Verbaaskaarten in de media en op school

19 november 2019
Auteurs:
Jan Willem van Eck
geografie, technologie, docent. Werkzaam bij Esri en Aeres Hogeschool Almere
Opinie

Het goede nieuws: kaarten hebben het tij mee. Door een overvloed aan data en visualisatietechnologie mogen meer lezers van meer kaarten genieten. En dankzij de digitale media komen de kaarten allemaal uit een computer, dus moet de kaart wel waar zijn.

 

Maar technologie maakt geen kaarten en bij een snelle kaart ligt een ruimtelijke denkfout al gauw in het verschiet. Enige verbazing over wat en hoe op kaarten wordt verbeeld is op zijn plaats. Het is absoluut geen klacht die een lezersbrief waard is. Hoe meer kaarten verbazen, des te beter. Zolang ze de lezer van de kaart maar aan het denken zetten.

Huurprijzen door een provinciebril

‘Huren in de vrije sector: waar ben je duur uit?’, kopt de Telegraaf. Met andere woorden: waar stijgen de huren en waar niet? In de bijgaande kaart staan de provincies en een aantal grote gemeenten gezamenlijk afgebeeld. Volgens de bron Pararius winnen de middelgrote steden in de buurt van grotere steden aan populariteit.

Dat de huurprijzen per provincie behoorlijk zullen verschillen verrast niemand. Maar is het wel handig om met de provinciebril op naar prijsverschillen in huur te kijken? Zijn daardoor kleine provincies niet minstens visueel in het nadeel, gezien grote provincies op zo’n kaart meer impact maken? Friesland komt er wel erg negatief (-10 procent lagere huurprijs) uit, terwijl buurprovincie Drenthe behoorlijk in de plus staat (9,3 procent). Is de spreiding van de huurobjecten gelijk verdeeld over de hele provincie, of speelt de factor (hoofd)stad hier ook een rol? En vinden Drentenaren de huur wel duur?

Tegeltuinenstress

Wateroverlast en hittestress zijn redenen om tegels uit de achtertuinen te halen. ‘Ruim een derde van de tuinen bestaat uit tegels: “Risico op wateroverlast”’ (AD) tot ‘Emmen en Borger-Odoorn meest “versteend” (en dan gaat het niet om hunebedden)’ (RtdDrenthe). ‘Almere heeft van heel Nederland de meeste betegelde tuinen’, meldt mijn lokale omroep. Bij nader onderzoek blijkt vooral Almere Poort de boosdoener: maar liefst 86,3 procent van de tuinpercelen daar zijn ‘bestraat, bebouwd of kaal’. Toch verrassend dat zo’n nieuwe parel in de polder ondanks betrokken bewoners, gemeenten, projectontwikkelaars, bijna geheel versteend wordt opgeleverd.

Is het mogelijk dat er in Almere Poort gewoon nog relatief veel kaal bouwterrein (zonder gras) ligt en dat deze als tegels worden meegeteld? Gaat het enkel om de privétuinen of telt de gemeentelijk tuin hier ook mee? Zelfs het buitengebied van Dronten, 67,6 procent van het tuinoppervlak bestraat, bebouwd of kaal, moet eraan geloven. Past hier de gemeentegrens, als bril om naar het verschijnsel te kijken, wel, of moeten we door een woonkernenbril naar tegeltuinen kijken? Hittestress en wateroverlast spelen vast minder in het buitengebied.

Worstelen met stikstof

‘Gemeenten worstelen met stilgelegde projecten door stikstofuitspraak’ aldus de NOS op 9 september. Van een afstandje geeft een blik op de kaart vooral het beeld van een grijs landschap met ‘vragen niet beantwoord’ weer. Hoe (in)compleet moet een dataset zijn, voordat je deze nog aan een kaart kan toevertrouwen?

De gebruikte visualisatie verleidt de lezer naar het aantal projecten, dat per gemeente gevolgen van de stikstofuitspraak ondervindt, te kijken. Maar is het aantal projecten wel relevant? Een project met 100 huizen heeft toch een heel ander effect dan 5 projecten met 10 huizen. En wat te denken van plannen in de landbouw of industrie. Telt daar ook enkel het aantal projecten?

Ruimtelijke denkfouten

Wat samen op een kaart wordt afgebeeld suggereert voor de lezer meteen een onderlinge relatie. Die suggestie is niet altijd terecht. Verbazingwekkende kaarten ontwerpen, het is een goede opdracht voor studenten sociale geografie of Geo, Media en Design: breng verschijnselen in kaart, die weinig met elkaar gemeen hebben (bijvoorbeeldkaart boven artikel: roken en dicht bij een bibliotheek wonen). Er kleeft meteen een schijn van waarheidsvinding aan de kaart. Maar de doordenker doorziet al snel de fout: is het mogelijk dat op grotere afstanden van een bibliotheek minder wordt gerookt, omdat daar minder mensen wonen?*

Misschien past zo’n opdracht ook bij leerlingen? In grote steden worden meer stemmen uitgebracht dan in kleine dorpen, in steden zijn meer goed geïsoleerde huizen, rond scholen met weinig aardrijkskundedocenten worden minder leerlingen tot geografisch denken aangezet. Door de kaart heen kunnen kijken en denken, het blijft een belangrijke competentie. 

 

*met dank aan Bart Kloostra, student Geo, Media en Design.