Centraal examen havo en vwo met kaartenkatern: tips en tricks
1. De inhoud varieert, maar is deels voorspelbaar: het kaartenkatern is bij elk examen anders, maar bevat telkens overzichtskaarten van landen en regio’s die in het examen voorkomen. Dus altijd van de wereld, van Zuid-Amerika/Brazilië en van Nederland, plus van andere regio’s waarover een opgave is en relevante thematische kaarten. Je hoeft nooit te raden’ hoe een bepaald gebied in elkaar zit.
2. De opbouw is voorspelbaar: het katern werkt van een kleinschalig kaartbeeld naar ingezoomd (grote schaal). Overzichtskaarten staan voor thematische, en fysisch-geografische voor sociaalgeografische kaarten. Dat scheelt zoek- en bladerwerk.
3. Onverwachte kaarten zijn uitgesloten: alle kaarten in het katern zijn een-op-een reproducties uit Alcarta en De Grote Bos, hooguit soms verkleind.
4. Oefen met beide atlassen: het katern bevat kaarten uit De Grote Bos en Alcarta. Ieder heeft een eigen stijl qua opmaak en kleurgebruik. Zorg dus dat je leerlingen bekend zijn met beide. Heeft de scholen niet beide atlassen beschikbaar, bekijk de kaarten van ‘de andere atlas’ in de digitale versie, of in een oud kaartenkatern.
5. Bewaar en oefen met oude katernen: laat leerlingen alvast een kaartenkatern zien en daarmee een (deel van een) oefenexamen maken. Bewaar dus oude katernen, want die zijn niet beschikbaar via Examenblad. Heb je het kaartenkatern niet meer, klik dan hier voor een overzicht van de gebruikte kaarten uit De Grote Bos en Alcarta.
6. Geef ze de ruimte: geef leerlingen een extra tafel om opgavenboek, bronnenboek, katern van losse kaarten (nietmachine!) en opgavenblad kwijt te kunnen. Zo hebben ze minder aandacht nodig voor het bladeren en van de grond oprapen van spullen, en meer aandacht om vakinhoudelijke kennis en vaardigheden te laten zien.
7. Zorg voor licht: de kaarten in de katernen kunnen qua kleur wat afwijken van die in de atlas. Daardoor kunnen bepaalde nuances verloren gaan, mede afhankelijk van de belichting tijdens het examen. Zorg dus voor goed licht bij elke tafel.
8. Check kleurenblindheid: ongeveer een op de twaalf leerlingen heeft een vorm van kleurenblindheid. Voor hen mag een opzoekhulp worden ingezet die aangeeft waar op een bron bepaalde kleuren voorkomen, en benoemt welke kleur een bepaald deel van de afbeelding heeft. Hiervoor is geen deskundigenverklaring nodig. Check ruim tevoren of leerlingen een vorm van kleurenblindheid hebben. Vaak weten ze dit zelf niet; ze zien namelijk wel kleuren, alleen minder. Dus test dat.