Fleur van Crimpen promoveert aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op Arctische kusterosie: de interactie tussen dooiende permafrost en kusterosie. Benieuwd naar haar onderzoek? Volg @thawsomeVU op X en Facebook voor updates. Voor beelden van dit onderzoek in het Arctische gebied, neem een kijkje op Instagram bij @project.ice.ace.
Fleur onderzoekt permafrostkusten in Canada
En hoe de erosie ervan bijdraagt aan klimaatverandering
Fleur: ‘Mijn onderzoek speelt zich af in de Arctic, voornamelijk langs de Canadese Beaufortzee. Hier kijk ik naar het vrijkomen van koolstof als gevolg van dooiende permafrost gecombineerd met kusterosie en wat hiervan de implicaties zijn op het klimaat. Permafrost is grond die voor minimaal 2 jaar aaneengesloten bevroren is en bestaat uit organisch koolstof; zolang dat bevroren is en blijft, is er niets aan de hand. Net als de doperwten in je vriezer die bevroren blijven als de vriezer aanblijft. Maar die vriezer staat nu open, en al dat koolstof is door het ontdooien opeens een enorme bron van CO2 geworden. Als we het kort door de bocht zouden omschrijven, richt ik me op het transport van koolstof van land naar zee. Wat beweegt zich waar naartoe in de waterkolom, wat zinkt, en wat blijft beschikbaar voor afbraak en uiteindelijke uitstoot van CO2?’
Motivatie
‘Ik heb altijd de drang naar avontuur gehad. Het idee van veldwerk in Arctische gebieden was voor mij een groot avontuur, vooral als het gecombineerd werd met onderzoek. Tijdens mijn studie aardwetenschappen deed ik op diverse locaties veldwerk, wat altijd mijn favoriete onderdeel was, van het hooggebergte tot aan de bodem van de oceaan. Tijdens veldwerk werd me pas echt duidelijk dat één ding gemeenschappelijk is: veel processen die we bestuderen zijn onderhevig aan klimaatverandering. Door het stijgen van de mondiale temperatuur veranderen weerpatronen, verschuiven ecosystemen en wordt onze leefwereld direct of indirect beïnvloed.’
Uitdagingen
‘Vaak wordt het creatieve aspect van onderzoek over het hoofd gezien of onderschat, terwijl het eigenlijk een van de meest boeiende aspecten is. In het veld gaan er constant dingen kapot, dus ik ga nooit ergens naartoe zonder een rol duct-tape en tie-wraps. Naast dit praktische aspect is er ook de logistiek; we werken vaak op afgelegen locaties die alleen per boot of helikopter bereikbaar zijn. Als je dan iets vergeet, heeft dat serieuze gevolgen. Bovendien zijn we altijd afhankelijk van het weer; strakke planningen zoals we die hier in Nederland gewend zijn, zijn niet mogelijk. Er kan altijd van alles gebeuren, dus je mentale flexibiliteit is echt van essentieel belang. Veldwerk is niet alleen fysiek zwaar, maar kan ook mentaal echt pittig zijn.’
‘Ik geef altijd eerlijk toe dat ik in eerste instantie werd gedreven door het idee van avontuur, en dat gecombineerd met iets waar ik veel om geef, het klimaat. Maar naarmate ik vaker in het noorden kom en meer leer, niet alleen over het onderzoek zelf maar ook over het leven daar, merk ik dat het echt een plek in mijn hart krijgt. Leren over de tradities van de Inuvialuit, helpen met vissen, is echt een enorme bonus. Het delen van kennis gebeurt daar voornamelijk via het vertellen van verhalen. Het feit dat ik tijd en ruimte voor heb gehad om echt een band op te bouwen met mensen daar is een enorm voorrecht.
Realiteit
‘In de loop der jaren ben ik geconfronteerd met veronderstellingen over onderzoek en de realiteit van mijn eigen ervaringen. Het is een wereld van grote contrasten, waar we naar Canada vliegen voor veldwerk en daar soms met een helikopter van A naar B moeten, maar dan wel om het klimaat geven. Dat zijn ook dingen die meer en meer gaan wringen; we willen iets doen voor het klimaat, maar de eigen voetafdruk is niet nul. Hoe pak je dat aan? Is de manier waarop we nu onderzoek doen eigenlijk wel de beste manier? Juist deze kritische vragen moeten we onszelf blijven stellen. Ik heb de antwoorden niet, maar het is wel een discussie die we met elkaar moeten blijven voeren.’
'Onderzoeksvermoeidheid' wordt steeds meer een issue, vooral nu veel onderzoeksprojecten zich verplaatsen naar Canada en Alaska, vanwege de moeilijke toegang tot Rusland. Deze verandering legt aanzienlijke druk op de dorpen waar onderzoekers zich vestigen. Hoewel sommige gemeenschappen de komst van onderzoekers verwelkomen vanwege de economische voordelen, ervaren anderen het als té veel. Stel je voor dat elk jaar een groot aantal onderzoekers je dorp binnenvalt, de grond omploegt en vertrekt met gegevens, terwijl de lokale problemen zoals erosie en verzakkende permafrost onverminderd doorgaan.’
Om dit te voorkomen, zitten we met elkaar om de tafel en bespreken we of het werkelijk noodzakelijk is dat iedereen naar het noorden gaat. Er wordt al in zekere mate rekening mee gehouden, zoals bij het schrijven van projecten in internationale consortia, waarbij wordt samengewerkt vanuit verschillende disciplines. Wetenschap kan egoïstisch zijn door gebrek aan datadeling en streven naar meer citaties voor eigen status. We moeten minder focus leggen op publicatiedrang en ons afvragen of dat echt het belangrijkste is. Uiteindelijk hebben we het zelfde doel; namelijk een leefbare wereld voor iedereen.’
Toekomstperspectieven en betrokkenheid
‘Het werk en onderzoek blijft boeiend, de impact ervan op mijzelf, gemeenschappen en gebieden heb ik onderschat. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de impact van klimaatonderzoek, die ondanks de verwachtingen soms verschillen van de realiteit. Mijn ervaringen in Canada en Alaska hebben me veel geleerd: sommige zaken had ik anders moeten aanpakken, weet ik nu. Ik pleit voor meer aandacht voor het menselijke aspect van onderzoek, inclusief hoe we omgaan met klimaatonderzoek en hoe we dit met elkaar en lokale gemeenschappen het beste aan kunnen pakken. Hierin kan juist de frisse blik van jonge mensen enorm van waarde zijn, we moeten buiten de gebaande paden durven te gaan om vooruit te komen.’