Ok, het ene magma is taaier dan het andere. Waarom ook al weer? De bron is verschillend en daarmee de chemische samenstelling. De kleur van vulkanisch gesteente geeft dat al aan. Graniet is licht van kleur, want het bestaat voor een groot deel uit het kleurloze kwarts (SiO2) en rozige kaliveldspaat (KAlSi3O8). Basalt is veel donkerder, zwart tot rood, omdat er geen kleurloos kwarts in zit en meer van de donkergekleurde ‘mafische’ mineralen bevat zoals olivijn, pyroxeen naast het witte plagioklaas-veldspaat (met Na2O en CaO).
Silicium (Si4+) kan op vier punten een verbinding aangaan met een ander element, in de regel is dat zuurstof (O2-). Daarmee vormt het een silica-tetraëder (een viervlak, figuur 3). Maar silicium is 4+ geladen en zuurstof 2-. Dus dat wordt één keer 4+ en vier keer 2-. Dat levert een negatief resultaat op. Ténzij er voldoende silicium is, zodat elke tetraëder de zuurstof op elke hoekpunt kan delen met een volgende silica tetraëder. Dan telt de negatieve lading van de zuurstof maar voor de helft mee. Dat levert dan dus één keer Si + vier keer een halve zuurstof = SiO2 op. In de regel geldt: hoe groter het gehalte SiO2 in het magma, des te meer ketens zich vormen en des te moeilijker het magma beweegt. We zeggen dan dat de viscositeit groot is. Als het magma stolt, is die grote hoeveelheid SiO2 terug te zien als het mineraal kwarts: dat bestaat uit zuivere SiO2 (figuur 4, links). Als er gas vrijkomt in zo’n taai magma, kan het nergens heen, omdat de bellen zich niet kunnen bewegen. Komt er genoeg gas vrij, dan kunnen de bellen zo’n grote druk gaan uitoefenen dat het magma uit elkaar spat en verbrijzelt tot vulkanische as – een explosieve eruptie.
Basalt bevat veel minder SiO2; niet elke hoekpunt van de tetraëders kan gedeeld worden met de buren. Si2O6 bijvoorbeeld (verhouding Si : O is 1:3). Oftewel: twee keer 4+ en zes keer 2- geeft een lading van -4. Er blijft een beetje negatieve lading over. Andere metalen, zoals K+, Na2+, Ca+, Mg2+ nestelen zich dan in de keten en de eigenschappen veranderen weer wat (figuur 4, rechts). Zo vormen zich bij stolling mineralen als olivijn, waar de mantel grotendeels uit bestaat. Dat bestaat uit losse tetraëders in een smelt, alleen door wat metalen met positieve elektrische lading verbonden. Dat zijn geen atoombindingen, maar VanderWaals krachten, die relatief makkelijk te verbreken zijn. Magma met veel olivijn heeft dan ook een lage viscositeit en is dun vloeibaar. Als er in zo’n magma gasbellen ontstaan, borrelen die makkelijk naar de oppervlakte, wat prachtige spetters en vuurfonteinen veroorzaakt – maar verder stroomt het magma gemoedelijk naar buiten – een effusieve eruptie.
Zie ook Youtube filmpje.