De walvisjacht was ooit een belangrijke industrie voor veel Noord-Europese landen, waaronder Nederland (luister de podcast Traanjagers). Tegenwoordig staat het wereldwijd ter discussie. Ondanks een internationaal ‘verbod’ op commerciële walvisvangst blijven landen als Noorwegen, Japan en IJsland jagen. Zij wijzen daarbij op traditie, cultuur, duurzame vangstmethoden en wetenschap. Hoe valt deze praktijk te rijmen met de roep om mondiale bescherming van walvispopulaties? De spanningen tussen internationale milieuwetgeving enerzijds en lokale culturele waarden anderzijds laten zien waarom een blik op verschillende schaalniveaus essentieel is voor duurzaam beleid.
Afgelopen zomer werd milieuactivist Paul Watson gearresteerd in Groenland op een internationaal aanhoudingsbevel van Japan. Watson strijdt als medeoprichter van Greenpeace en Sea Shepherd al jarenlang voor de bescherming van het leven in zee. Hij kreeg in 2008 veel bekendheid door de documentaireserie Whale Wars waarin hij met zijn schip, op soms spectaculaire wijze, Japanse walvisvaarders verhindert. Watson zit bij het schrijven van dit artikel al meer dan drie maanden vast in Groenland, wat wereldwijd tot heel wat protestenacties heeft geleid. Volgens de stichting van Watson heeft het arrestatiebevel te maken met zijn antiwalvisvaart activiteiten in de Antarctische oceaan. Japan jaagt hier al jaren op walvissen. Volgens Watson gebruiken de Japanse walvisvaarders onderzoek als excuus om onder het tijdelijke verbod, dat sinds 1986 op commerciële walvisjacht staat, uit te komen. Technisch gezien is het niet helemaal een verbod; maar een moratorium (een soort pauze). Het geldt alleen voor landen die lid zijn van de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC). In 1986 werd binnen de IWC afgesproken om tenminste tijdelijk te stoppen met de commerciële walvisjacht. Deze pauze is heden ten dage nog steeds actief, maar toch is Japan niet het enige land waar nog op walvissen gejaagd wordt. Schippers uit Noorwegen en IJsland, landen die in tegenstelling tot Japan nog wel lid zijn van de IWC, zijn nog steeds actief als jagers op zee. Hoe kan dat?
Om die vraag te beantwoorden, moeten we eerst kort in de geschiedenis van de walvisvaart duiken. De walvisjacht is één van de eerste milieukwesties waarvoor een roep om internationale regelgeving ontstond. Al in 1927 hield de Volkenbond, de voorganger van de Verenigde Naties, een conferentie over walvisvaart. Destijds was al duidelijk dat de walvispopulaties sterk afnamen door overbevissing. Toch duurde het nog wel even tot er concrete maatregelen kwamen. Eerst werden verschillende conferenties gehouden over het onderwerp, zoals de Geneva Convention for Regulation of Whaling in 1931 en de Whaling Convention in 1937. Hoewel deze initiatieven aandacht vroegen voor het probleem, misten ze nog wel effectieve resultaten. Ze legden echter wel de juridische basis voor latere afspraken. Na de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de Verenigde Naties kreeg de walvisjacht opnieuw aandacht. Deze aandacht leidde tot de oprichting van de IWC. Deze commissie streefde naar een duurzame walvispopulatie, toch was deelname voor veel landen vooral een manier om hun eigen walvisindustrie voor de toekomst veilig te stellen.
Binnen de IWC werden de eerste afspraken gemaakt. Zo stelden de Verenigde Staten twee belangrijke bepalingen vast: de bescherming van inheemse walvisvangst, voornamelijk belangrijk voor de Inuit op Groenland, en een uitzondering voor vangst voor onderzoek. Waar volgens Paul Watson Japanse walvisvaarders gretig gebruik van maken. Daarnaast kwamen er in de eerste jaren van de IWC quota om de jacht op walvissen in te perken. Al snel eisten een aantal landen, waaronder Nederland en Frankrijk, een veto-clausule bij de IWC. Hierdoor werden latere hervormingen lastig door te voeren. Zoals toen vroeg in de jaren 70 duidelijk werd dat de bestaande beperkingen onvoldoende waren en dat sommige walvissoorten met uitsterven werden bedreigd. Wetenschappers trokken bij de IWC aan de alarmbel, maar het duurde tot 1982 voor er een tijdelijk verbod (het eerder genoemde moratorium) op de commerciële walvisvangst zou worden afgehamerd. Dit ‘verbod’ kwam vooral tot stand onder druk van de Verenigde Staten. Hiermee markeert het jaar 1982 een belangrijke verandering voor de IWC. Waar eerst het behoud van walvispopulaties voor de jacht centraal stond, kwam vanaf 1982 het idee om helemaal te stoppen met jagen op walvissen centraal te staan. Het tijdelijke verbod ging overigens pas per 1986 in.
Culturele identiteit
Ondanks het tijdelijke verbod blijven deze landen hun walvisvangstpraktijken verdedigen en voortzetten. Zij betogen dat ze hierbij een beroep doen op wetenschap en de walvispopulaties goed monitoren. Daarnaast pleitten ze dat walvisjacht onderdeel is van hun traditie en culturele identiteit. Volgens de walvisvarende landen is het ‘verbod’ niet zozeer gebaseerd op ecologische noodzaak, maar eerder op een ideologisch standpunt vanuit anti-walvisjachtlanden zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In alle walvisvarende landen is de officiële positie dat walvisvangst in hun wateren duurzaam wordt beheerd, gericht is op niet-bedreigde soorten en voldoet aan strikte quota.
Voor IJsland is de walvisvangst niet zo zeer economisch belangrijk, maar vooral cultureel diepgeworteld. In kustgemeenschappen draagt de jacht bij aan het traditionele lokale bestaan. Toch zijn er tekenen dat IJsland de jacht gaat stoppen, in 2024 is voor zover bekend de laatste vergunning afgegeven aan het enige bedrijf in het land dat nog op walvissen jaagt. De jacht leek echter in 2023 ook al op z'n eind, maar werd een jaar later toch weer geopend, dus of de deur definitief dicht is weten we niet.
Noorwegen wijst ook naar de culturele geschiedenis en levenswijze. Daar ziet de overheid de jacht als een duurzaam beheerde praktijk die sterk verbonden is met het lokale leven in de kustgemeenschappen. Het Scandinavische land kijkt over het algemeen anders naar dierenwelzijn dan veel andere westerse landen. Jacht, in algemene zin, is daar nog een belangrijk onderdeel van de hedendaagse cultuur en wordt ook door velen beoefend.
Noorwegen en IJsland beroepen zich op het recht om zelf te bepalen hoe zij hun natuurlijke hulpbronnen beheren. Zij zien de druk om walvisvangst volledig te stoppen als een vorm van cultureel imperialisme dat geen rekening houdt met de unieke positie van de eilandstaat.
Voor Japan is de waarde van walvisvangst eveneens diep in de cultuur en geschiedenis verankerd; in bepaalde gemeenschappen worden walvissen spiritueel geëerd en vormen ze een essentieel onderdeel van het dagelijks leven.
Net als in IJsland, is in Noorwegen en Japan is de walvisjacht economisch niet meer van groot belang. De vraag naar walvisvlees is de laatste jaren erg gedaald en wordt vooral nog lokaal geconsumeerd en aan toeristen verkocht.
FOTO: AUSTRALIAN CUSTOMS AND BORDER PROTECTION SERVICE / WIKIMEDIA COMMONS
Japanse walvisvaart voor onderzoek.
Complex verbod
Ondanks het tijdelijke verbod wordt er in sommige landen dus nog altijd op walvissen gejaagd. In de internationale politiek komen deze landen hier grotendeels mee weg. De IWC zelf heeft namelijk geen juridische middelen om sancties op te leggen en streeft ernaar de dialoog met de landen te onderhouden. Zo communiceren alle walvisvarende landen hun quota met de commissie, waardoor zij in ieder geval de populaties kunnen blijven monitoren. Desondanks is er wel diplomatieke druk op de walvisvarende landen. Vooral de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk oefenen druk uit, maar dit leidde tot dusver niet tot concrete sancties. De meeste druk komt nog uit de publieke sector, waar organisaties als Greenpeace en Sea Shepherd intensieve campagnes voeren om de publieke opinie te beïnvloeden. Tenslotte wordt bij sommige onderhandelingen druk gezet op de walvisvarende landen. Zo zette de EU Noorwegen en IJsland onder druk tijdens onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord.
De discussie over walvisvangst raakt niet alleen het terrein van ecologische duurzaamheid, maar ook gevoeligheden rond culturele identiteit en autonomie. Voor Noorwegen, Japan en IJsland is walvisvangst niet slechts een industrie, maar cultureel erfgoed dat generaties overspant en bijdraagt aan de nationale identiteit. Dit maakt de roep om een wereldwijd verbod voor hen bijzonder complex. Het vraagt namelijk om keuzes die zowel het behoud van biodiversiteit, als de bescherming van culturele tradities raken. Deze tweeledigheid rond de walvisvangst toont aan hoe complex internationale milieuwetgeving kan zijn wanneer culturele tradities en lokale praktijken in het geding komen. Noorwegen, Japan en IJsland beschouwen walvisvangst als een waardevolle culturele traditie die bijdraagt aan de nationale identiteit en het lokale levensonderhoud. Hoewel het behoud van walvispopulaties van cruciaal belang is, illustreert deze kwestie dat internationaal milieubeleid niet kan slagen zonder begrip van en respect voor regionale verschillen. Voor duurzame en doeltreffende oplossingen is het essentieel dat internationale verdragen lokale waarden omarmen. Daarbij moet ruimte bewaard worden voor traditionele gebruiken, zonder af te doen aan ecologische verantwoordelijkheid.