Stavanger: Oliewalhalla met onzekere toekomst
Wat moet het Noorse Stavanger nu de olieprijzen historisch laag zijn én duurzaamheid de norm wordt? Sinds de crisis verandert de ‘aardoliehoofdstad van Europa’ langzaam in een slaapstadje. Toch gloort er hoop.
Op het eerste oog lijkt de economie van Stavanger divers met culinaire en culturele voorzieningen, diverse toeristische trekpleisters, een vliegveld en een groot aantal educatieve instellingen. Toch drijft de economie van stad en regio nog hoofdzakelijk op de aardoliesector. Stavanger vormt als Europese olie- en energiehoofdstad een belangrijke pijler voor de Noorse economie. De aardoliesector drukt een behoorlijk stempel op het leven en de werkgelegenheid in de regio. Ongeveer 45 procent van de olie-inkomsten van Noorwegen komt uit Rogaland, waarvan Stavanger de hoofdstad is. Elke inwoner kent wel iemand die in de aardoliesector werkzaam is; 40 procent van de bevolking in de regio is namelijk betrokken bij de winning van het ‘zwarte goud’ en nog eens 20 procent is op een andere manier afhankelijk van de oliesector.
Groeiende havenstad
Stavanger ontstond als bisdom in het begin van de 12e eeuw. De kathedraal is de oudste stenen kerk van Noorwegen. Hoewel Stavanger in 1425 stadsrechten kreeg, bleef het in de volgende eeuwen een bescheiden kern. Dit vanwege twee grote branden en het verlies van de bisschopszetel aan Kristiansand. Pas in de 19e eeuw begon Stavanger door de ontwikkeling van de visserij en scheepvaart te groeien van zo’n 4000 tot 36 duizend inwoners. Hoewel de visvangst en zeehandel eind 19e eeuw stagneerden, kon Stavanger door haar gunstige ligging aan de Noordzee en de directe verbinding met het Noorse achterland het hoofd boven water houden. Veel vissers stapten over op het inblikken van vis. In combinatie met gerelateerde functies, waaronder de verwerking van visproducten, visrokerijen en blikslagerijen, ontstond een levendige industrie in de havenstad.
In 1969 werd in de bodem van de Noordzee het olieveld Ekofisk ontdekt. Naar aanleiding van deze en andere vondsten voor de kust van Noorwegen ontstond een politiek debat over de vraag welke stad het centrum van de Noorse olie-industrie moest worden. De voornaamste kandidaten waren Stavanger en Kristiansand, dat Stavanger eeuwen tevoren had afgetroefd in de strijd om de bisschopszetel. Uiteindelijk viel de keuze op Stavanger, dat daarmee een enorme economische impuls kreeg. De stormachtige ontwikkeling leidde ertoe dat Stavanger zich mocht kronen tot de onofficiële ‘aardoliehoofdstad’ van Europa. De ontwikkelingen trokken veel nieuwe bedrijvigheid aan en gaandeweg werd de olieindustrie de belangrijkste economische sector van de regio. Ook de diensten- en scheepvaartsector profiteerden. Denk aan de duizenden nieuwe (inter)nationale werknemers die in aardoliesector aan het slag gingen en de booreilanden op de Noordzee die bevoorraad moesten worden. Op het kennispark Ipark groeide de hogeschool uit tot een bloeiende universiteit. Diverse startups in de technische en energiesector werden toonaangevende werkgevers.
Buiten de olie-industrie is Stavanger bekend om haar fjorden die ver landinwaarts strekken. De kliffen van de wereldberoemde Preikstolen (Preekstoel) en Lysefjord reiken tot 600 meter boven zeeniveau en zijn een must see voor elke toerist. Het compacte oude centrum biedt daarnaast een grote verzameling karakteristieke witte houten huizen. Momenteel is Stavanger de op vier na grootste stad van Noorwegen met meer dan 130 duizend inwoners.
Oliecrisis
De hoogtijdagen van de Noorse olie-industrie lijken echter voorbij. Tussen juni 2014 en januari 2015 daalden de olieprijzen met 60 procent. Een vat olie kost momenteel nog geen 45 dollar, tegen 100 dollar twee jaar geleden. Hoewel de olieprijs vanaf het begin sterk fluctueerde, waren de negatieve gevolgen nooit zo groot als op dit moment. De daling van de olieprijs gaat sneller en houdt langer aan dan de voorgaande vijf depressies sinds de jaren '70. Tegelijkertijd is de economie door het krimpen van de visserij en het verdwijnen van de conservenindustrie eenzijdiger en kwetsbaarder geworden. In het begin hadden de lage olieprijzen met name invloed op de industrie zelf, maar er treden veel neveneffecten op zodat de hele regionale economie wordt getroffen. (Olie)bedrijven worden gesaneerd waardoor de werkgelegenheid krimpt en consumentenvertrouwen en -uitgaven dalen. Bij gebrek aan passende werkgelegenheid trekken veel hoogopgeleiden naar andere regio’s in Noorwegen en Europa.
Nieuwe koers
De oliecrisis komt niet geheel uit de lucht vallen. Nu duurzaamheid het langzamerhand wint van fossiele energie, lijkt er geen toekomst meer voor de olie-industrie. Om te overleven zal Stavanger moeten investeren in diversiteit. In haar urban-externalities-theorie wees Jane Jacobs op de voordelen van een diverse stedelijke economie, zoals kruisbestuiving tussen bedrijven uit diverse sectoren. Bovendien maakt economische spreiding over meerdere sectoren steden beter bestand tegen een crisis in een bepaalde sector.
een van populairste wandelbestemmingen van Noorwegen.
Om deze redenen probeert de overheid al enkele jaren een andere koers te varen. Stavanger was in 2008 Culturele Hoofdstad van Europa en op het Ipark is een culinair kenniscentrum (Måltidets Hus) geopend. Dat laatste heeft alles te maken met de ligging van de stad. De diepe fjorden nabij de Stavanger leveren zeevruchten van een uitzonderlijke kwaliteit. Het voormalig gletsjergebied rond de stad vormt daarnaast een goede voedingsbodem voor landbouw en veeteelt.
Toch lijken deze trends van korte duur. De inwoners zijn niet meer zo welvarend als enkele jaren geleden, en de investeringen in diensten en luxe producten stagneren.
Wind in de rug
Om een eind te maken aan de economische malaise zal er letterlijk een nieuwe wind moeten waaien. De ambitie van Nederland, Duitsland, België, Luxemburg, Ierland, Denemarken, Zweden en Noorwegen om samen te werken bij de ontwikkeling van windmolenparken op de Noordzee is een enorme kans voor Stavanger. De gezamenlijke ontwikkeling en inkoop van materialen moeten ertoe leiden dat de efficiëntie toeneemt en bouwkosten aanzienlijk dalen. Dit megaproject vraagt echter een geheel nieuwe infrastructuur vanaf de Noordzeekusten naar de windmolenparken op zee.
De vestigingsfactoren die er mede voor zorgden dat Stavanger het oliecentrum van Europa werd, kunnen van de Noorse stad wellicht ook een duurzame energiehub maken. Met de aanwezige kennis van energie (Ipark) en het bestaande energienetwerk ligt er al een basis. De stad beschikt daarnaast over een zeehaven die gebruikt kan worden voor de aanleg van windparken en nieuwe energie-infrastructuur voor de kust. Ook ligt er al een luchthaven voor het Europese en internationale netwerk. Stavanger kan zich nog een voorsprong verschaffen door haar riante schatkist aan te wenden voor investeringen waarmee het voormalig oliewalhalla een centrale positie kan innemen binnen de transitie naar een hernieuwbaar Noorwegen.
De auteurs zijn studenten van de pre-master Spatial Planning aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
BRONNEN
- Bökkering, I. 2016. Lage olieprijs pijnigt zelfs Scandinavische modelbanken. Het Financiele Dagblad, 2 augustus.
- Holtland, J.-J. 2016. Noors oliewalhalla wordt slaapstadje door lage olieprijs. De Volkskrant, 19 september.
- Jacobs, J. 1969. The Economies of Cities. Random House, New York.
- Milne, R. 2015. Falling price hits Norwegian oil capital. The Financial Times, September. Geraadpleegd via https://www.ft.com/ content/19999f54-5162-11e5- 9497-c74c95a1a7b1op
- NOS 2016. Noordzeelanden gaan samen windmolens bouwen (5 juni 2016). Geraadpleegd via http://nos.nl/ artikel/2109364-noordzeelanden-gaan-samenwindmolens- bouwen.html