Sekswerkers en het waterbedeffect

1 november 2014
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2014
Kennis
FOTO: HENK-KAN VAN DER KLIS/FLICKR

De gemeente Utrecht sluit de prostitutieboten op het Zandpad vanwege mensenhandel. Amsterdam koopt ramen op om de panden op de Wallen andere bestemmingen te geven. De tippelzone aan de Keileweg in Rotterdam ging dicht vanwege onrust en overlast. Welk effect hebben bestuurlijke ingrepen in de geografie van sekswerkers?

 

Het beroep van sekswerker mag dan sinds veertien jaar gelegaliseerd zijn, er heerst nog steeds een taboe op in de samenleving. Bij sekswerk denken we meestal aan de Wallen in Amsterdam en andere red light districts. Deze locaties worden uitsluitend gebruikt voor de beroepsuitoefening van sekswerkers. Minder in beeld zijn tippelzones, stripclubs, massagesalons, bordelen en sekscafés en ‘tijdelijke’ locaties waar sekswerkers actief zijn, zoals hotelkamers, auto’s en huizen van klanten en sekswerkers zelf.

Elke vorm van sekswerk heeft zijn eigen geografie, maar globaal kun je onderscheid maken tussen degenen die vooral op zichtbare locaties werken zoals raam- en bordeelprostituees en in mindere mate tippelprostituees, en degenen die minder zichtbaar opereren in andere adult entertainment locaties. Het meest onzichtbaar zijn escorts, die vaak bij klanten thuiskomen, of werken in auto’s, hotels, of in uitzonderlijke gevallen klanten vergezellen op reizen of bij andere gelegenheden. De escort zal door de mobiele werkplek veel minder snel in het straatbeeld herkend worden dan bijvoorbeeld raam- en tippelprostituees. Deze laatste twee groepen zijn het meest zichtbaar en onderdeel van het publieke discours omtrent prostitutie – wellicht omdat ze op zichtbare locaties opereren en in de publieke opinie als het meest kwetsbaar worden beschouwd. Associaties met uitbuiting en mensenhandel zijn snel gemaakt. Het beleid is dan ook vooral gericht op deze vormen van prostitutie.

Strijdigheid

Hoewel prostitutie wettelijk toegestaan is, blijft de publieke en bestuurlijke opinie dat sekswerk in strijd is met de goede zeden en niet thuishoort in het alledaagse leven in steden en dorpen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) adviseert, mede omdat prostitutie niet per definitie verboden kan worden, kleine gemeenten een bepaald gebied voor prostitutie aan te wijzen in hun algemene plaatselijke verordening (APV), en grote steden daarvoor enkele gebieden of straten te reserveren.

Het overgrote deel van de bevolking wil geen prostitutie in de eigen buurt (Not In My BackYard). Om kinderen te beschermen en overlast te voorkomen, maar bijvoorbeeld ook uit angst voor lagere huizenprijzen. Bordelen, tippel- en raamprostitutie en andere vormen van adult entertainment lijken niet in het straatbeeld te passen.

De geografie van de sekswerkers is echter voor een groot deel onzichtbaar. De APV bepaalt in hoeverre seksbedrijven zichtbaar mogen opereren. Rode ramen zie je dus lang niet overal, net zo min als neonverlichting van naakte vrouwen of andere symbolen en teksten om klanten te werven. De seksbranche presenteert zich via advertenties in kranten, maar vooral op het internet. In 2011 nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche aan. De Eerste Kamer stuurde het voorstel terug met een aantal wijzigingen, waaronder het advies de registratieplicht van prostituees te schrappen. Aanleiding van het wetsvoorstel waren misstanden zoals menshandel en het tewerkstellen van minderjarigen.

Het wetsvoorstel voorziet onder andere in een protocol voor verlenen, verlengen en intrekken van vergunningen door gemeenten. Naast een ‘maximaal aantal’-beleid kunnen gemeenten ook een nulbeleid voeren ter bescherming van de openbare orde, de woon- en leefomgeving en de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten. Er wordt een duidelijke link gelegd met mensenhandel en uitbuiting. Gemeenten krijgen dus meer zeggenschap over het toestaan maar ook weigeren van seksbedrijven (via een maximum- of nulbeleid). Bovendien worden gemeenten geacht een actievere rol te spelen in toezicht op seksbedrijven en handhaving.

FOTO: TREY RATCLIFF
Zichtbaar en redelijk controleerbaar: de Wallen in Amsterdam.

Illegaliteit

De legalisatie van prostitutie in 2000 was bedoeld om de wind uit de zeilen te nemen van de niet-legale branche, maar die is daarmee geenszins verdwenen. Volgens de gemeente Rotterdam is deze minstens even groot als de legale. Het betreft vooral mobielere vormen van prostitutie, zoals in hotels, bars en huizen, die minder zichtbaar zijn. Dit druist in tegen het streven van de Nederlandse overheid, justitie en gemeenten om de prostitutiebranche transparanter te maken en beter te controleren.

Internet is niet alleen een belangrijk podium voor webcamseks en pornovideo’s , maar ook dé plek om klanten te werven. Een deel van de onlineadvertenties komt van de niet-legale branche – niet alleen seksbedrijven zonder vergunning, maar ook de mobielere vormen van prostitutie. Hoewel de politie regelmatig een actie uitvoert om ook deze groep te controleren, leiden de anonimiteit en vluchtigheid van het internet tot minder transparantie en controle. Handhaving is dan ook een stuk moeilijker.

Beleid

Volgens geograaf Phil Hubbard is de geografie van de prostitutie alleen te begrijpen door te onderzoeken hoe de private en publieke (overheidsgerelateerde) moraliteit samenkomen in besluitvorming over seksuele praktijken en handelingen in bepaalde locaties. Daarbij spelen naast bescherming van openbare orde en woon- en leefomgeving ook conservatieve normen en waarden die seksualiteit tot de privésfeer rekenen, liefst in de vorm van een heteroseksuele, monogame liefdesrelatie. De fysieke aanwezigheid van seksbedrijven wordt gezien als immoreel ruimtegebruik, schadelijk voor en conflicterend met het bestaande ruimtegebruik.

Het sluiten van prostitutiebedrijven en zones leidt echter tot verplaatsing van prostitutie, het zogenoemde waterbedeffect. De sluiting van ramen, bordelen en andere vormen van adult entertainment door nieuwe vergunningeisen en herbestemming van bestaande prostitutiezones leidt tot hernieuwde spreiding, zoals te zien was na de sluiting van de tippelzone op de Keileweg in Rotterdam. Sekswerkers en seksbedrijven worden steeds dynamischer en mobieler in hun ruimtegebruik. Handhaving van een dynamische prostitutiesector wordt zo moeilijker.

Daar komt bij: als het gaat om de bestrijding van misstanden als uitbuiting, mensenhandel en minderjarige sekswerkers, zijn raam-, bordeel- en tippelprostitutie eerder een zegen dan een vloek. Sekswerkers die op een vaste plek actief zijn, lopen minder risico’s dankzij de onderlinge sociale controle en omdat handhaving op vaste locaties eenvoudiger is voor politie, justitie en lokale overheden.

Wellicht is het zinvoller het beroep van sekswerker en de statische en dynamische locaties van seksbedrijven uit de taboesfeer te halen. Misschien is het dan ook mogelijk het verband tussen mensenhandel en uitbuiting enerzijds en sekswerk anderzijds te nuanceren en meer te richten op het werkelijke issue: de strijdigheid van sekswerk in het straatbeeld. Aan de ene kant is het wettelijk toegestaan, maar aan de andere kant wordt het beschouwd als ongepast, c.q. niet passend in het straatbeeld. Dit zou de discussie omtrent sekswerkers en seksbedrijven een eerlijker karakter geven.

 



BRONNEN 

• Hazel, R. van den & S. van Ooijen 2009. Prostitutie is anders. Agora 25(3): 4-5. 

• Hazel, R. van den 2009. Prostitutie en beleid: een ongemakkelijke relatie. Agora 25(3): 6-9. 

• Hubbard, P. 1999. Sex and the City: Geographies of Prostitution in the Urban World. Ashgate, London.