Het belang van de Waddenzee

18 mei 2017
Auteurs:
Maarten van der Vegt
fysisch oceanograaf, Universiteit van Utrecht
waterveiligheid
kust
Waddenzee
Opinie
waddenzee
FOTO: MIKE BING/FLICKR

Het onlangs uitgekomen rapport Toekomst van de Waddenzee: een stijgende zeespiegel over een dalende bodem laat een zorgwekkend beeld zien voor het bestaan van de Waddenzee. Is de Waddenzee voor Nederland belangrijk genoeg om in een oplossing te investeren, ook als dat betekent dat (economische) belangen voor Nederland dan opzij moeten worden gezet? Dat is volgens Maarten van der Vegt een belangrijke vraag die dit rapport oproept.

 

Het rapport Toekomst van de Waddenzee: een stijgende zeespiegel over een dalende bodem, dat onlangs door de Waddenvereniging werd uitgebracht, geeft een goed overzicht van alle onzekerheden die er zijn wat betreft verwachte zeespiegelstijging in de 21e eeuw. Zelfs de meest conservatieve schattingen gaan uit van een verdubbeling van de snelheid waarmee de zeespiegel stijgt, terwijl high-end scenarios op een vertienvoudiging wijzen, zo blijkt uit het rapport. Extrapolatie van de huidige (waargenomen) trends is lastig en geeft geen zekerheid.

Voor Nederland geeft een kleine toename van de zeespiegelstijging niet direct grote problemen: er is immers geld om oplossingen te verzorgen en er wordt veel onderzoek gedaan naar mogelijkheden. Voor de Waddenzee ligt het anders, en daarmee is de toekomst van dit mooiste stukje Nederland nog onzeker.

Natuurlijk gedrag versus menselijk handelen

De grote vraag is hoeveel zeespiegelstijging de Waddenzee kan compenseren. Op dit moment houdt de Waddenzee de zeespiegelstijging bij. Echter, de periode met waarnemingen is erg kort. De eerste bodemopname is in 1927 geweest, en de daaropvolgende was ver na de oorlog; de laatste 40-50 jaar wordt er pas structureel gemeten. We moeten niet vergeten dat het lastig is om het natuurlijke gedrag van de Waddenzee te onderscheiden van de respons van de Waddenzee op alle ingrepen (Afsluitdijk, afsluiten Lauwerszee). De Waddenzee past zich namelijk (nog) steeds aan.

Een voorbeeld: Het Marsdiep en het Vlie hebben extra sediment nodig om geulen op te vullen (die dieper waren omdat ze ook water naar de Zuiderzee moesten voeren) en om platen op te bouwen. Dit sediment komt uit de Noordzee, waarbij de voordelta’s van het Marsdiep en het Vlie eroderen. Er is echter nog geen consensus over hoe dat komt. Recente studies van de Universiteit Utrecht (UU) laten zien dat de voordelta’s van de aangepaste Vlie en Marsdiep minder sediment zullen bevatten omdat ze schever liggen. De erosie van die delta’s is dus niet persé een indicatie van zandtekort. Bovendien wordt er op dit moment veel sediment aan de Noordzeekant toegevoegd middels suppleties, wat het lastig maakt het natuurlijke gedrag van de Waddenzee van het effect van menselijk handelen te onderscheiden.

Maximale stijging

In het rapport wordt gepoogd een schatting te geven van de maximale zeespiegelstijging die het natuurlijke systeem zou kunnen bijhouden (dus zonder zandsuppleties). Er wordt geconcludeerd dat de maximale snelheid dan 1,5 mm per jaar is, terwijl de huidige stijging rond de 2,5 mm per jaar zit. Modellen in het rapport geven ook aan dat het rond de 2-6 mm per jaar is. Hoewel er dus onzekerheid is, is het wel duidelijk dat de meest positieve inschatting van de maximale zeespiegelstijging die de Waddenzee zou kunnen compenseren dicht tegen de meest conservatieve schatting van de zeespiegelstijging in de 21e eeuw aanzit.

Waddenzee
FOTO: JOHAN WIELAND/FLICKR

Er is op dit moment meer onderzoek naar bodemdaling en zeespiegelstijging dan naar de maximale aangroeisnelheid van de Waddenzee. Modellen die gebruikt worden om de toekomst van de Waddenzee te voorspellen zijn nog te beperkt. Ofwel er worden erg versimpelde modellen gebruikt (met parameters die erg onzeker zijn); of er worden modellen gebruikt die de effecten van bijvoorbeeld golven of ecologie niet meenemen (Dissanayake et al., 2012). Een integraal model dat alle aspecten van de Waddenzee meeneemt, inclusief ecologie, bestaat nog niet. Er moet meer onderzoek komen naar de uitwisseling van sediment tussen Noordzee en Waddenzee, en wat de transportcapaciteit van zeegaten is. Er wordt vooralsnog relatief weinig gemonitord.

De UU werkt mee aan grootschalig onderzoek naar de sedimenttransporten nabij Ameland, om de onzekerheid over sedimentuitwisseling tussen Noordzee en Waddenzee te verkleinen door een uitgebreide veldcampagne dit jaar. De verzamelde data wordt gebruikt om de processen te meten en om de huidige modellen te verbeteren. 

Menselijke of natuurlijke belangen?

Het rapport stelt terecht kritische kanttekeningen bij de delfstoffenwinning in het Waddengebied. Delfstoffenwinning leidt tot bodemdaling en er zal extra sediment nodig zijn om dat te compenseren. Hiermee wordt lokaal de kans vergroot op verdrinking van een deel van het Waddengebied. Het helpt ook niet dat het Waddensysteem is gefixeerd met duinen en dijken. Veel duinen op eilanden zijn geen natuurlijke, maar feitelijk aangelegde zanddijken. In een natuurlijk systeem bevatten duinen gaten die af en toe overstromen. Hierdoor heeft het natuurlijke systeem ook de mogelijkheid sediment landwaarts te transporteren en eilanden op te hogen. Overstromingen zijn echter voor de mens niet gunstig, dus zijn deze gaten gesloten. Hetzelfde speelt met dijken die aangelegd zijn aan de Friese en Groningse kust. Deze beschermen het land en de mens tegen overstromen, maar op de lange termijn zorgen ze voor een minder flexibel systeem. De Waddenzee kan zich, mede hierdoor, moeilijker aanpassen en is kwetsbaarder voor zeespiegelstijging. 

Wat is de Waddenzee ons waard?

De vraag is natuurlijk wat de Waddenzee ons ‘waard’ is. Wat levert delfstoffenwinning of het bouwen van dijken ons op, ten opzichte van het systeem vrij laten en niet beïnvloeden. Hoe belangrijk vinden we natuur, vergeleken met menselijke belangen. Dat zijn lastige vragen.

Het rapport beschrijft ook kort een aantal opties om in te grijpen. Het is duidelijk dat op een bepaald moment (wanneer is niet zeker) actief sediment aan het systeem moet worden toegevoegd om te voorkomen dat de Waddenzee verdrinkt. De eerste optie is een ‘Zandmotor’ aan de Noordzeekant. Daar wordt op dit moment actief onderzoek naar gedaan door de UU, in samenwerking met de TU Delft en Universiteit Twente. De vraag is of sediment dat je op de voordelta neerlegt ook daadwerkelijk naar de Waddenzee gaat. Ons begrip van de uitwisselingsprocessen is nog te beperkt. Het is een uiterst dynamisch en complex gebied. Er zijn grote golven en getijstromingen zowel langs de kust als dwars op de kust. De voordelta’s vertonen daardoor periodiek gedrag op tijdschalen van tientallen jaren. Platen ontstaan, migreren en groeien vast aan de eilanden. Er is veel onderzoek nodig dit proces te begrijpen en te voorspellen. Je wilt natuurlijk niet dat door suppletie dat gedrag opeens totaal verandert.

Een tweede optie is om sediment op de platen te gooien. In het rapport wordt dit kritisch besproken en afgedaan als geen realistische optie. Het is interessant dat er in de Oosterschelde op dit moment pilots worden uitgevoerd om platen op te hogen. De Oosterschelde heeft door de bouw van Oosterscheldekering  minder getij en daardoor zijn de platen gaan eroderen. Als je sediment op een plaat gooit is die wel hoger, maar je begraaft ook alle beestjes (wormen, schelpdieren, et cetera) die in het sediment zitten. Dat maakt die platen juist zo belangrijk voor de vogels. Een belangrijke vraag is natuurlijk hoe lang het duurt voordat het bodemleven weer terug is en of ophogen van wadplaten een serieuze optie is.