De natuurinclusieve stad: meer dan groen alleen

Om de opwarming van de aarde te beperken, de biodiversiteit te herstellen en een gezonder leefmilieu te creëren, dienen steden natuurinclusiever te worden. Dat gaat verder dan de aanleg van extra parken of verticale bossen en beperking van de schade die we toebrengen aan de natuur. Zestien actiepunten ontleend aan een breed scala publicaties.
‘Wereldwijd gaat de natuur in een zorgwekkend tempo achteruit. Dat geldt zeker ook voor Nederland.’ Zo begint de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) zijn advies Natuur inclusief Nederland van maart 2022. Ondanks talloze verdragen, afspraken en beleidsvoornemens blijft de natuur wereldwijd achteruit hollen, wat de raad beschouwt als een van de grootste bedreigingen voor de mensheid. De Rli staat daarin niet alleen. Duizenden publicaties documenteren de achteruitgang van de natuur en dragen oplossingen aan die elkaar aanvullen en soms ook tegenwerken. Er zijn vier insteken: (1) schade aan de natuur beperken, (2) natuurlijke processen beschouwen als een deel van de oplossing, (3) de natuur als bron van gezond leven, en (4) samenleven met de natuur. Samen resulteren ze in zestien actiepunten, die ik hier uitwerk voor de stedelijke omgeving.
Schade aan de natuur beperken
Tussen 1900 en 2015 is de hoeveelheid groen in Nederland met 67% verminderd. Dit proces gaat door, ondanks steeds meer kennis van de schade die economische groei aanricht. De Nederlandse stikstofuitstoot per vierkante kilometer ligt nu vier keer zo hoog als het Europese gemiddelde. In 2018 werd in 118 van de 163 aangewezen Natura 2000-gebieden in ons land de kritische depositiewaarde voor stikstof overschreden.
De uitstoot van broeikasgassen bleek een nog ‘giftiger’ probleem. Pas sinds de energieprijzen zijn geëxplodeerd, lijkt sprake van een kentering. Desondanks sterven jaarlijks miljoenen bomen door verdroging; veel daarvan zijn in het recente verleden geplant in het kader van CO2-compensatieprogramma’s. In de oceanen hoopt het plasticafval zich op en de dalende biodiversiteit bedreigt de voedselproductie. Het zijn feiten die uitvoerig worden gedocumenteerd in onder andere het Living Planet Report 2022 van het Wereldnatuurfonds en de World Economic Outlook 2022 van het Internationaal Monetair Fonds. Veel politici (er)kennen deze feiten, maar in de praktijk wegen economische belangen keer op keer zwaarder.
Als het gaat om stedelijke milieus wordt vaak gerefereerd aan Parijs, waar de socialistische burgemeester Anne Hidalgo kiest voor een natuurinclusieve ontwikkeling middels verbetering van de infrastructuur voor fietsen, aanleg van nieuwe parken en afsluiting van belangrijke verkeersaders. Parijs heeft dan ook een uitstekend ov-netwerk, dat zich uitstrekt tot ver in de voorsteden. De Franse hoofdstad is vooral een voorbeeld van bestuurlijke moed, belichaamd door Hidalgo.
Er gebeurt binnen steden nog meer: bewoners leggen geveltuintjes aan, daken worden ‘vergroend’ en op onbebouwde plekken verschijnen miniparkjes en groentetuintjes. Mensen pakken vaker de fiets, al gaat dat eerder ten koste van het openbaar vervoer dan van het autogebruik. Van een keerpunt in de afbraak van de natuur is in de meeste steden echter geen sprake.
Veel recente inzichten in hoe steden de schade aan de natuur kunnen helpen verminderen, wachten nog op implementatie. Een greep uit de opties.
1. Ontwikkel aantrekkelijke buurten waarin behalve woonruimte ook voorzieningen, werkgelegenheid en ‘groen’ aanwezig zijn. Zo hoeven bewoners dagelijks minder grote afstanden af te leggen (‘15-minutensteden’, zie Geografie mei 2021).
2. Prioriteer fietsen, openbaar vervoer en deelauto’s, beperk parkeergelegenheid, belast autogebruik, leg geen nieuwe wegen aan en stop met alle investeringen in en subsidies op fossiele brandstoffen.
3. Ga door met de elektrificatie in industrie en huishoudens; op dit punt wordt momenteel zichtbaar vooruitgang geboekt.
4. Verbied de invoer van producten die verband houden met de kap van oerbossen, zoals tropisch hout en palmolie.
Natuurlijke processen als deel van de oplossing
In tien jaar tijd is de aanpak verschoven van streven naar vermindering van de schade aan de natuur, naar ecosystemen zien als bronnen van ‘diensten’. Vooral de Europese Commissie maakt zich daar sterk voor. In haar rapport Nature-based Solutions and Re-naturing Cities spreekt de commissie van oplossingen ‘geïnspireerd en ondersteund door de natuur, die kosteneffectief zijn en tegelijkertijd ecologische, sociale en economische voordelen opleveren en veerkracht helpen opbouwen’.
Ecosysteemdiensten zijn te onderscheiden in productiediensten (zoals schoon drinkwater, hout en biomassa), regulerende diensten (zoals bestuiving, verbetering van de bodemvruchtbaarheid, waterberging, verkoeling en stressvermindering) en culturele diensten (zoals recreatie en natuurschoon). Om deze veilig te stellen, moeten de onderliggende ecosystemen behouden blijven.
De Europese Commissie noemt meer dan driehonderd praktische maatregelen om natuurlijke vormen van regulering in stand te houden dan wel te creëren. Deze betreffen de luchtkwaliteit, het klimaat, waterbeheer, erosie, waterzuivering, afvalverwerking, epidemieën, plantenziekten, biodiversiteit, risico op rampen, geluidsoverlast en gezondheid.
Een voorbeeld van een regulerende dienst in steden is overstromingen voorkomen met natuurlijke middelen, onder andere door de aanleg van omvangrijke parken. De bomen, planten en ondergrond kunnen veel water opnemen (sponsprincipe) en als dat nodig is ook water bergen. Het water wordt opgevangen in wadi’s, omdat de capaciteit van de riolering meestal niet toereikt.
De Chinese overheid heeft na een desastreuze overstroming van Beijing in 2012 volledig ingezet op het sponsprincipe, terwijl ze voorheen vooral vertrouwde op technische middelen, zoals dammen en dijken. Inmiddels zijn in bijna honderd steden omvangrijke gebieden bestemd voor de berging van water. Afdoende bleek deze oplossing niet. Toen in 2021 in Zhengzhou op één dag meer dan 20 cm regen viel, moesten 400.000 bewoners worden geëvacueerd en kwamen 300 mensen om het leven. De belangrijkste les was dat het sponsprincipe in het hele bovenstroomse gebied toegepast had moeten worden.
Ook in Nederland wordt bij nature-based solutions vooral gedacht aan versterking van de groenblauwe infrastructuur. Deze draagt ook bij aan de bestrijding van hittestress, opslag van CO2 en absorptie van fijnstoffen. Overigens hebben bomen zelf ook last van de hitte en fijnstof. Het is dan ook beter bomen in groepjes op daarvoor geschikte plekken te planten (tiny woods).
Voor goed functionerende ecosystemen staat ons de komende jaren het volgende te doen.
5. Zorg voor gezonde levensomstandigheden voor stedelijk groen, onder andere door het areaal gezonde parkvoorzieningen, bossen, wetlands en ‘wildernis’ te vergroten en door biodiversiteitsherstel en regeneratief bodembeheer.
6. Breid het waterbergend vermogen van de groenblauwe infrastructuur fors uit door grootschalige aanleg van groene daken, ruimte voor rivieren, parken als overstromingsgebieden, wadi’s en terugdringen van verstening.
7. Gebruik een deel van de groene ruimte, inclusief braakliggende percelen, voor stadslandbouw en laat hier de oorspronkelijke natuur opnieuw tot ontwikkeling komen (rewilding).
8. Bouw klimaatadaptief (building with nature) door kelders in te richten als retentiebekkens, en deuren en elektrische installaties waterproof te maken, en soms te kiezen voor drijvende huizen.
De natuur als bron van gezond leven
Al decennia leggen talloze publicaties een relatie tussen de uitbreiding van het stedelijk groen en gezondheid. In het rapport Beleidsdenken over stedelijk groen en gezondheid (2022) stelt een ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: ‘Tien extra bomen per stratenblok zorgen ervoor dat de leeftijd-gerelateerde gezondheidsklachten gemiddeld zeven jaar later optreden.’ Zo eenvoudig is het echter niet.
Wonen in een groene omgeving is goed voor de gezondheid, maar over hoe die relatie er precies uitziet, bestaan nog veel vragen. Ook de soort groen (een grasveld versus een rijke bedekking met verschillende planten) doet ertoe, en hoe intens mensen vanuit hun huizen en kantoren de omgeving kunnen ervaren.
In de jaren 1980 heeft Edward Wilson het biophilia-concept gepopulariseerd. Dit gaat ervan uit dat mensen een aangeboren affiniteit hebben met de natuurlijke omgeving. Als we weten welke kenmerken daarbij vooral een rol spelen, kunnen we daarop anticiperen in de ontwerpfase. Voor dit doel schreef Stephen Kellert e0en biophilic design guide. Volgens hem spelen bij de waardering van de omgeving drie soorten ervaring een rol. Ten eerste de directe ervaring van licht, lucht, water, natuurlijke geluiden, bomen en planten, in de vorm van weelderige groenvoorzieningen en waterpartijen waarmee de architectuur van de bebouwing harmonieert.

Ten tweede speelt de indirecte ervaring van de natuur mee, die ook tot uitdrukking kan komen in de bebouwde omgeving. Bijvoorbeeld het gebruik van natuurlijke materialen (hout) en kleuren en organische vormen. Kenmerken van de natuur overnemen in het ontwerp van gebouwen wordt biomimicry genoemd. Zo gebruikt de art nouveau een veelheid van organische vormen en aan de natuur ontleende ornamenten. Organische vormen zijn ook typerend voor de ontwerpen van Zara Habib. Rechte lijnen, zowel in verkavelingspatronen als in gebouwen (‘blokkendozen’), worden vaak minder gewaardeerd. Tegelijkertijd kunnen rechthoekige gebouwen in een weelderige omgeving boeiende contrasten opleveren. In het voormalige hoofdkantoor van de ING in Amsterdam, het ‘zandkasteel’, komen het gebruik van organische vormen en de integratie met natuurlijke elementen en materiaalgebruik samen.
Een derde aspect in de waardering van de omgeving is de ervaring van de ruimte in meer abstracte zin: liever kleine dan grote pleinen, en complexe vormen in plaats van rechte lijnen. Variatie, bijvoorbeeld in huizentypen, werkt positief, maar alleen als de huizen samen een groter geheel vormen, zoals het beeld van een willekeurige gracht in Amsterdam. En veel mensen begeven zich niet graag op een groot plein, zonder ‘rugdekking’, bijvoorbeeld in de vorm van een laan met bomen.
Kellert en anderen hebben talloze studies gemaakt van hoe bewoners of gebruikers omgevingskenmerken beoordelen. Zo waarderen patiënten interieurs van ziekenhuizen meer als deze uitzicht geven op groen, maar ook als de natuur van buiten in het gebouw doorloopt (zie ook Geografie maart 2020). Denk aan een atrium, dat bovendien voor veel natuurlijk licht zorgt. Ook de opnametijd van patiënten zou hierdoor worden bekort. Leerlingen van onderzochte scholen waarderen niet alleen permanent contact met de natuur, dit verhoogt daarnaast hun concentratie en leerprestaties.
Vanuit dit perspectief is er heel wat aan te merken op de huidige steden en dat gaat veel verder dan een gebrek aan groen. Zo zijn de centra van moderne steden geen samenhangend geheel. De vaak door sterarchitecten ontworpen gebouwen roepen ‘zie mij hier staan’, maar de ruimte ertussen is verbrokkeld en vormt geen eenheid. De omgeving is daardoor voor passanten onaantrekkelijk en vervreemdend. Inbedding van de bebouwing in een groenblauwe omgeving kan zorgen voor meer samenhang, verbinding en de mogelijkheid zich te oriënteren.
Daarbij komt stedelijk groen er zelf karig vanaf. Buiten de parken blijft het vaak bij grasperken en soms bomen langs de straat. Die hebben het erg moeilijk, want ze horen in groepjes te staan om ondergronds via het mycelium te kunnen communiceren. De ‘verticale bossen’ (groene woontorens) lijken een vondst, maar roepen ook veel twijfels op. De met bomen en struiken beplante balkons zijn gekunsteld en verduisteren het interieur. Daarbij is het hoogst onzeker of de grote planten het daar gaan redden. Zorgvuldig onderhouden plantenbakken op balkons en begroeide gevels zijn veel betere alternatieven.
Singapore zegt zich te ontwikkelen tot een ‘parkstad’. En inderdaad, in nieuwe hotels en kantoren van het zakencentrum zijn biofiele kenmerken duidelijk aanwezig. Dat geldt ook voor de parken. Beplantingen in de binnen- en buitenruimten lopen in elkaar over en architecten gebruiken overwegend organische vormen. Hopelijk gaat deze aanpak zich ook verbreiden over de woonwijken met hun onafzienbare rijen woontorens.
Door natuur te zien als een deel van de oplossing van milieuproblemen, is de groenblauwe infrastructuur volop in de belangstelling gekomen. Biofilie leidt stedenbouwkundigen bij de vormgeving van de groenblauwe ruimte én van de bebouwing zelf.
Maar er is nog veel te doen in de ontwikkeling van natuurinclusieve steden.
9. Pas biofiele uitgangspunten toe bij het ontwerp van de bebouwing én de groenblauwe inbedding ervan.
10. Zorg dat mensen zowel de aanwezigheid van natuurlijke elementen ervaren als daarmee harmoniërende materialen en organische vormen, en meer abstracte positieve kenmerken van plaats en ruimte.
11. Pas biofiel ontwerpen ook toe op sociale woningbouw en de directe woonomgeving daarvan. Een biofiele omgeving helpt stress te verlagen, maakt mensen gelukkiger en heeft een positieve invloed op de gezondheid.
12. Maak substantieel gebruik van natuurlijke en hernieuwbare materialen, zoals hout, hennep, stro, bamboe en klei.
Samenleven met de natuur
Voor nature-based solutions wordt doorgaans alleen gekozen als dat strookt met economische belangen, en niet ingrijpen ernstige financiële consequenties zou hebben. Vandaar dat sommigen ervoor pleiten natuurlijke processen altijd de ruimte te geven, dus los van de financiële baten. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur onderscheidt bij bouwprojecten drie lagen: de biologische en abiotische ondergrond, ordenende netwerken en de continu veranderende ruimtelijke inrichting. Ik zou tussen de eerste en de tweede laag nog de culturele erfenis willen voegen. Het is zaak voorafgaand aan (bouw)activiteiten eerst de biologische en abiotische ondergrond en de cultuurhistorie in kaart te brengen, en deze te verwerken in een visie hoe ermee om te gaan. De idee van de symbiotische stad, door Marian Stuiver verwoord in haar gelijknamige boek, sluit hierbij aan. Dit is ‘een stad waarin mensen in wederkerigheid samenleven met de natuur. Een stad waarin de mens ruimte geeft aan het ecosysteem, aan de bodem, het water en de natuurlijke organismen’.
Twee van haar studenten, Ertuğ Çiftçi en Jeroen Piels, maakten samen met het College van Rijksadviseurs een ontwerp voor een uitbreidingsplan bij Lelystad. Hierin zijn de bodem en de bestaande natuur leidend. Onder en tussen de middelhoge appartementen groeit natuurlijke vegetatie en lopen schapen en koeien.

Een symbiose tussen mensen en natuur vereist ook dat de bewoners een gemeenschap (community) vormen, die ruimte biedt aan verschillende culturen en visies, en participatie bij de besluitvorming, en die gelijke toegang verleent tot middelen en diensten. Zo’n symbiotische relatie tussen mensen onderling en hun omgeving is aangegaan in de duizenden ecovillages (veelal buurten aan de rand van kleine of grotere steden) wereldwijd; Nederland telt er minstens vijf (commerciële vastgoedprojecten niet meegeteld). Het boek Ecovillages: 1001 ways to heal the planet illustreert de achtergronden van deze gemeenschappen. Zo is de wijk Ecodorp Boekel zelfvoorzienend op het gebied van energie, water en een groot deel van de voeding. In 2021 heeft de Nederlandse Bouwsector dit ecodorp uitgeroepen tot meest duurzame plek van Nederland.
Een symbiotische benadering wil de tegenstelling tussen stad en natuur overbruggen, maar ook die tussen stad en platteland. Een diffuse overgang van stedelijk en landelijk gebied helpt hierbij én zorgt dat landelijk gebied, natuur en agrarische bedrijvigheid diep het stedelijk areaal binnendringen.
Dit werpt een ander licht op de gepolariseerde discussie over bouwen binnen al bebouwd gebied dan wel in het groen. Veel Nederlandse steden zijn omringd door weidegebieden, die in het kader van een mogelijke transformatie van de agrarische sector deels kunnen ‘verwilderen’ en zich ontwikkelen tot nieuwe natuur. Door deze te combineren met woningbouw, stadslandbouw en recreatiemogelijkheden neemt de druk op het bestaande stedelijke gebied af en kan daar ook nieuw groen ontstaan.
Een symbiotische stad is ook een circulaire stad. Water, afval, bouw- en andere materialen worden hergebruikt. Het zogenoemde ‘regeneratief bouwen’ sluit daarbij aan. In de biologie verwijst regeneratie naar het vermogen van weefsels in organismen zich te herstellen. In de gebouwde omgeving betekent regeneratie: een netto positieve impact hebben op de natuurlijke omgeving. Gebouwen worden gezien als een onderdeel van het ecosysteem. De bio-reactieve gevelpanelen die ingenieursbureau ARUP heeft ontwikkeld, wekken bijvoorbeeld energie op uit algen, en licht voor het gebouw zelf en voor de buurt. Een ander voorbeeld is Urban Sequoia, een concept van ingenieursbureau Skidmore, Owings & Merrill (SOM), dat in honderd jaar driemaal zo veel CO2 aan de atmosfeer zou onttrekken dan er bij de bouw vrijkomt.

Ook ‘samenleven met de natuur’ bevat waardevolle bestanddelen voor de natuurinclusieve stad.
13. Erken dat de waarde die we toekennen aan de natuur cultuurbepaald is. Het denken in ‘ecosysteemdiensten’ gaat voorbij aan aspecten van de natuur die geen directe oplossing zijn voor door mensen veroorzaakt problemen.
14. Neem de natuur (ecosystemen, watersystemen, landschap, biodiversiteit en al hun onderlinge relaties) als uitgangspunt voor ruimtelijke plannen, in plaats van bij deze plannen een afweging te maken tussen de waarde van natuur en andere belangen, zoals de economie.
15. Ga bij de inbedding van bestaande bebouwing in de natuur ook uit van hoe de natuur er vroeger uitzag en breng elementen daarvan terug in de bestaande omgeving.
16. Betrek zo veel mogelijk mensen in de ruimtelijke planvorming. Alleen dan zullen zij handelen binnen de contouren van de (zelf opgelegde) regels.
BRONNEN:
- ARUP (2014). Cities alive. Rethinking green infrastructure. London.
- Beatley, T. (2011). Biophilic Cities. Integrating nature into urban design and planning. London: Island Press.
- Bona, S., Silva-Afonso, A., Gomes, R., Matos, R., & Rodrigues, F. (2023). Nature-Based Solutions in Urban Areas. A European Analysis. Applied Sciences, 2023(13).
- Van den Bosch, H. (2023). Leven mét de natuur.
- Browning, W., Ryan, C., & Clancy, J. (2014). Improving Health & Well-Being in the Built Environment. New York: Terrapin Bright Green.
- Fitzgerald, J. (2020). From Eco-Districts to Green Justice Zones: A great challenge facing urban planning in the short- and long-term future is how to complete green infrastructure and development without spurring gentrification and displacement. Planetizen.
- Ghisleni, C. (2022). Six urban design projects with nature-based solutions. ArchDaily.
- European Commission (2015). Nature Based Solutions & Re-Naturing Cities. Final report of the Horizon 2020 expertgroup on ‘nature-based solutions and re-naturing cities. Brussels.
- Kellert, S., & Calabrese, E. (2015). The Practice of Biophilic Design.
- Kindel, P.J. (2019). Biomorphic Urbanism: A Guide for Sustainable Cities: Why ecology should be the foundation of urban development. SOM, April.
- McKinsey & Company (2020). Valuing nature conservation. A methodology for quantifying the benefits of protecting the planet’s natural capital.
- Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2022). Natuurinclusief Nederland: natuur overal en voor iedereen. Den Haag.
- Randrup, T.B., Buijs, A., Konijnendijk, C.C., & Wild, T. (2020). Moving beyond the nature-based solutions discourse: introducing nature-based thinking. Urban Ecosystems, 2020(23).
- Roggema, R., Tillie, N., & Keeffe, G. (2021). Nature-Based Urbanization: Scan Op-portunities, Determine Directions and Create Inspiring Ecologies. Land, 10(6).
- Ryan, C.O., Browning, W.D., & Clancy, J.O. (2014). 14 Patterns of Biophilic Design, Improving health and well- being in the built environment. New York: Terrapin Bright Green, LLC.
- Stuiver, M. (2022). The symbiotic city. Voices of nature in nurban transformations. Wageningen Academic Publishers.
- De Vries, S., Kamphorst, D.A., & Langers, F. (2022). Beleidsdenken over stedelijk groen en gezondheid. En de mate waarin dit zich laat onderbouwen vanuit het onderzoek. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu.
- Wild Amsterdam (2020). Een Deltaplan Biodiversiteitsherstel voor een natuurrijk Amsterdam 2020-2025.