Het publieke belang voorop

Het publieke belang voorop
In de grillige platformeconomie verdwijnen digitale aanbieders zoals flitsbezorgdiensten soms even snel als ze opdoken. Waar platformtechnologie oorspronkelijk in dienst stond van een deeleconomie op idealistische grondslag, domineren nu vooral commerciële partijen. Seoul en Barcelona scheppen condities voor een lokale, democratische platformeconomie.
De afgelopen jaren was er een wildgroei aan digitale platforms, waardoor de consumptie van goederen en het gebruik van diensten steeds meer plaatsvinden via een digitaal platform. Continu worden nieuwe markten gevonden of gecreëerd waar platforms razendsnel kunnen uitgroeien tot dominante spelers.
Consumenten kunnen eenvoudig kiezen uit een breed scala producten en diensten, terwijl aanbieders dankzij de platformtechnologie eenvoudig toegang krijgen tot een grote groep mogelijke afnemers. De platforms leveren zelf meestal enkel de gestandaardiseerde technologie. Zij bepalen daarmee de spelregels van de markt en vangen als beloning een commissie op de verkoop. Denk aan grote spelers als Amazon, Deliveroo, Uber, Airbnb en Booking.com.
Commerciële platforms werpen zich wereldwijd op als onmisbare schakels in de economie, in de rol van makelaars en matchmakers. Het zijn machtige spelers die niet enkel een markt bedienen, maar ook de markt bepalen. Een ‘Uber’ werd al snel een synoniem voor een taxi, net als ‘Airbnb’ voor een vakantieaccommodatie. Platforms worden beschouwd als hét bedrijfsmodel van de 21e eeuw.
Commerciële platforms werpen zich wereldwijd op als onmisbare schakels in de economie
Ondanks de mateloze populariteit zwelt ook de kritiek aan. Het gemak van digitale platforms heeft een keerzijde. Het ontbreekt vaak aan adequate arbeidsbescherming en stabiliteit voor werknemers, wat leidt tot inkomensonzekerheid, uitbuiting en toenemende sociaaleconomische ongelijkheid. Tegelijkertijd blijkt regulering vaak moeilijk (zie Geografie november/december). Er is een groeiende behoefte aan meer democratisch en lokaal georiënteerde platforms. Coöperatieve platforms worden regelmatig genoemd als een wenselijker alternatief, bijvoorbeeld in het manifest van de Duits-Amerikaanse socioloog en activist Trebor Scholz. Toch blijken zulke platforms in de praktijk moeilijk van de grond te komen. Hoe komt dat en wat is er nodig om daar verandering in te brengen?
Het coöperatieve model
Coöperatieve platforms verschillen in een aantal opzichten van commerciële alternatieven. Het belangrijkst zijn de eigendomsstructuur en financiering. Gebruikers van een coöperatief platform bezitten dit gezamenlijk, zonder kapitaal op te halen bij externe beleggers. Het primaire doel is idealistisch en de coöperatie is niet uit op excessieve groei. Door de democratische aard van de bedrijfsvoering heeft de coöperatie belang bij een werkwijze die alle betrokkenen ten goede komt. Dat betekent betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen en meer rechtvaardige en transparante besluitvormingsprocessen.
Precies deze eigenschappen en goede intenties worden platformcoöperaties fataal in de concurrentiestrijd met gevestigde platforms, die doorgaans worden gefinancierd met durfkapitaal. De gevoeligheid voor monopolisering op het speelveld leidt ertoe dat (internationale) expansiedrift, disruptie en kortetermijndenken de koers bepalen. Deze do-or-die-strategie loont, omdat het verwerven van een marktmonopolie voor investeerders in eerste instantie interessanter is dan winstgevendheid en continuïteit. Er worden exorbitante marketingbudgetten beschikbaar gesteld en kortingsacties opgezet om consumenten te verleiden gebruik te maken van het platform. Het ontstaan van een monopoliepositie is inherent aan het bedrijfsmodel: omdat een platform feitelijk een technologisch product is, zijn data de ‘voedingsstof’ van de onderneming. Hoe meer gebruikers zich aansluiten, des te meer data worden gegenereerd om het algoritme van het platform te verbeteren en des te eenvoudiger het is om gebruikers naar wens te bedienen. Dit netwerkeffect impliceert dat het platform waardevoller wordt voor gebruikers naarmate het groeit. Coöperaties zijn hoofdzakelijk georiënteerd op lokale markten en profiteren veel minder van dit effect.
De rol van infrastructuur
Platformcoöperaties krijgen ook minder makkelijk toegang tot de markt. Fysieke infrastructuren zoals transport-, energie- en communicatienetwerken vormen de ruggengraat van de platformeconomie. Zolang deze fysieke infrastructuren publiek eigendom zijn, kunnen overheden ze aanwenden voor maatschappelijke doelen, bijvoorbeeld om ongelijkheden aan te pakken en basisdiensten als vervoer en energie toegankelijk en betaalbaar te houden. Coöperatieve platforms zouden hierbij een voorkeurspositie kunnen krijgen.
Maar vaak zijn infrastructuren eigendom van marktpartijen, wat leidt tot monopolisering, hoge prijzen en ongelijke toegang. Dit geldt des te meer voor digitale infrastructuren zoals datanetwerken, cloudopslag en betalingssystemen, waarop overheden al helemaal geen greep hebben. Doordat publieke digitale infrastructuren ontbreken, worden ook overheden zelf steeds afhankelijker van commerciële aanbieders, die vanwege hun kennisvoorsprong en monopoliepositie ook weer invloed kunnen uitoefen op het overheidsbeleid.

Zoektocht op twee fronten
Om de negatieve aspecten van de platformeconomie te beteugelen, zijn transnationale regels nodig, betoogt Niels van Doorn van het Departement Mediastudies aan de UvA. Regulering moet zich schikken naar de ‘plaatsloosheid’, die inherent is aan het bedrijfsmodel van het digitale platform en die de verschillende politieke bestuurslagen overstijgt. Dit probleem onderkent ook Trebor Scholz. Hij ziet bijvoorbeeld kansen voor blockchaintechnologie. Daarmee kun je een decentrale, zelfregulerende markt creëren, waarin automatisch regels en voorschriften worden gehandhaafd en centraal toezicht minder noodzakelijk is. Dit kan helpen een efficiënter en effectiever systeem van regelgeving te creëren en de macht en politieke invloed van megaplatforms te verkleinen.
Volgens Scholz ligt de uitdaging er verder in onze fysieke en digitale infrastructuren zo te herontwerpen dat ze meer faciliterend en democratisch gaan functioneren. In Designing Disorder verkennen Richard Sennett en Pablo Sendra de mogelijkheden. Hun concept ‘open infrastructuren’ refereert aan systemen die zo zijn ontworpen dat ze eenvoudig aanpasbaar zijn en open staan voor verschillende toepassingen, in plaats van één enkel doel te dienen. Ze benadrukken daarmee het belang van ’generatieve’ capaciteiten in het ontwerp van infrastructuur. Overheden en gemeenten kunnen hierin het voortouw nemen, zodat publiek-private samenwerkingen van de grond kunnen komen om maatschappelijke doelen te realiseren.
Sharing City-initiatieven
Precies deze rol nam het bestuur van de Koreaanse hoofdstad Seoul vanaf 2012 op zich. Overbevolking en verregaande verstedelijking hebben hier geleid tot enorme problemen op de woningmarkt, in de vervoers- en transportsector en luchtvervuiling. Seoul faciliteerde daarom met publiek geld een programma om een deeleconomie op te zetten en zo efficiënter gebruik te maken van de middelen die al beschikbaar zijn in de stad. Meerdere publiek-private initiatieven resulteerden in de totstandkoming van een stadsbrede deeleconomie, waarin startende platforms met een maatschappelijke doelstelling steun krijgen van de overheid: met financiële middelen én door vastgoed en infrastructuur ter beschikking te stellen en actief beleid te voeren dat de lokale deeleconomie legitimeert. Een voorbeeld is Woozoo, een platform dat zich inzet om jongvolwassenen te helpen aan betaalbare woonruimte met gedeelde voorzieningen.

Ook Barcelona zet in op de vorming van een platformeconomie waarin lokale en/of coöperatieve initiatieven meer tot hun recht kunnen komen. Dit in lijn met de ambities voor een sterkere culturele, politieke en economische onafhankelijkheid van Catalonië, én de gevoelde nadelen van de explosief groeiende platformeconomie (die gelijk opgaat met overtoerisme en hyperconsumptie). Barcelona besloot onder leiding van de activistische burgemeester Ada Colau een meer sturende rol te spelen in het vormgeven van het lokale platformecosysteem. Enerzijds werden disruptieve platforms als Uber en Airbnb aan regels gebonden, anderzijds probeert de stad condities te scheppen voor wenselijke alternatieven. De stad stelt zich actief op door regelgeving aan te passen, fondsen beschikbaar te stellen en kennisdeling te faciliteren. Hieruit zijn diverse initiatieven voortgekomen.
▪ Barcelona Energia: een publiek nutsbedrijf dat voorziet in hernieuwbare energie en
opereert volgens een coöperatief model;
▪ Guifi.net: een open telecommunicatienetwerk om internet breed toegankelijk te maken, ook in de meer afgelegen delen van Catalonië;
▪ Decidim: een open source digitaal platform voor burgerparticipatie, dat besluitvormingsprocessen inzichtelijker en democratischer kan maken.
Seoul en Barcelona laten zien hoe zinvol het is om publieke bezittingen te mobiliseren en actief voorwaarden te scheppen voor een lokale, generatieve platformeconomie. De inspanningen van de beide steden weerspiegelen de keus voor een meer rechtvaardige en duurzame platformeconomie, die ook minder gevoelig is voor economische tegenspoed. De belangen van de lokale gemeenschap verdienen voorrang boven die van de platformreuzen.

Zeggenschap en sturing
Het coöperatieve model blijkt geen haalbaar alternatief binnen de huidige platformeconomie. Ondernemen vanuit sociale doelstellingen zonder winstoogmerk is nobel, maar het is naïef te veronderstellen dat deze in de grillige context van de huidige platformeconomie verandering teweeg kan brengen.
Logischer is het een stap terug te doen en te kijken naar het gebrek aan generatieve voorwaarden en infrastructuren in de huidige platformeconomie. Overheden hebben te lang achterover geleund en daarmee de controle uit handen gegeven aan roekeloze marktpartijen. Zeggenschap en sturing in de platformeconomie zijn alleen terug te nemen door van overheidswege publieke bezittingen en infrastructuren beschikbaar te stellen, op zowel digitaal als fysiek gebied. De ‘ruggengraat’ van de platformeconomie moet weer in publieke handen komen. Zo kunnen coöperatieve alternatieven een goede concurrentiepositie verwerven en op grotere schaal relevant worden. Seoul en Barcelona laten zien dat er daadwerkelijk initiatieven van de grond kunnen komen.