In memoriam: Hans van Ginkel (1940-2023)

4 augustus 2023
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Leo Paul
Faculteit Geowetenschappen, Universteit Utrecht
in memoriam
Nieuws
FOTO: IVAR PEL/UU
Hans van Ginkel

Ook als bestuurder bleef hij geograaf

Op 27 juli overleed op 83-jarige leeftijd Hans van Ginkel, emeritus hoogleraar sociale geografie aan en oud-rector van de Universiteit Utrecht en ook voormalig rector van de United Nations University in Tokio. Hij kampte al geruime tijd met gezondheidsproblemen. Een terugblik op zijn leven en werk.

 

Samen met Marc de Smidt - studiegenoot, vriend, collega, economisch-geograaf en promotor -  gaf Hans van Ginkel het Geografisch Instituut in Utrecht nieuw elan. Het oude instituut aan Drift 21 was in de loop van de jaren vijftig en zestig een enigszins in zichzelf gekeerde organisatie geworden. De toenmalige hoogleraar sociale geografie A.C. de Vooys bezag de buitenwereld met wantrouwen. Toch onderkende hij in de jaren voor zijn emeritaat dat het instituut gebaat was met jonge medewerkers die in staat waren het instituut nieuw leven in te blazen. Een van die jonge medewerkers was Johannes Auguste van Ginkel, beter bekend als Hans, die al voor zijn afstuderen (in 1966) docent aardrijkskunde was geworden in Arnhem en Zevenaar.

‘Een Indische jongen’

Eigenlijk was voor hem de studie sociale geografie in Utrecht een tweede keuze; liever was hij in 1958 geschiedenis gaan studeren, maar daarvoor was kennis van het Latijn en Grieks nodig en dat hij als hbs-b’er niet. Hij had de Rijks HBS in Roermond doorlopen. Het gezin Van Ginkel kwam daar terecht na het definitieve vertrek uit Indonesië in 1951. Van de eerste elf levensjaren heeft Hans negen jaar in de (voormalige) kolonie doorgebracht. ‘Een Indische jongen’: zo karakteriseerde hij zichzelf in een niet-gepubliceerde herinnering aan zijn eerste levensfase. Hij was er op 22 juni 1940 geboren, in Bandar Aceh (in de koloniale tijd bekend als Kota Radja), Sumatra, als zoon van een Nederlandse moeder en een KNIL-officier. In de jaren 1942-1945 werkte vader aan de Birma-spoorweg, zijn vrouw en twee zoontjes waren geïnterneerd in een Japans kamp. Moeder overleed in het kamp; de broertjes – ernstig ondervoed - werden uiteindelijk opgevangen in een nonnenklooster in Medan. Zijn jaren in Nederlands-Indië/Indonesië gaven hem, constateerde hij in zijn herinneringen, ook enigszins het perspectief van een outsider: ‘Steeds weer heb ik het gevoel alsof ik van buitenaf, afstandelijk kijk naar alles wat hier [in Nederland] gebeurt en vooral wordt gezegd.’ Als hoogleraar zou hij later nog in Indonesië cursussen voor stafpersoneel van de Gadjah Mada Universiteit verzorgen. Op zijn crematie werden Indonesische hapjes geserveerd.  

Na de oorlog hertrouwde vader Van Ginkel met een vrouw die ook in het kamp had gezeten; zij heeft de vier kinderen – Hans kreeg nog twee halfbroers – liefdevol opgevoed. In 1951 kwam het protestantse gezin terecht in het katholieke Roermond; zijn vader was gelegerd in de Ernst Casimirkazerne.

Hans van Ginkel was al jong een sportliefhebber. In 1952 luisterde hij naar de radio waarop verslag werd gedaan van de finale hockey op de Olympische Spelen in Helsinki. Nederland verloor met 6-1 van India, maar de nederlaag verhinderde niet dat de twaalfjarige fan werd van Jules Ancion, ook een jongen met Indische wortels die als hockeyer van het Utrechtse Kampong in het Nederlandse team speelde. Van Ginkel: ‘Ik wist: ik ga in Utrecht studeren, en bij Kampong hockeyen.’ Hij moest wachten tot 1958, toen hij begon als eerstejaars sociale geografie in Utrecht en als hockeyer bij Kampong. Zijn zestigjarige lidmaatschap van Kampong lijkt voor hem meer betekend te hebben dan de vijf eredoctoraten die hij verzamelde. Meer sport: Van Ginkel kon als dank voor zijn voorzitterschap van het Regionaal Beraad Utrecht – een samenwerkingsverband tussen de stad Utrecht en omliggende gemeenten in 1989-1993 – kiezen tussen een abonnement op de schouwburg en een jaarkaart voor FC Utrecht. De keuze was snel gemaakt: de jaarkaart. ‘Dat wekte toch wel wat verwondering bij het RBU,' aldus Van Ginkel.   

Leraar, medewerker…

In 1968 werd hij wetenschappelijk medewerker op het Geografisch Instituut, waar hij tal van onderwijstaken voor zijn rekening nam, van het geven van hoorcolleges tot de organisatie van excursies naar Oost-Europa. In zijn onderzoek richtte hij zich op de geschiedenis van Zuidoost-Aziatische (met name Thaise) steden, maar uiteindelijk zou hij promoveren, cum laude, op een dikke tweedelige studie van suburbanisatieprocessen in de Randstad: Suburbanisatie en recente woonmilieus (1979; het eerste deel was theoretisch, het tweede empirisch van aard). De gegevens voor deze studie waren verzameld in een groot opgezet project dat Utrechtse geografen voor de Rijksplanologische Dienst deden: het befaamde Groene Hart-onderzoek naar ‘binnenwaartse’ suburbanisatie van het wonen in het Groene Hart van de Randstad. Dat gebied moest volgens plannen van de rijksoverheid ruraal van karakter blijven, maar de praktijk wees uit hoe moeilijk woningbouw in de dorpen voor huishoudens uit de grote steden was af te remmen.

Naast onderwijs en onderzoek binnen het Geografisch Instituut bleef Van Ginkel als oud-leraar de schoolaardrijkskunde een warm hart toedragen. Zo was hij nauw betrokken bij de modernisering van het leerplan aardrijkskunde en een van de organisatoren van de bijscholing van leraren, de zogeheten MAVO-applicatiecursussen. Daaruit is ook een reeks universitaire leerboeken voortgekomen: de serie ‘De wereld in stukken’. Oudgedienden hebben vast nog boeken als Zicht op de stad en Zicht op de landbouw in de boekenkast staan. Ook was hij redacteur van het door aardrijkskundedocenten veel gelezen Geografisch Tijdschrift, een uitgave van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) en een voorloper van Geografie. Bij studenten en collega’s stond Van Ginkel bekend als een aimabele man, wars van de status die een hoogleraarschap traditiegetrouw met zich meebracht.

Ook was hij een enthousiast deelnemer aan de activiteiten van studievereniging V.U.G.S., waarvan hij als student in het bestuur had gezeten. Hij was daarin vicevoorzitter, maar trok feitelijk aan de touwtjes, naar eigen zeggen. Als staflid bezocht hij de borrels en feesten van de studenten, en vertrok vaak als laatste. Desnoods sloeg hij een nacht slaap over. Vol overgave speelde hij mee in het voetbalteam van de staf. Hij was toegankelijk voor studenten, en nam hen serieus in de medezeggenschapsorganen. De V.U.G.S. zou hem later tot erelid benoemen.

… hoogleraar, rector

Zijn promotie in 1979 maakte voor hem de weg vrij voor een benoeming tot hoogleraar algemene sociale geografie in 1980 en een jaar later tot decaan van de Interfaculteit der Aardrijkskunde en Prehistorie, waaronder de sociale geografie destijds viel. In 1985 werd Van Ginkel benoemd tot lid van het College van Bestuur en in 1986 tot rector van de Universiteit Utrecht. In 1990 en 1994 werd hij herbenoemd; hij bleef rector tot 1997. Als bestuurder viel hij op door zijn vermogen tot verbinden van mensen, belangen en standpunten; hij was een hardwerkende pragmaticus die geloofde in samenwerking en zocht naar common grounds.

Als rector slaagde Van Ginkel erin om de universiteit juridisch eigenaar te maken van De Uithof, nu het Science Park. Dat opende de weg naar studentenhuisvesting op de Uithof, en gaf de universiteit veel meer speelruimte om een overkoepelend huisvestigingsplan te ontwikkelen. Rem Koolhaas werd aangetrokken om een masterplan voor De Uithof te maken. Onder Van Ginkel werd de beslissing genomen om Geesteswetenschappen en Rechten niet weg te halen uit de binnenstad. Een groot deel van de Kromhoutkazerne werd verworven om het eerste University College in Nederland te starten, in 1998. Van Ginkel zorgde ervoor dat de UU voorop liep toen de landelijke overheid onderzoek meer wilde stroomlijnen met zwaartepunten en onderzoeksscholen. Hij stimuleerde interdisciplinaire samenwerking. Dat had hij ook gedaan als decaan; zo bracht hij Milieuwetenschappen binnen de geofaculteit, met de oprichting van het nu zo succesvolle Copernicusinstituut.

Schilderij gemaakt aan het einde van zijn rectoraat.

Ook als rector bleef hij verbonden met de geografie: hij was onder meer voorzitter van de Werkgroep Eindexamenprogramma’s Aardrijkskunde voor de onderbouw van vwo/havo en mavo (1988), voorzitter van de Nederlandse commissie die in 1996 in Den Haag het vierjaarlijkse wereldcongres van de Internationale Geografische Unie organiseerde, voorzitter van het stichtingsbestuur van het International Institute for Aerospace Survey and Earth Sciences in Enschede, en voorzitter van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Hij ontwikkelde ook een internationaal netwerk als bestuurder; zo was hij bestuurslid en later vicepresident van de European Universities Association. Ook de banden met Utrecht bleven bestaan; al gememoreerd is zijn rol als voorzitter van het Regionaal Beraad Utrecht, waarvoor hij in 1997 de gouden Stadsmedaille 1948 kreeg. Eerder al, in 1994, ontving hij een koninklijke onderscheiding: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Internationale carrière

Het succes van Van Ginkel als bestuurder viel ook internationaal op. In 1997 werd hij benoemd tot rector van de Verenigde Naties Universiteit (UNU), een mondiaal opererende netwerkorganisatie met een hoofdkantoor in Tokio, met als taak de studie van concrete wereldwijd spelende problemen als biodiversiteitsverlies, verwoestijning, ongelijkheid, stedelijke sloppenwijken – onderwerpen die vanouds sterk verbonden zijn met het studieveld van de geografie. Van Ginkel: ‘Ik was in zekere zin blij dat mijn vader die benoeming niet meer heeft meegemaakt. Hij vond het maar net acceptabel dat ik 1980 het IGU-congres in Tokio had bijgewoond. Dat was voor een paar dagen. En nu gingen Bep en ik permanent naar Japan, het land dat mijn vader in de oorlog aan de Birma-spoorlijn had laten zwoegen.’ Bep: dat is zijn vrouw Bep Teepen, die hij op de hbs in Roermond had leren kennen en met wie hij in 1965 trouwde en twee kinderen kreeg: in 1967 Auke, in 1969 Mapje.

Van Ginkel heeft de maximale termijn van tien jaar als rector van de UNU gediend. Zijn rectorschap geldt als een succes; hij kreeg uit handen van de keizer de hoogste voor buitenlanders beschikbare onderscheiding van Japan. Hans en Bep moesten daarvoor op audiëntie bij de keizer en keizerin; hun schoondochter Masako Owada – toen prinses, nu keizerin van Japan – kon aanvankelijk slecht aarden in de strakke en benauwende conventies van het hof en kwam regelmatig op adem op het bureau van de UNU. Bep ontving na Hans’ overlijden een bloemstuk en condoleances van het keizerlijk echtpaar. Ook met VN-secretaris-generaal Kofi Annan en zijn vrouw konden zij het goed vinden.

Na zijn terugkeer in Utrecht aanvaardde hij in 2008 een gasthoogleraarschap aan de faculteit Geowetenschappen – de opvolger van wat ooit het Geografisch Instituut was. Zijn leeropdracht was Sustainable urban futures; hij gaf onder meer college in mondiale urbanisatieprocessen in de research master Human Geography and Planning. Ook als bestuurder werd hij gezocht: hij werd voorzitter van onder meer het Institute of Social Studies in Den Haag. Hij gaf ook lezingen in Azië.

Tekening die dochter Mapje maakte en die de dingen toont waarover het in het leven van Hans draaide.

De laatste jaren

Van Ginkel had de afgelopen jaren te kampen met een verslechterende gezondheid. Hij liep moeilijk; dat hij nog enigszins mobiel was, was te danken aan Bep die hem met de auto bracht en haalde. Hij bleef intensief betrokken bij het wereldnieuws; de strijd in Oekraïne noemde hij een (potentiële) Derde Wereldoorlog. Maar gelukkig was er volop sport op tv; zijn feitenkennis van allerlei sporten imponeerde. Helaas moest hij nog zien hoe dit jaar Kampong in de strijd om het landskampioenschap in de halve finale van de play-offs verloor, hoewel het team eerste was geworden in de competitie. Hans van Ginkel: 'Toch vind ik het knapper om aan het einde van de competitie bovenaan te eindigen. Die play-offs hebben te veel een element van toeval/geluk.'  

Dat spelinzicht gebruikte hij ook als bestuurder, zo zei hij zelf eens tijdens een interview: ‘Samenwerken, iets voor elkaar doen, levert vaak meer op. […] Ik ben een pragmaticus die door idealen gestuurd wordt. […]. Maar je moet ook een paar slagen vooruit denken en verschillende spelvoortzettingen voor ogen hebben. En ook weer flexibel genoeg zijn als de zaken toch anders blijken te werken dan je dacht.’

 

MEER LEZEN

Zie het liber amicorum De charmes van het vak; sociaal geografische opstellen voor Hans van Ginkel (2001); het interview met hem in Geografie, maart 2009, en de bundel Een grote stap. Het Geografisch Instituut in Utrecht, 1960-1990 (2020).