Geologisch spektakel aan de Zuid-Engelse kust
‘Groot-Brittannië verandert in Klein-Brittannië’, kopte de Volkskrant in augustus 2015. Ruim 1700 kilometer kustlijn, op een totaal van 4500, wordt bedreigd door de zee, en de overheid besloot de natuur haar gang te laten gaan. Dat levert niet alleen voor geografen indrukwekkende kusten op.
Naast een imposante foto van de steile kliffen van de Engelse zuidkust vertelde het krantenartikel over de bewoner van een Victoriaans kustwachtershuis in Birling Gap dat op een afstand van nog slechts 6 meter van het klif stond. Het klif brokkelt hier jaarlijks 70 centimeter af. Het is dus gemakkelijk uit te rekenen wanneer het huis in de afgrond zal storten. Overal in Groot-Brittannië zijn zulke plekken aan te wijzen. Voor geologen zijn ze reuze interessant, maar ook voor de horden toeristen die er komen. De Britse erfgoedorganisatie National Trust ziet de gevaren van deze toeristisch trekpleisters ook, maar verklaart doodleuk dat Engeland weliswaar krimpt, maar op andere plekken juist terrein wint.
Geologen hebben berekend dat heel Groot-Brittannië nog 500.000 jaar te gaan heeft. Dan is het hele eiland door afbraak in de oceaan verdwenen. Maar zoiets is in de miljoenen jaren aardgeschiedenis op andere plekken in de wereld al vaker gebeurd.
Afbraak en opbouw
Afbraakkusten zoals grote delen van de Engelse zuidkust komen op alle continenten voor. Kusten behoren tot de geologisch meest actieve gebieden op aarde. De geologische krachten zijn hier permanent aan het werk, dag en nacht, elke minuut. Ze komen vooral tot uiting in de werking van de branding, die constant op de kliffen beukt. De gevolgen daarvan zijn bij de afbraakkusten het grootst.
De branding kan ook aangroei van de kust veroorzaken. De golven die komen aanrollen, woelen het materiaal op waaruit de zeebodem bestaat. Dit is vooral zand en grind. Terwijl dit op de ene plaats een uitslijtende werking heeft, kan het materiaal elders op het strand worden geworpen. De kust kan zich daardoor zeewaarts uitbreiden. Een en ander is afhankelijk van de beschikbaarheid van los materiaal, de aanvoer van nieuw materiaal, kuststromingen en getijdenwerking. Langs veel kusten vinden beide processen plaats, afbraak en opbouw, en vaak op korte afstand van elkaar. Daardoor verandert de kust voortdurend.
Abrasie
Het binnendringen van de zee veroorzaakt vaak steile tot loodrechte kusten. Een kust waar afbraak plaatsvindt, heeft een klif (Eng. cliff, Fr. falaise). Een klifkust wordt meestal vergezeld door andere erosievormen, zoals kapen, klippen (stacks) en bogen (sea arches). Bij ruw weer en hoge zee wordt de klifkust gemakkelijk ondermijnd en storten grote massa’s gesteente omlaag op het strand. Het puin wordt tijdens hoogwater door de branding snel opgeruimd. Het hardere gesteentepuin wordt tot rolstenen gerold. De branding veroorzaakt een permanente afbraak (abrasie) van de (klif)kust, door ondermijning en door terugdringing van de kustlijn. De invloed van de branding reikt echter niet diep, hooguit tot enkele meters onder het gemiddelde laagwaterniveau. Daardoor ontstaat aan de voet van de klif een horizontaal, vlak geërodeerd gebied, het abrasieplat. Het oppervlak bestaat uit vast gesteente. Het ligt droog tijdens laagwater en is bezaaid met rolstenen.
Oude Harry
De afbraak is langs grote delen van de kust van Groot-Brittannië zichtbaar. Bijvoorbeeld op het Isle of Purbeck aan de Engelse zuidkust van het graafschap Dorset. Dit isle is geen echt, maar een ‘geologisch’ eiland, in de zin van: geologisch geïsoleerd gebied. Er liggen van oost naar west evenwijdig aan elkaar enkele stroken oud gesteente uit de Jura en het Krijt, aan de zuidzijde begrensd door de zee en aan de noordzijde door veel jonger gesteente (figuur 1). Op wel meer plekken in Engeland noemen de Britten zo’n geologisch geïsoleerd gebied een eiland. Die evenwijdige stroken verschillen ook weer in hardheid. Een van de hardere lagen is de witte kalksteen, in Engeland chalk genoemd, bekend van de White Cliffs of Dover. Aan de oostzijde van het Isle of Purbeck steekt deze witte kalksteen in een punt recht in zee. De rots wordt voortdurend ondergraven door de branding. Nu en dan vallen stukken kalksteen in de zee. De branding tast de kalksteen het eerst aan waar verticale scheuren zijn. Zo ontstaan loodrechte kliffen die op den duur losraken van het kalksteenklif van het vasteland en als klippen, eenzame pilaren in zee, overeind blijven. Ze hebben de mooie namen Old Harry en Old Harry’s Wife. Verder naar het oosten over 25 kilometer zee zijn de beroemde Needles van het eiland Whight op dezelfde manier ontstaan. Vooral bij een hier regelmatig heersende windkracht 7 of meer is het afbraakproces goed te zien. Aan de andere, westelijke, kant van het Isle of Purbeck ligt een halfronde ovale baai. Hier komen heel flauw hellende donkere lagen zachte schalie en hardere lagen dolomiet aan het oppervlak. Bij laagwater is goed te zien hoe de lagen scheefgesteld op elkaar liggen. De schalie is oliehoudend en in de klifwanden op sommige plaatsen bruin gekleurd door natuurlijke verbranding in het verre geologische verleden. In de schalies komen fraai geconserveerde fossielen van ammonieten voor. De klei is plaatselijk zo zacht dat deze in het zeewater zweeft en het water onheilspellend donkergrijs kleurt. In het binnenland en op de Noordzeebodem wordt uit deze tot 500 meter dikke Kimmeridge Clay-formatie aardolie gewonnen.
Coves, plooien en bogen
Een afwisseling van zachte en harde gesteenten evenwijdig langs de kust kan bijzondere abrasievormen opleveren. Iets westelijker van Purbeck ligt aan de kust van Dorset een strook harde kalksteen, Portlandkalk, met landinwaarts een evenwijdig lopende strook zachte kalksteen en mergel. Op enkele plekken is de zee door de harde Portlandkalksteen heen gebroken en heeft vervolgens een ronde baai in de daarachter liggende zachte Wealden Clay en chalk gevormd. Zo’n baai, deels afgeschermd van de zee, heet in Engeland een cove. De toegang van de baai naar zee loopt dus via de nauwe doorbraak in de harde Portlandkalk. Het is een grote toeristische attractie geworden.
Vanaf Lulworth Cove loopt een schitterend coastal path westwaarts naar Stair Hole, een volgend geologisch wonder. Na een korte klim wordt zichtbaar dat de Alpiene gebergtevorming zelfs voor de Engelse zuidkust gevolgen heeft gehad. De Portlandkalksteen is sterk geplooid en her en der zijn de gesteentelagen zelfs verticaal gesteld. Met regelmatige tussenpozen dreunt de branding door twee gaten in de beschermende harde Portland kalksteen en slaan de golven stuk op het rolstenenstrand, waarbij de stenen nog verder afgerond worden. Hier vormt zich een nieuwe cove. De gesteentezones die evenwijdig aan de kust lopen, zijn hier smaller dan bij Lulworth Cove, waardoor deze cove in wording kleiner is.
De meeste toeristen lopen bij goed weer met een flinke klim verder westwaarts over het kustpad naar de Durdle Door. Vanaf de hoge klif heb je een prachtig uitzicht terug op Lulworth Cove en Stair Hole. Beneden is de Portlandkalksteen door abrasie zo ver afgebroken dat daarvan nog slechts enkele klippen resten. De oorspronkelijke coves zijn verdwenen. De afbraak is hier dus een stadium verder dan bij Lulworth Cove. Voor je uit kijk je op Durdle Door, een natuurlijke boog van kalksteen. De branding heeft in een scheur in het gesteente een gat veroorzaakt. Er resten nog slechts enkele steil staande lagen van Portlandkalksteen.
Strandwal
Verder westwaarts strekt zich in een sierlijke boog een strandwal uit zo ver het oog reikt. Chesil Beach is misschien wel het fraaiste exemplaar van de hele wereld. Zodra je over de 13 meter hoge wal bent geklommen, hoor je met korte tussenpozen, telkens als er weer een golf uitloopt, het donderende geraas van de branding, die de stenen over elkaar laat rollen. Ja, de 17 kilometer lange strandwal bestaat inderdaad uit rolstenen, allemaal van vuursteen. Van fijn grind tot grove stenen zo groot als flinke aardappelen. Deze imposante wal is in achtduizend jaar opgebouwd. Achter de wal, aan de landzijde, is het rustig. De strandwal is zo hoog dat je de zee niet hoort. De ondiepe lagune, omzoomd met roze velden vol bloeiend Engels gras, ligt er opvallend stil bij. Je staat hier uit de wind. Het ontstaan van de strandwal heeft te maken met de overheersende zuidwesten wind die rechtstreeks van duizenden kilometers oceaan komt. De wal is dus opgebouwd vanuit die richting. Dit zou je vanaf de kaart niet vermoeden, omdat hij eerder lijkt vast te zitten aan de rots van Portland, een platte, boomloze berg van harde Portlandkalksteen.
Door de wind bestaat er ook een kuststroming van west naar oost langs Chesil Beach, waardoor de strandwal breder en hoger wordt naarmate je Portland nadert. Het grind werd vroeger veel gebruikt als bouwmateriaal. Daardoor raakte de strandwal uit evenwicht en dreigde te verdwijnen. Sinds 1985 behoort hij tot het Unesco Werelderfgoed en wordt hij beschermd. Het is verboden de mooie rolstenen mee te nemen. Voorbij Chesil Beach, verder westwaarts, ligt een klif bij Charmouth en Lyme Regis, bekend om de fossielen die er gevonden worden. Er komen ammonieten en belemnieten voor in kleiige, zandige en kalkrijke afzettingen uit de Jura. De plek is in Engeland bekend geworden sinds een meisje, Mary Anning, er twee eeuwen terug een vrijwel compleet fossiel vond van een plesiosaurus, een uitgestorven zeereptiel. Daaraan is het huidige dinosaurusmuseum te danken. Als vindplaats van fossielen is Lyme Regis nu zo bekend dat de straatlantaarns met gestileerde ammonietsymbolen zijn versierd. Het is inmiddels verboden stenen en fossielen mee te nemen om, zoals de toeristenfolder laten weten, ook volgende generaties te laten genieten van deze geologische wonderen. Een bezoek aan de Engelse zuidkust is zeker de moeite waard. Haast is geboden: je hebt nog maar 500.000 jaar de tijd.