Virtual reality

1 oktober 2011
Auteurs:
Tom Wils
Hogeschool Rotterdam, Fontys Hogescholen Tilburg en Swansea University
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2011
onderwijs
Opinie
FOTO: NAN PALMERO/FLICKR

In de jaren dat ik werkzaam ben in het onderwijs, heb ik vaak gesprekken gevoerd over het belang van aansluiten bij de belevingswereld van jongeren. Het lijkt een open deur en tegelijkertijd een dogma van het nieuwe leren. Dat komt denk ik omdat de belevingswereld van jongeren een buitengewoon vaag begrip is, dat onbewust allerlei associaties oproept zonder dat het goed wordt afgebakend. Zo heb ik weleens horen beweren, in iets minder bedekte termen, dat jongeren helemaal niks willen, dat hun leven wordt voortgestuwd door virtuele werkelijkheden als Facebook, YouTube, Idols en voetbal op tv, en dus dat aansluiten bij de belevingswereld van jongeren primair neerkomt op het gebruik van ict en beeldmateriaal. Het zal duidelijk zijn dat dit een karikatuur is. Maar wat moeten we dan wél verstaan onder aansluiten bij de belevingswereld van jongeren, en in hoeverre is de werkelijkheid waarin wij leven nog tastbaar?

Het virtuele karakter van ons leven was het onderwerp van het oeuvre van de Franse filosoof Jean Baudrillard (1929-2007). Hij stelt dat we leven in een tijdperk waarin de gesimuleerde, virtuele werkelijkheid echter is geworden dan de levende werkelijkheid.

Baudrillard illustreert dit met briljante beschrijvingen van Disneyland als de ultieme verwezenlijking van de American Dream, en gadgets waarvan het modieuze karakter belangrijker is dan het gebruiksnut. Baudrillard stelde doodleuk dat de Golfoorlog ‘niet heeft plaatsgevonden’. Dat wat wij Golf oorlog noemen – dat wat wij kennen van tv – zijn fragmenten uit een andere, waarschijnlijk veel vuilere oorlog.

Baudrillard benoemt hiermee het hart van de moderne geografie. We beschrijven de wereld met kaarten en grafieken, met film en foto’s, zozeer vervormd dat niet de levende werkelijkheid tot zijn recht komt, maar de te onderwijzen theorie. We creëren daarmee een nieuwe, virtuele werkelijkheid, waar journalisten, politici en beleidsmakers van smullen. Het gaat er niet meer om dat die man met polio in Addis Abeba vrolijk over straat hupt, maar dat het BNP van Ethiopië omhoog gaat. Het gaat er niet meer om dat veel vrouwen in islamitische landen uit vrije wil een hoofddoek dragen, maar dat de hoofddoek een symbool van onderdrukking is.

En wat is nou de belevingswereld van jongeren? Ik denk aan een meisje in 2 havo dat bijna in mijn les werd gearresteerd. Ze had altijd stil en nukkig achter haar tafeltje gezeten en reageerde boos als een ander onrecht werd aangedaan. Deze keer was zij betrapt op grootschalige diefstal. Ik heb me lang afgevraagd wat haar dreef. Was het een mengeling van woede en verlangen?

Onze examenprogramma’s staan vol met abstracties die we met voorbeelden moeten toelichten: een schijnwereld

Woede om de voortdurende latente discriminatie als zoveelste generatie allochtoon meisje. Woede dat liefde en vriendschap minder worden gezien dan huidskleur, sieraden en merkkleding. Een woede die zo uit de hand liep dat diefstal geen misdrijf meer was, maar een daad van verzet?

Hoe dan ook: het moge duidelijk zijn dat jongeren niet leven in een virtuele werkelijkheid. Nee, juist wij, volwassenen, leven in een schijnwereld. Jongeren worden boos op de vooroordelen, het masker en de afweer waarachter volwassenen zich verschuilen. Maar kwetsbaar als ze zijn, worden ze geleefd en uitgebuit door internet en tv. Ook onze examenprogramma’s staan vol met abstracties, zelfs op het vmbo, die we met voorbeelden moeten toelichten. Zou het onderwijs niet veel beter worden als we het omdraaiden? Beginnen bij het leven, de reizen van de leerlingen, de zwerver op de hoek, de storm die regen tegen de ramen slaat, en leerlingen laten ontdekken hoezeer de theorie vaak de plank finaal misslaat. Misschien dat hun generatie ons dan zal verlossen van een politieke elite die liever kijkt naar opiniepeilingen en harde cijfers, dan naar de inzet van een betrokken mens.