Elena Ferrante, de auteur van de Napolitaanse romans, is opgegroeid in Napels. Verder is er weinig over haar bekend. ‘Ik geloof dat boeken, als ze eenmaal geschreven zijn, hun auteurs niet meer nodig hebben. Als ze wat te zeggen hebben, zullen ze vroeg of laat lezers vinden.’ Twee Napolitaanse romans zijn inmiddels in het Nederlands vertaald: het hier besproken deel een, De geniale vriendin, en deel twee, De nieuwe achternaam, die in het volgende nummer van Geografie aan bod komt. In mei 2016 verschijnt de vertaling van deel drie, Wie vlucht en wie blijft en in het najaar van 2016 Het verhaal van het verloren kind.
De geniale vriendin - De Napolitaanse romans [1]
In de Napolitaanse romans schetst Elena Ferrante het leven van twee vrouwen die in de jaren 1940 samen opgroeien in een achterbuurt van Napels en vanaf hun 16e ieder hun weg gaan. Hoofdstuk voor hoofdstuk komt de stad in deel één tevoorschijn. en naarmate de welvaart in het buurtje toeneemt, wordt ook de wereld van de bewoners groter.
In 1944 worden in twee straatarme families in een achterbuurt van Napels twee meisjes geboren die elkaar hun leven lang zullen volgen. Het zijn Rafaella Cerullo en Elena Grecco die door iedereen Lina en Lenú worden genoemd. De vader van Lina is schoenmaker en die van Lenú is conciërge op het Municipio, het gemeentehuis.
Samen met zeven andere gezinnen wonen Lina en Lenú in portiekfl ats rondom een binnenplein aan de rand van het bebouwde gebied van Napels. Vanaf het pleintje roepen de kinderen elkaar om te komen spelen en als de moeders het op hun heupen hebben, gaat de huisraad over het balkon. Op nieuwjaarsnacht kiepert trouwens iedereen de overtollige huisraad naar beneden en wordt ver boven ieders budget vuurwerk afgestoken. De bewoners van het buurtje spreken onderling het Napolitaanse dialect, maar als ze iets belangrijks willen verkondigen, benadrukken ze dat met (pogingen tot) algemeen beschaafd Italiaans. Maar wordt het emotioneel, dan gaan ze weer over op dialect. In het buurtje zijn wat winkels, even verderop staat een kerk en in het parkje delen de meisjes hun geheimen. Iedereen is katholiek, de pastoor bemiddelt in conflicten, maar niet overdreven veel.
Microsamenleving
In de Napolitaanse romans, die vier delen beslaan, blikt Lenú zestig jaar later terug. Vanuit haar perspectief beschrijft zij in deel één de eerste zestien jaar van hun jeugd. Het is het moment waarop Lina, 16 jaar jong, trouwt en Lenú verder mag studeren op het gymnasium in de binnenstad.
De lezer maakt kennis met een gewelddadige microsamenleving in een Napolitaanse buitenwijk. Vlak na de oorlog is Napels straatarm. Armoede maakt hardvochtig en er vallen klappen. ‘We groeiden op met de plicht het anderen moeilijk te maken voordat anderen het ons moeilijk maakten’, schrijft Lenú. Lina vraagt of haar vriendin haar wil helpen met wassen, kappen en aankleden op de dag van de bruiloft . Ze praten over de toekomst. Hoewel Lina, die in de wijk blijft , tegen Lenú zegt ‘jij moet verder studeren, jij moet de knapste worden van allemaal’, is het de lezer overduidelijk dat Lina de knapste is, het absolute middelpunt op wie alle jongens verliefd zijn en de meisjes jaloers.
Grotere wereld
Ruimtelijk komt de stad Napels hoofdstuk na hoofdstuk tevoorschijn. Het buurtje wordt rijker en de wereld van de bewoners wordt groter. De wegen worden geasfalteerd, de kruidenier en groenteboer raken gemotoriseerd. En terwijl Lina zich op haar huwelijksdag in het ouderlijk huis nog in een koperen kuip met dampend heet water door Lenú laat verwennen, heeft zij in haar nieuwe appartement – even verderop in de wijk – een bad, een telefoon en een televisie tot haar beschikking.
De actieradius van de pubers in de wijk wordt schoksgewijs verruimd. De eerste poging van de meisjes om op een spijbeldag helemaal tot aan zee te komen, mislukt jammerlijk. Stortregen is de spelbreker. Een tweede poging van Lenú is onder begeleiding. Om veilig heen en weer naar school te kunnen, oefenen vader en Lenú de route van en naar school. Het hoofdstuk van deze stadsverkenning begint met: ‘In de loop van de zomer vervaagden de grenzen van de wijk’. Ferrante geeft via Lenú als prille waarneemster een fraaie schets van Napels. Lenú is er helemaal van ondersteboven en vraagt zich af hoe het toch mogelijk is dat alleen hun wijk zo vol spanning en geweld is en de rest van de stad stralend en vriendelijk.
Op een zonnige flaneerdag waagt een clubje jongens en meisjes uit de wijk zich in de chique Via Chiaia en Via dei Mille. De ruwe volksjongens raken prompt slaags met de elegant geklede jongens van de roeiclub. Niet verwonderlijk: de aanleiding is dat een van de jongens een elegant modepoppetje met groen hoedje bespot. Uiteindelijk komt de hele regio Napels in beeld als Lenú een maandje mag komen logeren bij een kennis van onderwijzeres La Oliveiro op het eiland Ischia, om aan te sterken van het harde studeren.
Intussen broeit het in de wijk. Bij herhaling komen familievetes tot uitbarsting waarbij steevast de rijke families die de baas zijn, het verwijt krijgen dat zij hun geld tijdens de oorlog met illegale zwarthandel over de ruggen van de arme medebewoners hebben verdiend.