Een reis door de ondergrond met DINOloket

21 januari 2021
Auteurs:
fysische geografie
onderwijs
Nederland
Nieuws
Een gutsdoorsnede.

Zee-, moeras- of zelfs gletsjerrestanten: in de Nederlandse ondergrond is het allemaal terug te vinden. Met name door grondboringen, het kleine landoppervlakte en zijn ijverige wetenschappers heeft Nederland de best onderzochte ondergrond ter wereld. Geweldig materiaal voor in de klas. Maar hoe kan men deze kennis vertalen in lesstof? 

 

Uiteraard zijn niet alle ondergrondrestanten op dezelfde plek terug te vinden. Globaal gezien zijn er in het westen voornamelijk veengronden, in het oosten en zuiden zandgronden en in de kust- en rivierengebieden kleigronden. Maar als we iets verder kijken zien we meer nuances. Zo bestaat de ondergrond niet uit slechts één van deze grondsoorten en wordt het westelijk veengebied bijvoorbeeld niet met een harde rechte lijn gescheiden van de kleigebieden (figuur 1). Hoe meer je inzoomt, hoe meer details je ziet. Veel van die details zijn terug te vinden in de grootste databank van de Nederlandse ondergrond: het DINOloket, zie kader. Deze door TNO beheerde database staat boordevol informatie die docenten goed in de klas kunnen gebruiken.

BRON: EDELMAN
Figuur 1: Globale indeling van de Nederlandse bodem
Kaart in de vorm van Stichting voor bodemkartering, bijlage bij Edelman, C.H. (1950). Inleiding tot de bodemkunde van Nederland. Amsterdam: Noordhollandsche Uitgevers Maatschappij
BRON: DINOLOKET
Figuur 2: Boring B32A0437 met BRO GeoTop v1.4 op DINOloket
DINOloket

Eenmaal aangekomen op dinoloket.nl zijn er twee opties: ondergrondgegevens en ondergrondmodellen. Het kopje ondergrondmodellen heeft zes keuzes om op te klikken, waaronder BRO GeoTop. Door dit te kiezen verschijnt er een kaart met boringen in de vorm van stipjes. Na daarna geklikt te hebben op een van de stipjes verschijnt de boring op het scherm (figuur 2). De geologische eenheid houdt min of meer in tot welke ‘groep’ een lithologie hoort. De lithologie laat zien welke texturen er allemaal terug te vinden zijn in de boring. Voorbeelden van lithologie aan de hand van figuur 2 zijn klei, veen en zand. Een geologische eenheid in het figuur is de Formatie van Nieuwkoop, waarin het overgrote deel van het Nederlandse veen gevormd is. In de lithoklasse worden de lithologie, zandkorrelgrootte en de (in figuur 2 afwezige) schelpeninhoud gecombineerd tot één legenda.

DINOloket heeft meer mogelijkheden: zo kan je een dwarsprofiel van de ondergrond maken. Dit kan door te klikken op het rood omringde hokje dat bij de ondergrondmodellen aan de rechterkant van het scherm te vinden is. Na een lijn over het landschap te trekken en af te sluiten met een dubbelklik komt een dwarsprofiel naar voren. Hierop is een voorspelling van de ondergrond te zien, gebaseerd op boringen uit de omgeving. In het profiel kan je weer klikken op iedere laag. Net als de individuele boringen wordt dit dwarsprofiel ingedeeld in geologische eenheden.

Wil je meer weten over het gebruik van DINOloket? Klik dan op snelstart onder de kopjes ondergrondgegevens en ondergrondmodellen.

Input en output

Even een stapje terug om erachter te komen waar de grondboringen en kaarten op DINOloket vandaan komen. Kim Cohen, die onderzoeker en docent is aan de Universiteit Utrecht, licht dit toe. Als onderzoeker houdt hij zich vooral bezig met de ondergrond en is daarmee in zijn eigen woorden 'één van de leveranciers van DINOloket'. Zijn kaarten zijn door de makers van het ondergrondmodel GeoTOP gebruikt. Er worden door vele partijen gegevens geleverd aan TNO en DINOloket. Adviesbureaus, ingenieursbureaus en andere gegevens inwinnende bedrijven kunnen hier bijvoorbeeld ook aan bijdragen. Bij overheidsopdrachten is het tegenwoordig zelfs verplicht.

Samuel Stapel van onderzoeks- en adviesbureau PJ milieu gebruikt de boringen uit DINOloket en heeft ook ervaring met het zetten van grondboringen. Zijn bedrijf houdt zich bezig met het adviseren over en het uitvoeren van bodemverontreiniging en asbest-gerelateerde projecten. 'Bij ons werk is het erg belangrijk om je bewust te zijn van de eigenschappen van verschillende grondsoorten. Dit heeft te maken met de manier hoe verontreinigingen hierop inwerken.' Om een goed beeld van deze grondsoorten te krijgen zoekt hij, voor locaties waar geen onderzoeken van zijn, in DINOloket naar boringen uit de omgeving. Volgens Stapel geven deze bij een ongeroerde bodem vaak voldoende inzicht in de te verwachten grondsoorten.

Om de boring voor de gebruikers zo bruikbaar mogelijk te maken wordt bij al deze boringen beschreven welke materie op welke diepte zit. Dit wordt gedaan aan de hand van een textuurdriehoek (figuur 3). Door hierin aan te geven hoeveel procent klei, zand en/of silt er in een bepaald grondmonster zit, kan de grondsoort heel precies worden bepaald. Voor het determineren van organische ondergronden wordt een tweede driehoeksdiagram gebruikt, ook hierin wordt gewerkt met percentages. Daarnaast worden de aanwezigheid van stukjes riet, of bepaalde schelpen beschreven. Door al deze informatie te combineren kan men de ontstaansgeschiedenis van de (Nederlandse) ondergrond reconstrueren. ‘De ondergrond van Nederland is een architectuur, een hele gekke in elkaar geschakelde, gestapelde opbouw, met heel veel verschillende blokjes’, aldus Cohen ‘en met een grondboring kan je zo op iedere plek een afpelverhaal van gebeurtenissen houden.’

BRON: STICHTING KONINKLIJK NEDERLANDS NORMALISATIE INSTITUUT, 2019
Figuur 4: Textuurdriehoek met in het midden (klei)leem en in de hoeken klei, zand en silt.
Indelen en benoemen van grondsoorten. Indelen en benoemen van grondsoorten.

Gebruik in de les

Tot zover het gebruik van DINOloket door onderzoekers. Hoe kunnen docenten met deze database aan de slag? Het mede door Cohen geschreven studieboek De vorming van het land licht deze ontstaansgeschiedenis toe en legt manieren van reconstructie uit. Dit boek laat bijvoorbeeld de verdeling van de in DINOloket genoemde geologische eenheden zien en ordent ze. Zulke teksten kunnen docenten informeren, zodat zij leerlingen kunnen ondersteunen bij het raadplegen van DINOloket.

Een andere insteek geeft het boek Landschap in delen, uit dezelfde serie Berendsen – Fysische Geografie van Nederland. Dit geeft veel informatie over de ondergrond per regio. Voor leerlingen is geologievannederland.nl een toegankelijke optie. Deze website legt op een speelsere maar minder gedetailleerde manier uit wat er per tijdseenheid gebeurde. Hierbij is het wel goed om te weten welk tijdsinterval bij welke geologische eenheid hoort. De makkelijkste manier om hierachter te komen is door het in DINOloket op te zoeken in de stratigrafische nomenclator, te vinden onder het kopje ondergrondmodellen. Een laatste optie is natuurlijk om zelf op zoek te gaan naar informatie over verschillende geologische eenheden.

Leuk voor het onderwijs: haal een tegel uit het schoolplein en zet daar een boring

Dat grondboringen voor middelbaar schoolonderwijs interessant zijn staat voor Stapel en Cohen vast: ‘In de bodem vind je toepassingen voor alle natuurwetenschappelijke vakken op de middelbare school, en die kennis kan simpelweg ook in de praktijk worden opgedaan.’ Cohen: ‘Het is leuk om een tegel uit het schoolplein te halen en een boring te zetten, eventueel in samenwerking met een professioneel bedrijf.’ Andere ideeën van Cohen waren om dwarsprofielen te maken langs de fietsroutes van leerlingen of om een dwarsprofiel uit een schoolboek in DINOloket na te maken.

De eerder genoemde boeken bieden hier achtergrond bij. Zo geeft De vorming van het land een duidelijk overzicht van geologische eenheden, wat goed inspeelt op DINOloket. In Landschap in Delen wordt per gebied beschreven wat de geschiedenis is van de ondergrond. Het zou leuk zijn om het gebied waar de school zich bevindt aan de hand van deze boeken te presenteren.

Bewust van de bodem

Het is dus helemaal niet lastig om  de ondergrond te behandelen. Je kan het zo moeilijk maken als je zelf wilt. Begrippen als zand en klei zullen de meeste leerlingen wel kennen, maar het wordt al een stuk interessanter om te zien hoeveel zand en klei er onder hun huis zit of onder hun fietsroute. Je kan je daarbij afvragen waarom op sommige plekken veel zand of klei is en daarna eventueel reconstrueren wat er gebeurd is aan de hand van geologische eenheden. Daarnaast kan je al gemaakte reconstructies controleren. Ook kan je je blik verleggen naar de praktijk en zelf of door een professioneel bedrijf een grondboring (laten) zetten.

Door op deze manier les te geven komt de leerstof dichter bij huis. Hopelijk wordt door deze praktische insteek de ontstaansgeschiedenis iets levendiger in de ogen van leerlingen. Iets bewuster zou volgens Stapel ook niet verkeerd zijn. Hij hoopt dat mensen in gaan zien hoe belangrijk en kwetsbaar een gezonde bodem en schoon drinkwater zijn. ‘De moeite die het kost om verontreiniging te voorkomen is vaak klein. De kosten om een verontreiniging te saneren zijn daarentegen erg groot.’ Niemand lijkt daar beter van te worden, maar van goed en leuk onderwijs wordt men dat echter wel!

 

BRONNEN

  • Berendsen, H.J.A. Stouthamer, E., Cohen, K.M., Hoek, W.Z. (2019) Landschap in delen – De fysisch-geografische regio’s (5de herziene druk). Serie Berendsen – Fysische geografie van Nederland. Voorthuizen: Perspectief Uitgevers.
  • Stouthamer, E., Cohen, K.M., Hoek, W.Z. (2020). De vorming van het land – Geologie en geomorfologie. (8ste herziene druk). Serie Berendsen – Fysische geografie van Nederland. Voorthuizen: Perspectief Uitgevers.
  • TNO-GSN: GEOTOP-DINO versie 1.4, 2019. Ondergrondmodellen. DINOloket.