Het AfricaMuseum in Tervuren

13 december 2024
Auteurs:
Leo Paul
Faculteit Geowetenschappen, Universteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2024 | 9
dekolonisatie
Nieuws
BEELD: CHÉRI SAMBA/AFRICAMUSEUM
Schilderij over de bekritiseerde herinrichting van het AfricaMuseum, gemaakt door kunstschilder Chéri Samba uit Congo-Kinhasa, 2002.

Het verhaal is nog niet rond

Het Koninklijk Museum van Midden-Afrika in Tervuren werd wel ‘het laatste koloniale museum ter wereld’ genoemd. Bij de renovatie verdwenen de luipaardman en andere racistische beelden uit het directe zicht en het verhaal van de misdadige koloniale uitbuiting wordt nu wél verteld. Maar het verhaal is nog niet rond. Gaat ook de roofkunst in de collectie eindelijk terug naar waar deze vandaan komt? 

 

Wie Kuifje in Afrika uit 1931 herleest, zal verbijsterd zijn over het racisme en de stereotiepe beelden in dat stripboek. Maar de maker Hergé, pseudoniem van de Belgische Georges Prosper Remi Remi, was nooit in Afrika geweest. Het iconische beeld van de luipaardman in de strip had hij gezien in het Museum van Belgisch Kongo, zoals het AfricaMuseum in Tervuren toen heette (zie kader). Inmiddels is de sculptuur als ‘fout’ gelabeld en verplaatst naar een beeldendepot, in het kader van een ingrijpende dekolonisatie van het museum. Dat was hard nodig. Hoe pak je zoiets aan en is die missie geslaagd?

FOTO: GERARD NEDERPELT
De luipaardman

De sculptuur van een in luipaardvel gehulde zwarte man, die zijn klauwen uitslaat om een slapende man te vermoorden, is een iconisch beeld geworden van Congolese barbarij. Maar het is een geënsceneerd beeld, dat in 1913 door het ministerie van Koloniën is besteld. Beeldhouwer Paul Wissaert had zich gebaseerd op informatie van de kolonisator, waaronder een in scène gezette foto, die was opgestuurd door een gouverneur in het oostelijk deel van Belgisch-Congo. De luipaardman verwijst naar het geheime genootschap Anioto, dat eind 19e en begin 20e eeuw door lokale dorpsleiders werd ingeschakeld om met rituele moorden rivalen of de eigen bevolking onder de duim te houden. De Belgen hadden een eigen verklaring gecreëerd, waarin verzet tegen de koloniale overheersing een plek kreeg.

De sculptuur werd vanaf 1915 opgenomen in het museum, aangekleed met etnografische objecten zoals ijzeren klauwen, die op fantasie waren gebaseerd. Daarmee werd de boodschap versterkt dat zonder Belgische aanwezigheid de Congolezen elkaar zouden afslachten. Dat stereotiepe beeld kwam terug in het eerdergenoemde Kuifje-album uit 1931 (oorspronkelijke titel: Kuifje in Congo) en in het boek Tarzan en de Luipaardman (1935). 

De luipaardman staat voor foute beeldvorming waaraan het museum zich in het verleden schuldig heeft gemaakt. De Vlaamse historicus Joris Van Doorsselaere vindt het een gemiste kans dat het beeld doelloos is verplaatst naar het beeldenkerkhof in het museum. Het zou beter zijn om leerlingen te confronteren met de rol van beeldvorming in het heden en verleden.

Privékolonie

Het Koninklijk Museum van Midden-Afrika, zoals het tussen 1960 en 2018 heette, werd wel het laatste koloniale museum ter wereld genoemd. Dagblad De Standaard labelde het als een ‘koloniale propagandamachine’, een achterhaalde schatkamer met een stoffig imago. De basis lag in de Wereldtentoonstelling in Brussel van 1897, die koning Leopold II aangreep om met zijn nieuw verworven Afrikaanse bezit te pronken. ‘België heeft een kolonie nodig’, net als de grote landen in Europa, schreef hij al in 1860. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Portugal hadden Afrika grotendeels verdeeld, maar het Congobekken was overgebleven. Dit omdat de drie rivalen elkaar het gebied niet gunden en het bovendien grotendeels terra incognita was. Leopold II speelde daar handig op in en organiseerde in 1876 de Geografische Conferentie van Brussel. Dit leidde tot een private organisatie die Centraal-Afrika ging verkennen en ‘openleggen voor de beschaving’. Ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley moest nederzettingen stichten langs de Congorivier en verdragen sluiten met inlandse machthebbers. 

De Belgische staat en de Belgische bevolking hadden helemaal geen interesse in een kolonie, maar de koning kreeg vrij spel. De persoonlijke claim van Leopold II werd verzilverd tijdens de Conferentie van Berlijn van 1884-85, waar de regels werden vastgesteld voor de scramle for Africa. Congo-Vrijstaat werd gecreëerd, als privébezit van de koning. De Onafhankelijke Congostaat, zoals het ook wel werd genoemd, was tachtig keer groter dan België en zat vol met grondstoffen, zoals rubber en ivoor. Leopold II was een boef, maar wel een heel slimme. Hij had de koloniale grootmachten vrijhandel en vrije scheepvaart op de Congo beloofd. 

De gewelddadige uitbuiting van Congo-Vrijstaat was enorm. Het terreurregime van Leopold II kwam internationaal steeds meer onder vuur te liggen, zoals verwoord door Mark Twain, die in 1905 een vlammend pamflet schreef over de wandaden in de privékolonie van de koning. In 1908 annexeerde België Congo-Vrijstaat, waarna Congo tot 1960 een kolonie bleef.

Wetenschappelijke rechtvaardiging

Leopold II gebruikte de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel om kolonialisme te promoten. In het koninklijk park van Tervuren opende hij een Paleis van de Koloniën, dat via een speciaal aangelegde tramlijn verbonden was met het Jubelpark in Brussel, waar de paleizen van de Wereldtentoonstelling lagen (zie ook Geografie 2018-9). In een half jaar bezochten 1,2 miljoen mensen de koloniale tentoonstelling, die vanaf 1898 een permanent karakter kreeg. De koning betaalde de bouw van een compleet nieuw museum, met koninklijke grandeur. In 1910 was dit klaar, een jaar na de dood van Leopold II. Maar diens signatuur was overduidelijk: in de centrale hal kreeg hij een imposant borstbeeld en zijn initialen zijn op 45 plaatsen in de muren en plafonds verwerkt. 

FOTO: JEAN-PAUL REMY/ VISIT BRUSSELS
Het AfricaMuseum.

Het museum moest het publiek ervan doordringen dat Congo een kolonie was die Belgische voogdij nodig had. Daarnaast was het belangrijk om Belgische en internationale investeerders duidelijk te maken dat er veel te halen viel in Afrika. Daarom toonden de vele vitrines producten als rubber, ivoor en tropisch hardhout, maar ook koffie, katoen en cacao. Ook het werk van wetenschappers kreeg ruime aandacht, zoals de inventarisatie van flora en fauna en het geologisch onderzoek. Een hoofdrol kregen de etnografen, die zich hadden geworpen op schedelmetingen en het ‘verzamelen’ van maskers, gebruiksvoorwerpen en rituele objecten. Een onderzoekscommissie van het Belgische parlement over het koloniaal verleden verwoordde het in 2021 zo: ‘De dubbele identiteit van het museum als museum en wetenschappelijk instituut maakte het tot een doeltreffend kanaal voor koloniale propaganda, aangezien het instituut elk koloniaal initiatief het mom van wetenschappelijke objectiviteit en legitimiteit kon geven.’

‘Negerdorpen’ 

Voor de tentoonstelling van 1897 werden in het park van Tervuren drie ‘negerdorpen’ gebouwd, waar 267 overgebrachte Congolese mannen, vrouwen en kinderen hun dagelijkse bestaan moesten naspelen. In deze menselijke ‘dierentuin’ werd gedanst, gezongen en op de tamtam geslagen. ’s Nachts werden de Congolezen opgesloten in de koninklijke stallen. Er hingen bordjes bij de ingang: ‘Geef geen eten aan de inboorlingen, ze worden al door ons gevoed.’ Zeven Congolezen stierven door ziekte en kou. Bij het nabijgelegen kerkje van Tervuren liggen de graven met hun namen, maar de tombes zijn leeg. De stoffelijke resten liggen in een massagraf, ergens in het park. Toen Leopold II in juli in vol ornaat zijn project in Tervuren bezocht, sloeg hij een bezoek aan de dorpen over, uit angst handen te moeten schudden en een besmettelijke ziekte op te lopen. Overigens waren dit soort mensentuinen vanaf begin 19e eeuw overal ter wereld gebruikelijk, als uitvloeisel van ontdekkingsreizen en het openleggen van koloniën. Zo organiseerde Amsterdam in 1883 de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling (op het huidige Museumplein), met Surinaamse en Indische dorpen en een prominent standbeeld van J.P. Coen.

FOTO: ALBUM_ALPHONSE_GAUTIER
Groepsportret van de 267 Congolozen die in 1897 tentoongesteld werden in de ‘menselijke dierentuin’ in Tervuren.

Tot 2014

De boodschap van het museum kwam het sterkst tot uiting in de Grote Rotonde, met fantasiebeelden van blanke weldoeners met (kleine) Congolezen in aanbidding opziend, en van (bijna naakte) Congolezen. Met opschriften als ‘België brengt beschaving in Congo’. In de geschiedeniszaal begon het verhaal van Congo pas in 1483, met de komst van de Portugezen. De overvolle vitrines bleven lang dominant. De bezoekersaantallen liepen na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk terug, maar veerden op halverwege de jaren 60, dankzij de komst van een educatieve afdeling en bezoek van vele scholieren. Omdat veel oud-kolonialen het museum runden, ademde de tentoonstelling nostalgie. De verering van Leopold II werd alsmaar prominenter. 

Jean Muteba Rahier, een Amerikaanse hoogleraar antropologie en diasporastudies, beschreef het museum in 2003 als ‘een collectie die een koloniale orde laat zien waarin zwarte mensen vaak schaars [gekleed] worden afgebeeld, als een afbeelding van primitiviteit en passiviteit, terwijl witte mensen gekleed waren, modern en afgebeeld als actieve, drijvende krachten achter de geschiedenis’. Rahier vond dat het museum onmiddellijk dicht moest, zodat schoolkinderen niet meer werden blootgesteld aan zo veel racisme. Hij had gemerkt dat jonge medewerkers wel openstonden voor vernieuwing, maar dat veel oudere conservatoren daar niets in zagen. 

Het debat over de ware aard van Leopold II en de misdaden in Congo kwam in België maar langzaam op gang en dat verhinderde de aanpassing van het museum. Er ging een schok door het land toen in 2001 een onderzoekscommissie ingesteld door de regering had ontdekt dat koning Boudewijn op de hoogte was geweest van het plan om de eerste premier van het onafhankelijke Congo, Patrice Lumumba, te vermoorden. De premier werd op 17 januari 1961 omgebracht. 

In 2001 trad Guido Gryseels aan als nieuwe directeur van het museum. Het kostte hem meer dan tien jaar om de koers te verleggen, eerst door tijdelijke tentoonstellingen, zoals Het geheugen van Congo – De koloniale tijd in 2005. Na veel debatten sloot het museum in 2013 vijf jaar de deuren voor een ingrijpende verbouwing. Andere ‘tropenmusea’ in de wereld waren voorgegaan, zoals dat in Amsterdam. Ook daar verliep de transformatie naar ‘wereldmuseum’, met meer aandacht voor slavernij en de effecten van kolonialisme, niet zonder slag of stoot.

Kritische ontvangst

Bij de heropening van het museum in 2018 was koning Filip opvallend afwezig, officieel omdat het niet paste in zijn drukke agenda. Of zou hij moeite hebben gehad met de presentatie van de misdaden van zijn voorvader? Critici vonden dat het museum juist te weinig stelling nam tegen dat schuldige verleden. Adviseurs vanuit de Afrikaanse diaspora in België vonden dat zij onvoldoende inbreng hadden gehad. Een VN-commissie constateerde dat het museum de misstanden van het kolonialisme onvoldoende liet zien en ‘alle aanstootgevende, racistische beelden die er nog stonden, moest verwijderen’. Het ging vooral over de beelden in de Grote Rotonde, die niet weggehaald waren, omdat ze ‘vast’ verbonden waren met het fysieke gebouw. En dat mocht vanwege zijn monumentale status niet aangetast worden. Directeur Gryseels reageerde verbolgen dat de commissie maar een uur in het museum was geweest. ‘Ik heb ze met handen en voeten uitgelegd dat die [beelden] tot het erfgoed behoren, dat we die niet mogen wegdoen, en dat we ze alleen van context kunnen voorzien.’ Twee jaar later werd een oplossing bedacht: voor de beelden hangt nu een semi-transparant doek met hedendaagse voorstellingen, waar je als bezoeker naar believen achter kunt kijken. Overigens stelt de parlementaire onderzoekscommissie dat de beschermde status van het gebouw wel steviger ter discussie had mogen staan.

Een ander pijnlijk object dat tot het onroerend goed behoort, is een op een muur geschilderd overzicht van de 1508 namen van Belgische mannen die gestorven zijn in Congo-Vrijstaat. Daar worden nu de namen van de 7 Congolese doden van de mensententoonstelling van 1897 als een soort schaduw overheen geprojecteerd. Maar ook daarop klinkt kritiek: is dat niet erg summier, gezien de miljoenen slachtoffers van de koloniale terreur?

Het museum kreeg een nieuw entreegebouw, dat via een tunnel verbonden is met het hoofdgebouw en de collectie. Aanvankelijk stonden in deze tunnel de ‘foute’ beelden, zoals de luipaardman. Dat gaf verwarring, omdat niet elke bezoeker begreep dat het museum afstand had genomen van deze beelden. Inmiddels staan ze in een aangrenzende ruimte, die alleen meegenomen wordt bij een rondleiding met gids.

Een nieuw verhaal

Eén ruimte, de krokodillenzaal, is intact gebleven, als herinnering aan de oude opstelling. In de overige zalen worden de vaak schitterende objecten nu wel ingekaderd met een eigentijds verhaal, namelijk dat zaken als leiderschap, dood, welzijn, onderwijs en huwelijk ook nu nog verbonden zijn met rituelen. Afrika wordt niet langer gepresenteerd als het continent van primitieve mensen, die hoognodig moeten worden onderworpen aan een beschavingsoffensief. Zo wordt bij het ‘beentje van Ishango’ (20.000 jaar voor Christus) verteld dat de inkervingen in het bot het oudste bewijs zijn van wiskundig denken in de wereld. En over de ‘primitieve’ spleettrom leer je nu dat deze ook een effectief middel was om boodschappen over grote afstand te verspreiden. Nu laat de tentoonstelling zien dat de mensheid zijn oorsprong in Afrika vindt. En dat er inderdaad veel grondstoffen worden gewonnen (die terug te vinden zijn in mobiele telefoons), maar dat de Congolezen daar weinig van profiteren.

De afdeling ‘Koloniale geschiedenis en onafhankelijkheid’ laat onomwonden de plunderingen, uitbuiting en repressie zien, vooral tijdens Congo-Vrijstaat. Maar als het gaat om de koloniale geschiedenis tussen 1945 en 1960 lijkt de handrem erop te zitten. Er is veel aandacht voor de verbetering van het onderwijs en de gezondheidzorg en de rol van missionarissen daarbij, maar relatief weinig informatie over de onafhankelijkheidsstrijd. De samenstellers lijken zich daarvan bewust, getuige de opmerking in de catalogus ‘dat de collecties zijn samengesteld door Europeanen; het blijft dan ook een uitdaging om de koloniale geschiedenis te vertellen vanuit een Afrikaans perspectief. Het museum wil de interesse daarvoor aanwakkeren en een forum zijn voor een levendig debat.’  En dat laatste doet het museum wel degelijk, getuige de jaarverslagen. 

Zeker, de critici hebben gelijk dat een algemeen verhaal en samenhang tussen zalen ontbreken. Maar het museum is al ver gekomen. De parlementaire commissie schreef in 2021 dat het veranderingsproces van het KMNA te traag is verlopen, maar dat met de renovatie een mijlpaal is bereikt. Die moet eerder worden gezien als het begin van een proces dan een eindpunt. In de woorden van de nieuwe directeur: ‘Wij zijn niet langer een museum over Afrika, maar een museum dat streeft naar interactie met Afrika.’ 

De rondleiders hebben in de periode voor de heropening een intensieve training van meerdere maanden gekregen, waarin zij werden ‘bijgeschoold’ over de hedendaagse kijk op kolonialisme. Sommigen hadden moeite een ander verhaal in te studeren en zijn afgehaakt. Onze gids vertelde eind augustus dat hij dertig jaar als ontwikkelingswerker in Burundi had gewerkt. De voorbereiding duurde destijds niet langer dan een weekend. Maar tijdens de intensieve bijscholing in 2018 begreep hij eindelijk veel zaken die hij in Burundi had meegemaakt. 

Het is aan te bevelen het museum te bezoeken met een gids en te vragen om speciale aandacht voor de dekolonisatie van het museum. Op eigen gelegenheid is de rode lijn van dit verhaal maar moeilijk te ontdekken.

Roofkunst

In de loop van de tijd zijn 120.000 etnografische objecten ‘verzameld’ tijdens militaire en wetenschappelijke missies, of meegebracht door missionarissen. Welk deel daarvan roofkunst betreft, is lastig te bepalen. Het museum erkent dat de objecten ‘in een context van geweld, onrechtvaardigheid en ongelijke machtsverhoudingen’ bijeen zijn gebracht. In 2022 heeft het Belgische parlement een restitutiewet aangenomen en kan Afrikaans erfgoed na wetenschappelijk onderzoek worden teruggegeven als de betrokken staat daarom vraagt. Via rode stickers op vitrinekasten kunnen bezoekers lezen over het herkomstonderzoek. Lange tijd stelde het museum zich op het standpunt dat het werelderfgoed had veiliggesteld; een paternalistische houding die niet helemaal verdwenen is. Zo meent de Belgische staat dat Congo niet de middelen of expertise heeft om teruggeven objecten te bewaren.

BRONNEN