongere leeftijd, iemand makkelijk beïnvloeden en op het verkeerde pad brengen. Positieve gevolgen hiervan zijn echter ook dat veel jongens er van geleerd hebben: om voor zichzelf op te komen en te weten wie of wat ‘goed’ en ‘fout’ is. Voor hen heeft het juist de ogen geopend en gemotiveerd om te werken voor een betere toekomst.

Valkuil of springplank?

Jongens uit Overvecht hebben over het algemeen een positief beeld hebben van hun toekomst. Zij weten wat ze later willen en hoe zij dit gaan bereiken. Ook zijn ze zich goed bewust van zowel de obstakels als de hulpbronnen in de wijk: het is mogelijk om in de criminaliteit te belanden, maar er zijn ook genoeg jongens en familieleden die kunnen helpen dit te vermijden en een normale toekomst op te bouwen.

Vormt de wijk hierbij een valkuil of een springplank? Geen van beide. Maar helder is dat de sociale context, eigen perspectief en ervaring van bewoners van aandachtswijken serieuzer mogen worden meegenomen in buurtbeleid. Het sociale netwerk van de jongens is inderdaad vaak homogeen waardoor de functie van springplank kan ontbreken. Maar aan de andere kant zorgt de controle en ondersteuning die dit netwerk biedt ook voor kansen en een sociaal vangnet, waardoor men moeilijk in een valkuil terecht zal komen.

 

Dit artikel is gebaseerd op de masterscriptie ‘Buurteffecten en het toekomstperspectief van jonge mannen in de Utrechtse wijk Overvecht - De invloed van stigmatisering, socialisatie en sociaal kapitaal op het toekomstperspectief van jongeren’, geschreven door Sander Kolsters voor de masteropleiding Human Geography aan de Universiteit Utrecht. Deze scriptie is online beschikbaar in het scriptiearchief van de Universiteit Utrecht.