Hoog en droog
Op de foto: Hoekse Waard. ’s-Gravendeel, met de zwaar beschadigde Molendijk in 1953.
Het stormt hard in de Rocky Mountains. Slagregens geselen het zeil van de gigantische tent waar ik met een groep mediteer. Om me heen zitten mensen stil op hun kussen, dekens om zich heen geslagen tegen de ijzige kou. Soms een muts op, zodat je alleen hun zacht gesloten ogen kunt zien.
Het is nacht en ik vraag me af of de bouwlamp boven mijn hoofd blijft hangen. Laat het los. Vlak bij me hoor ik geschuifel van een groot dier. Net buiten de tent. Heb geen relatie met je gedachten. Ik zweer het, er loopt een beer rond en ik moet straks door het donkere bos naar mijn tent lopen. Ik ben bang. Maar niet helemaal, ik voel me op een manier ook veilig. Vreemd, het komt niet alleen door de meditatie en de vredige sfeer die in de tent hangt.
Een rukwind lijkt de tent op te tillen en het zeil klappert oorverdovend. Ineens borrelt het omhoog in de stilte. Iets is anders, iets is hier afwezig. Hoe hard het ook waait, hoe hard het ook regent, het water komt hier niet. In de bergen van Colorado is geen zee, de vijand die altijd in mijn Hollandse onderbewustzijn leeft, kan hier niet komen. De waakzaamheid die ik thuis heb als het stormt, toont zich hier in haar afwezigheid.
Ik nam de verhalen over de invloed van de strijd tegen het water in onze cultuur altijd met een korrel zout. Ook al ben ik sociaal geograaf. Maar nu klikt het en val ik samen met de generaties die dijken hebben gebouwd, hun dorpen verzwolgen zagen worden door de zee en leerden leven met een gezonde alertheid die hoort bij het wonen in een polder. In Colorado ontdek ik dat ik een Hollander ben.