Schoolwandkaarten: Met een plakkertje weer up-to-date

4 oktober 2024
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2024 | 7
recensie
Opinie
Duitsland (natuurkundig), van R. Bos en K. Zeeman, een uitgave van P. Noordhoff uit 1939. Op de kaart is de gebiedsuitbreiding van nazi-Duitsland begin 1939 aangegeven. Zie de aansluiting van Oostenrijk en de annexatie van Sudetenland. Na de oorlog wilde Noordhoff de kaart blijven verkopen. Brink laat in een hier niet opgenomen fragment zien hoe de uitgever op deze kaart in 1950 met een grijze opdruk de naoorlogse grenzen aanbracht. Inclusief ‘twee minieme, met grijze inkt opgedrukte vlekjes bij Elten en Tudderen’. Daar hadden de geallieerden annexatie door Nederland goedgekeurd.

Zoek op internet (oude) foto’s van aardrijkskundelokalen en je ziet ze altijd hangen: wandkaarten. Maar over die kaarten is verder weinig bekend. Lowie Brink leidt ons in zijn nieuwe boek langs vijftig exemplaren.

 

In 1915 besprak A.A. Beekman, een coryfee in de toenmalige Nederlandse aardrijkskunde, een wandkaart van R. Schuiling, ook al een coryfee. Uiteindelijk overheerste de lof. Ondanks onnauwkeurigheden – ‘in den Braakman [voormalige zeearm van de Westerschelde in Zeeuws-Vlaanderen, red.] is de van Dunnépolder vergeten’ – vond Beekman het een goede kaart. Al ‘zou zij nog zeer winnen door een andere voorstelling der rivieren en kanalen, die de aardrijkskundige werkelijkheid meer nabij komt’. Het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap ruimde er vijf pagina’s voor in.

Dat was zeer ongewoon, want het KNAG oude stijl had weinig belangstelling voor schoolaardrijkskunde, constateert Lowie Brink. ‘Schooluitgaven worden in den regel niet besproken’, citeert hij uit het Tijdschrift. Brink is zonder twijfel dé expert in Nederland (en misschien ook daarbuiten) op het gebied van aardrijkskundige schoolwandkaarten. Hij schreef erover in tijdschriften (waaronder Geografie), publiceerde er een bibliografie over en het boek De wereld aan de wand. Hij is ook eigenaar van een gelijknamig, in wandkaarten gespecialiseerde antiquariaat in Nijmegen. In zijn nieuwe werk, De wereld tussen twee stokken (dat hier en daar wel overlapt met zijn boek uit 2010), bespreekt Brink vijftig schoolwandkaarten en eigenlijk nog meer, want het bevat ook fragmenten van andere kaarten waaraan in de besprekingen wordt gerefereerd. Afgezien van de kaarten van Beekman en Schuiling zijn de meeste gemaakt door inmiddels totaal vergeten geografen.

Rijkskweekschool

Het centrum van het wereldje van de schoolwandkaarten was van oudsher Groningen, schrijft Brink. Daar zaten de voornaamste uitgevers, Wolters en Noordhoff; Thieme in Zwolle was een goede derde. Uit Groningen kwamen ook veel docenten die kaarten maakten: P. Eibergen, P.R. Bos, R. Bos en vele anderen afkomstig van de Groninger Rijkskweekschool. Het was ook een wereldje met veel discussies, om niet te zeggen ruzies. Brink bespreekt het getwist over de weergave van reliëf. Moet dat met kleuren (voor elke hoogtezone een kleur), met schrapjes of met schaduwering? En wat voldoet beter: een kaart van grondsoorten of van bodemgebruik? Op de achtergrond speelde de vraag in hoeverre de grondsoort het gebruik bepaalde. Was wellicht een combinatie van beide mogelijk, want als je bijvoorbeeld kunt zeggen dat zeeklei altijd akkerbouwgebied is, hoef je maar één categorie te onderscheiden. Mag de Noordzee zwart zijn of moet water per se blauw ingekleurd zijn? En vooral: hoe volledig moet een wandkaart zijn? Zeker oudere exemplaren presenteren veel te veel topografische informatie, waardoor ze van enige afstand onleesbaar zijn. In de klas is dat niet handig. Brink kiest voor duidelijkheid: alleen ‘lege’ kaarten voldoen op school. En generaliserend: gebruik niet te veel kleurtjes en arceringen om verschillen in bijvoorbeeld grondsoort/gebruik weer te geven.

Een kaart van Nederland, gemaakt dor U.D. Keiser en uitgegeven in 1904 door J.B. Wolters. Keiser probeert grondsoort en bodemgebruik te combineren. Zo onderscheidt hij bouwland op klei, dalgrond en zand. De leesbaarheid lijdt daaronder. Brinks oordeel: ‘Keisers schoolwandkaart is vernieuwend, maar vertoont nog wel de 19e-eeuwse zucht naar volledigheid.’

Onderhoudend en met kennis van zaken behandelt Brink kaarten uit de 19e en 20e eeuw die (delen van) Nederland tonen of Europa, Suriname, Nederlands-Indië dan wel de wereld. Hij citeert contemporaine reacties, maar oordeelt ook zelf. En passant verweeft hij minibiografietjes van kaartenmakers in zijn toelichtingen. Je kunt niet anders dan bewondering hebben voor wat leraren destijds met de middelen van toen voor elkaar kregen. Ook komen thema’s als kaartprojectie, belettering, Duitse invloeden (de Duitse geografie was hier sterk present) en plagiaat aan de orde. En wat te doen als de actualiteit, verschuivende grenzen, de kaart inhalen? Uitgever J.B. Wolters wist het wel: op de kaart uit 1942 van Nederlands-Indië plakte hij gewoon een nieuw etiket: vanaf 1949 was het voortaan de kaart van Indonesië. En de kaart van Limburg uit 1934 kreeg in 1949 ook een plakkertje, zodat de gebiedsuitbreiding bij Tudderen (ten koste van het aangrenzende Duitsland) zichtbaar werd. Het enige waarover ik graag meer had willen lezen, is de techniek van het vervaardigen van wandkaarten en de winstgevendheid. Hoe maakten zo veel aardrijkskundeleraren en onderwijzers, en zo veel uitgevers en drukkers, eigenlijk die kaarten? En hoe succesvol, commercieel bezien, waren al die inspanningen?

Kaarten

Een kaart van Nederland, gemaakt dor U.D. Keiser en uitgegeven in 1904 door J.B. Wolters. Keiser probeert grondsoort en bodemgebruik te combineren. Zo onderscheidt hij bouwland op klei, dalgrond en zand. De leesbaarheid lijdt daaronder. Brinks oordeel: ‘Keisers schoolwandkaart is vernieuwend, maar vertoont nog wel de 19e-eeuwse zucht naar volledigheid.’       

Een klassieke blinde kaart van Nederland. Het is de Schoolkaart van Nederland, gemaakt door G. Prop en uitgegeven door W.J. Thieme in 1930 (4e druk). Er zijn negen kleuren gebruikt om de negen onderscheiden grondsoorten weer te geven. Volgens Brink werd de blinde kaart vanaf de jaren 1920 minder populair, om in de jaren 1960 definitief uit de gratie te raken: ‘Het zijn uitvindingen van ouderwetse schoolmeesters […], ze hebben alleen waarde als controlemiddel voor de namendriller.’
  • Brink, L. (2024). De wereld tussen twee stokken. 50 schoolwandkaarten uitgerold. WBooks, 208 p., gebonden, € 29,95.