De geologie van Ameland - op excursie

1 april 2016
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2016
geologie
Ameland
Kennis
Ameland

Ameland is geologisch een van de meest dynamische gebieden van Nederland, met aaneengegroeide eilanden, verdwenen dorpen, een eroderende kustlijn en nieuwe strandwal in het westen, en aanslibbing en afslag van de uitgestrekte kwelders in het oosten.

 

De problemen die Durk van der Ploeg beschrijft in De kjeld fan it noarden, komen nu niet meer voor. Rijkswaterstaat zorgt voor droge voeten en het beheer van zeewering en duinen. Het eiland Ameland ziet er vooral in het toeristenseizoen welvarend uit. Terrassen zitten vol, de winkels puilen uit met spullen van over de hele wereld. Dat was anders in het begin van de 19e eeuw. De Amelanders moesten vechten tegen zand en zee. Ze waren boer of visser. Voor beiden was het bestaan armoedig en hard.

Ronde duinen

De Friese Waddeneilanden zijn alle vier geologisch zeer jong. De opbouw is eenvoudig: recent duinzand op jong zeezand op periglaciaal dekzand uit de laatste ijstijd.

In het noorden van Nederland was de aanvoer van zand via de Rijn en Maas veel geringer dan langs de Nederlandse westkust. Daardoor vormde zich geen kustlijn van gesloten strandwallen zoals in West-Nederland. Toch zijn er wel resten van een strandwal in de ondergrond gevonden: Ameland, Terschelling, Vlieland en Texel waren vijfduizend jaar geleden door één strandwal met elkaar verbonden. Deze strandwal lag wat noordelijker dan de huidige kustlijn van de eilanden. De zeegaten van nu zijn al lang geleden ontstaan. De in stukken geslagen strandwal is tot oude duinen verstoven, merendeels in de vorm van een ooghduincomplex: een hoefijzervorm van duinen op een zandplaat tussen twee zeegaten. Dit is de basisvorm van de hele duinenkust ten noorden van Alkmaar. Ooghduinen zijn nu nog actief in het oostelijke waddengebied: Engelsmanplaat, Simonszand en Rottumeroog. Ooghduinen zijn rond: ongeveer even lang als breed. Ze omsluiten aan de waddenkant een kwelder die alleen bij extreem hoogwater overstroomt. De hoefijzervorm ontstaat door opstuiving bij overheersende noordwestenwind. Het bij vloed via de zeegaten naar de Waddenzee binnenstromende water neemt een deel van het zand mee waardoor de boogvorm aan de zijkanten van het ooghduincomplex wordt versterkt. Door begroeiing met biestarwegras ontstaan lage duintjes. Later vestigen zich daar helm en zandhaver die het stuivende zand vasthouden.

Ameland
Topografische kaart 1:50000, blad Ameland uit 1850. De ooghduincomplexen Nes-Buren en Oerd vormen nog niet één geheel. Ertussen ligt een zandplaat met enkele lage duinen, die tijdens extreem hoogwater overstromen.

Op Terschelling en Ameland zijn deze oogduincomplexen in de west-oostrichting door de noordwestenwind langzamerhand tot meer langgerekte duinbogen geworden. Dit proces gaat nog steeds door met de aangroei en verplaatsing van jonge duincomplexen aan de oostzijde van de eilanden. Ameland bestaat oorspronkelijk uit drie langgerekte duinbogen gevormd uit even zo vele ooghduincomplexen. Op de topografi sche kaart zijn ze goed te herkennen. De grootste duinboog ligt op het westelijk deel van het eiland (kaart op pag. 33). Deze omringt de dorpen Hollum en Ballum. De tweede, kleinere boog omvat Nes en Buren. Binnen de kleinste duinboog aan de oostkant van het eiland hebben de dorpen Oerd en Oldhuys gelegen. Bij de stormvloeden van 1825 en 1933 kwamen aan de kant van de Waddenzee resten van Oerd tevoorschijn. Waar Oldhuys precies gelegen heeft , is onbekend. Zo zijn er meer verdwenen dorpen op Ameland. Ten noorden van Hollum heeft het dorp Bliek gelegen, maar dat is overstoven door duinzand. Hetzelfde is gebeurd met het dorp Sier, dat ten westen van Hollum lag. De verstuivingen waren het gevolg van overbeweiding met vee en de jacht op konijnen. Daardoor waren de duinen in de tweede helft van de 19e eeuw bijna helemaal kaal en kon het zand gemakkelijk gaan stuiven. Het was het grootste milieuprobleem in die tijd.

De drie duinbogen waren tot het begin van de 19e eeuw eigenlijk drie eilanden, met elkaar verbonden door met zeezand dichtgeslibde zeegaten. Tijdens laagwater kon men wandelend of te paard over de zandplaten van het ene naar het andere eiland komen. Bij hoogwater stond een deel onder water. Zulke zandplaten tussen de Noordzee en de Waddenzee zijn kustoverslagwaaiers. Als bij storm het opgestuwde zeewater een strandwal of zeereep overspoelt, vloeit het zeewater over het erachter liggende gebied naar de Waddenzee. Het meegespoelde zand hoogt dat gebied op. Op Ameland is zo’n kustoverslagwaaier De Hon, de oostpunt van het eiland.

Al tijdens de Kleine IJstijd tussen 1500 en 1850 werd de zee agressiever. In 1627 ontstond tussen de westelijke duinboog van Hollum en de middelste van Nes vanuit de Waddenzee een slenk. Deze slenk werd steeds langer en drong verder naar het noorden door. Het werd moeilijk om de zandplaat tussen de twee duin-bogen over te steken en Ameland dreigde hier gesplitst te worden. In 1807 werd over die zandplaat een stuifdijk aangelegd met zand. De bedoeling was dat het zand zodanig zou verstuiven dat er duinen ontstonden. Maar de stuifdijk brak al het jaar erop bij een hoge vloed door. Dit heeft zich nog enkele malen herhaald. Pas in 1850 werd de stuifdijk verder opgehoogd. Het is de huidige Môchdijk, die vanaf de Nesserduinen naar het westzuidwesten verloopt. Hij is nu deels verstoven tot links en rechts lage duintjes. Aan het einde van de 19e eeuw werd nog een tweede stuifdijk aan de zeekant van de oudere Môchdijk aangelegd, de tegenwoordige Zwanewaterstuifdijk. Op de oude zandplaat ontstonden vele jonge duintjes. In 1929 sloot men dit kwetsbare gebied aan de Noordzeekant af met de huidige, precies oost-west verlopende zeereep.

Ameland
FOTO: GERBEN VAN HEIJNINGEN
De Amelandse waddenzeedijk wordt de komende jaren verhoogd in verband met de verwachte zeespiegelstijging.

De oude stuifdijken trekken nog steeds rechte lijnen door het polderlandschap en ook de slenk is nog zichtbaar als een brede sloot vanaf de hoofdweg Nes-Ballum. Ook de oude duinboog is bij Nes nog goed te zien als een lage duinenrij ten noordwesten van het dorp en de beboste duinen iets verder naar het noordwesten. Aan de oostkant van de duinboog van Nes-Buren is de boog later nog vergroot met de opstuiving van de Kooiduinen ten oosten van Buren. Deze scheiden de polder van het grote kweldergebied Nieuwlandsreid tussen Buren en Het Oerd.

De Kooioerdstuifdijk werd pas tussen 1880 en 1893 aangelegd na eerdere pogingen om de duinboog van Nes-Buren met die van Het Oerd in het oosten te verbinden. Deze stuifdijk is nu de zeereep, maar verder naar het oosten wordt het strand breder. Daar is inmiddels een groot duingebied aan de Noordzeekant ontstaan. Dit duingebied groeit verder naar het oosten aan. Ten oosten van de duinboog van Het Oerd is daardoor een nieuw duin- en kweldergebied ontstaan, De Hon. Vanaf het hoogste duin van Ameland, de 24 meter hoge Oerdblinkert, is er een prachtig uitzicht op dit nieuwe natuurgebied. Het is de eilandstaart. De oorspronkelijke zandplaat raakt geleidelijk bedekt met jonge duinen en kwelders aan de Waddenzeekant. Aangroei en afslag wisselen elkaar af op een tijdschaal van 30-40 jaar. Tot 1910 vond erosie plaats en werd de eilandstaart korter, maar daarna groeide de zandplaat weer verder naar het oosten. Tussen 1940 en 1960 vond weer erosie plaats. In perioden van afslag krijgt de zandplaat de vorm van een haakwal. De getijstroom in het zeegat loopt dan dicht langs de eilandstaart. Het uiteinde van de strandwal buigt mee met de vloedstroom.

Erosie

Aan de westkant van het eiland vindt al eeuwenlang erosie plaats door de sterke getijstromen in het Borndiep, het zeegat tussen Ameland en Terschelling. Een oude kaart uit 1749 laat zien dat de kustlijn destijds enkele honderden meters westelijker lag. De erosie is het sterkst aan de uiterste westpunt van het eiland. Het weggeschuurde zand wordt bij vloed getransporteerd naar het getijdenbekken, de Waddenzee, het kombergingsgebied van het zeegat. Het zand wordt onder andere afgezet langs de waddenkust ten zuiden van Hollum. Hier ligt de binnendelta van het zeegat. De lichtere klei sedimenteert verderop in het getijdenbekken, nabij het wantij. Daar ontmoeten de vloedstromen uit het Borndiep en die uit het zeegat aan de oostkust van het eiland elkaar en is de stroomsnelheid het kleinst. Bij eb stroomt het water uit het kombergingsgebied weer Noordzeewaarts via de zeegaten. Daar wordt de snelheid van de ebstroom afgeremd en kan zand bezinken in de buitendelta van het Borndiep en langs de noordwestkust van Ameland. De duinenrij ten westen en zuidwesten van Hollum is maar smal. Daar vindt de erosie plaats. Om deze tegen te gaan zijn daar enkele strandhoofden gebouwd. Het diepste deel van het Borndiep loopt er dicht langs de kust en is daar 20 meter diep. Het zand dat naar de buitendelta meegevoerd wordt, komt deels tot bezinking aan de noordwestkant van Ameland. Hier verandert de kustlijn de laatste jaren voortdurend. Het strand wordt steeds breder. Op dit brede strand ontstaan kleine, soms sikkelvormige duintjes begroeid met biestarwegras of zelfs al helm en zandhaver. In oostelijke richting ontstaat in zee een langgerekte strandwal. Daardoor is in zee ten noorden van Ballum inmiddels een lagune gevormd die bij laagwater niet droogvalt. Het einde van de nieuw gevormde strandwal verdwijnt bij hoogwater in zee, maar is dan nog als ondiepte te herkennen aan de branding ter plaatse. Het gevolg is dat de oude, precies west-oost lopende zeereep een eind ten noorden van Hollum, de ‘Lange Duinen’, geen zeewering meer is. Aan de Noordzeekant ervan ligt een primaire duinvallei, met moerassen en zoetwatermeren. Ten noorden daarvan ligt een nog jongere zeereep. Maar door de vorming van de eerder genoemde nieuwe strandwal is deze algauw ook geen echte zeewering meer, want tussen de nieuwe strandwal en de zeereep ligt de nieuwe lagune.

 

Het uiterste zuidwesten van Ameland erodeert, terwijl in het noordwesten een strandwal groeit

Dit jonge gebied van brede stranden, strandwal en lagune is gevaarlijk terrein, met op veel plaatsen drijfzand. Zelfs op de topo grafische kaart staat de waarschuwing: ‘Betreden van de zandbanken wordt ten zeerste afgeraden!’

Zeedijk

Aan de kant van de Waddenzee ligt de Waddenzeedijk. Deze dijk loopt van Hollum tot de Kooiduinen. Het Wetterskip (Waterschap) Fryslân verhoogt de zeewering tussen 2015 en 2018 in verband met de door het KNMI verwachte zeespiegelstijging. Over een lengte van 16,5 kilometer wordt ook de bekleding versterkt met steen, klei en asfalt.

De 8 kilometer lange oostelijker gelegen Waddenzeekust is niet bedijkt. Hier reiken de duinen tot aan de Waddenzee afgewisseld met twee fraaie kweldergebieden, die alleen bij sterk hoogwater overstromen. Ze zijn doorsneden met slenken en prielen. Aan de Waddenzeekant zetten zich zand en slib af. Maar bij storm is er branding die ook hier afslag kan veroorzaken. In de compacte klei ontstaan dan lage klifjes. Afgeslagen klei wordt door de branding gerold tot ronde stukken klei. Het wad is begroeid met onder andere het zoutminnende zeekraal. 

Ameland
Ameland
Ameland

De geologische processen laten zich het best begrijpen door zelf een kijkje te gaan nemen op Ameland. De variatie in recente geologische veranderingen is genoeg voor een fietstocht van twee dagen over het eiland. Maar ook op één dag kun je al heel wat van de geologische dynamiek bekijken.

BRONNEN

  • Bazelman, J. et al. 2011. Atlas van Nederland in het Holoceen.
  • Uitgeverij Bert Bakker. Amsterdam.
  • Jongmans, A.G. et al. 2015. Landschappen van Nederland.
  • Wageningen Academic Publishers.
  • Ploeg, D. van der 2010. De kjeld fan it noarden. Friese Pers Boekerij, Ljouwert.
  • Schoorl, H. 1999. De Convexe Kustboog, deel 1. Uitgeverij Pirola. Schoorl.
  • Stichting voor Bodemkartering 1986. Bodemkaart van Nederland.
  • Blad De Waddeneilanden.

www.kijkopdedijkameland.nl