De hele wereld bestaat uit verschillende platen die ten opzichte van elkaar bewegen met enkele centimeters per jaar. Deze verplaatsing is vooral te merken rond de grenzen van deze platen, waar ze langs elkaar heen ‘schuren’, dit zijn breukzones. Zo’n breukzone is vaak tientallen kilometers diep en honderden/duizenden kilometers lang, dus dat schuren gaat allesbehalve soepel.
De platen willen blijven bewegen en het gevolg hiervan is dat er lange tijd druk wordt opgebouwd bij de breuk. Na lange tijd, wel enkele tot tientallen jaren, wordt de druk zo groot dat een deel van de breuk losschiet. Hier kan de ene plaat ten opzichte van de andere in één keer wel een paar meter verplaatsen, door al die jaren van drukopbouw.
Een grote schokgolf, veroorzaakt door het ineens losschieten van de breuk, verplaatst zich over het oppervlak heen en voelen wij als een aardbeving. Hoe groot, zwaar en destructief de aardbeving uiteindelijk is hangt weer af van een grote hoeveelheid factoren, zoals de lengte van het stuk dat losschiet, de diepte van het hypocentrum (waar het losschieten start) en de materiaaleigenschappen van de breuk