Wat elke geograaf kan doen om seks op de kaart te zetten

18 oktober 2024
onderzoek
Kennis
FOTO: THE BLOWUP / UNSPLASH

Er wordt me wel eens in het oor gefluisterd dat artikelen sneller gelezen worden wanneer de titel nogal expliciet inspeelt op het ‘seks verkoopt’ principe. Sterker, kwatongen beweren dat dit wel eens de reden zou kunnen zijn waarom ook u, beste lezer, dit artikel bent gaan lezen. Ik geloof die vermaledijde cynici evenwel niet. Ik weet namelijk wel zeker dat u, geograaf met het hart op de juiste plaats, voorbij een zinnenprikkelende titel die de belofte van seks inhoudt kunt kijken. U bent hier louter en alleen omwille van uw academische nieuwsgierigheid, en voor de roeping die uit de titel spreekt. U weet namelijk al lang dat geografie van seksualiteit helemaal geen ver van uw bed show is. U weet dat toegang tot ruimte overal op deze wereldbol ongelijk verdeeld is. En dat een kleine maar globale minderheid via discours, beleid en praktijk een globale meerderheid de toegang ontneemt tot land, publieke ruimte, lucht, water, en voedingsbronnen, maar evengoed kansen ontzegt tot opleiding, autonomie, wonen gezondheid, tijd, veiligheid, bewegingsvrijheid, privacy, waardigheid, en levenskwaliteit. En u weet dat seksualiteit, net zoals sociale klasse, fysieke gesteldheid, leeftijd, etniciteit en genderidentiteit, mee bepaalt wie als normaal wordt gezien en dus een disproportioneel groot deel van alles krijgt, en wie niet. U weet dat, want u geeft hierover les in sociale, politieke, of economische geografie, en schrijft erover in handboeken binnen urban studies. Sterker nog, u heeft al eens een gastles over ‘gender en diversiteit’ in de lessen stadsgeografie opgenomen en gedoceerd over de pink economy wanneer het gaat over nachtleven of toerisme. Of u benadrukte het belang van positionaliteit, het lichamelijke en het dagelijkse, in kwalitatieve onderzoeksmethoden. Op die manier maakt u plaats, letterlijk en figuurlijk, voor geografie van seksualiteit in het geografiecurriculum en in uw onderzoeksoutput. 

U weet dat seksualiteit, net zoals sociale klasse, fysieke gesteldheid, leeftijd, etniciteit en genderidentiteit, mee bepaalt wie als normaal wordt gezien

U ziet namelijk ook hoe onderzoek naar seksualiteit binnen de academische geografie telkens opnieuw wordt gemarginaliseerd in de dagelijkse werking van onze departementen. Aan uw universiteit werkt er vooralsnog geen enkele professor specifiek op geografie van seksualiteit. De opmerkingen die uw jongere collega’s, die rond seksualiteit werken, krijgen nadat ze hun werk presenteren of publiceren, krijgt u niet, of toch niet op die manier. Aan u werd nog nooit gevraagd wat u eigenlijk op een geografieconferentie komt doen gezien uw expertise, of vriendelijk verzocht te publiceren in een tijdschrift rond seksualiteit i.p.v. geografie. Niemand stelt vragen naar de redenen achter uw interesse in uw onderzoeksveld. U bent nog nooit gevraagd om delen van uw artikel te schrappen omdat ze te expliciet zouden zijn en de lezers zouden choqueren of de reputatie van het tijdschrift zouden beschadigen. En als u een artikel heeft gepubliceerd, wordt u gefeliciteerd in plaats van gniffelend tijdens de lunchpauze onthaald. Wat u bovendien nooit helemaal heeft begrepen, is hoe ook uw collega’s die sociaal-constructief onderzoek doen telkens seks en seksualiteit als een aparte categorie van onderzoek blijven zien, dat bovendien ook helemaal anders beoordeeld wordt dan andere onderwerpen. Zo vinden uw collega’s het heel logisch, effectief en waardevol om zich volledig onder te dompelen in en deel te nemen aan dagelijkse activiteiten waar ze onderzoek naar doen, en hun eigen belichaamde ervaringen en emoties als een meerwaarde en zelfs noodzaak van dit soort methodes in te schakelen. Maar tegelijkertijd vinden ze dat dit niet zou mogen kunnen als het om seks en seksualiteitsonderzoek gaat. Oké, u bent er zelf ook nog niet over uit hoe dat ethisch en methodologisch allemaal best in zijn werk gaat, en met #MeToo waagt u zich liever zelf ook niet aan al te veel vermengen van uw onderzoek en uw persoonlijke leven. Maar nu u sinds enkele jaren ook een hoofdstuk wijdt aan feministische geografie, vermeldt u aan uw studenten dat sommige wetenschappers vinden dat die artificiële grens tussen onderzoek en het persoonlijke leven niet alleen moeilijk te trekken is, maar ook onwenselijk is om die te trekken, want net door reflexiviteit over onze ervaringen en lichamelijke emoties krijgen we meer inzicht in de machtsstructuren die er zich binnen onderzoek afspelen. 

Het idee om meer te weten te komen over het seksleven van uw collega-geografen vindt u niet bepaald aantrekkelijk

Toegegeven, u bent er niet helemaal voor te vinden om seks als methode in onderzoek te gaan inzetten, of toch niet zelf. En het idee om plots meer te weten te komen over het seksleven van uw collega-geografen vindt u nu niet bepaald prikkelend of aantrekkelijk. Maar puur theoretisch begrijpt u wel waarom het zou moeten kunnen, waarom we leren door onze intieme en seksuele interacties niet zomaar als inferieur onderzoek mogen beschouwen, want dat reproduceert net die mannelijke wetenschapspolitiek waarvan u ook maar een matige fan bent.  U behoort zelf immers tot de progressieve soort geografen, het is tenslotte de 21ste eeuw, en dat kan niet gezegd worden van sommige anderen die u dus bij voorkeur inderdaad niet voorstelt in iets te intieme relaties met net wat te weinig kleren aan.

Toch blijft u met dat wrang gevoel zitten. Uiteraard wil u graag uw steentje bijdragen. Alleen, u weet niet goed hoe. Door u uitgebreid in te lezen heeft u inmiddels een groot theoretisch inzicht over de verschillende vormen van in- en vooral uitsluiting waarmee geografie van seksualiteit te maken krijgt, maar u beseft maar al te goed dat dit nog iets anders is dan dit dagelijks aan den lijve te ondervinden. 

En laat dat, beste lezer, nu net zijn waar ik enkele suggesties over wil doen in dit artikel. Want uiteraard is het in de eerste plaats aan geografen die werken rond seks(ualiteit) zelf om niet weg te blijven van het materiële en lichamelijke van ons onderzoek. Maar om dat mogelijk te maken, moet er verandering komen van de hele geografische academische gemeenschap. Het is fantastisch dat u lesgeeft over bijvoorbeeld feministische geografie (al kan een prominentere plek in het curriculum ook geen kwaad), maar we moeten ook gezamenlijk in onze dagelijkse praktijk die mechanismen counteren die de preutsheid van academisch onderzoek faciliteren en reproduceren. Dat geldt vooral voor wie een sleutelpositie bekleedt, of dat nu als panellid voor financieringsaanvragen is, (hoofd)redacteur in tijdschriften of als departementsvoorzitter: jullie kunnen de moeilijkheden die onderzoekers ervaren die op dit soort gemarginaliseerde thema’s werken ondersteunen, door hun werk te steunen, in te gaan tegen grappen en beledigingen, financiering en platformen aan te bieden om hun werk onder de aandacht te brengen (denk aan suggesties voor key note speakers, uitnodigingen voor artikelen of special issues), in te gaan tegen al te positivistische argumenten bij deliberaties voor jobs of beurzen, en extra steun aan te bieden om bijvoorbeeld de niet altijd aangepaste verwachtingen van ethische commissies in lijn te brengen met de vaak innovatieve onderzoeksideeën die vanuit de marges opborrelen. Zorg voor het mentaal welzijn van uw collega’s die vaak publieke haatcampagnes en andere vormen van haatmail en opmerkingen over zich heen krijgen, al dan niet van buiten de universiteit.

Seks als onderzoeksmethode

Interessant onderzoeken hiernaar:

  • Di Feliciantonio, C., Gadelha, K. B., & DasGupta, D. (2017). ‘Queer (y) ing methodologies: doing fieldwork and becoming queer’–guest editorial. Gender, Place & Culture, 24(3), 403-412.
  • Howitt, H. (2024). How we fuck: assembling intimacy-as-method to research trans sex practices. Gender, Place & Culture, 31(4), 523-542.
  • Brown, G. (2008). Ceramics, clothing and other bodies: affective geographies of homoerotic cruising encounters. Social & Cultural Geography, 9(8), 915-932.
Laat ons samen seks op de kaart zetten. Het dient een goed doel en is nog prettig ook

Maar ook wie minder hoog staat op de academische ladder kan haar (m/v/x) steentje bijdragen, door proactief solidariteitsmechanismen op poten te zetten die helpen om de mentale lasten die onderzoekers in minder mainstream onderzoeksvelden te verduren krijgen te herverdelen. Waarom werken we niet samen om ethische aanvragen voor te bereiden? En organiseren we debrief-momenten om de moeilijkheden die we ervaren doorheen ons onderzoek te delen? En ongetwijfeld komt er zo ook meer inzicht in het soort hindernissen die elk van ons ervaart in de neoliberale ratrace die academia is geworden, voorbij verschillende onderzoeksvelden. Want zijn geografen niet bij uitstek geschikt om de ongelijke toegang tot tijd, ruimte en middelen wereldwijd te analyseren en deconstrueren om zo te streven naar een eerlijkere wereld? U heeft het hart op de juiste plaats, en dat is bij ons, geografen die werken rond seks en seksualiteit niet anders. Laat ons samen seks op de kaart zetten. Het dient een goed doel, en allicht is het nog prettig ook.

Valerie De Craene (Vrije Universiteit Brussel) is doctor in Geografie en werkt als onderzoeker bij Cosmopolis, departement Geografie, aan een project rond ouderen, seksualiteit en plaats. Het project wordt gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO, 1253523N).

BRONNEN

  • Bono, F., De Craene, V., & Kenis, A. (2019). My best geographer’s dress: bodies, emotions and care in early-career academia. Geografiska Annaler: Series B, Human Geography, 101(1), 21-32.
  • De Craene, V. (2017). Fucking geographers! Or the epistemological consequences of neglecting the lusty researcher’s body. Gender, Place & Culture, 24(3), 449-464.
  • De Craene, V. (2020). Out of Place? Exploring the Borderlands of Sexuality Research in Geography. Leuven: KU Leuven.
  • De Craene, V. (2024). Oops, I didn’t know we couldn’t talk about sex”: Sex researchers talking back to the erotophobic academy using the researcher’s erotic subjectivities Guest editorial themed section ‘the researcher’s erotic subjectivities. Sexualities, 27(1-2), 6-19.
  • Di Feliciantonio, C., & De Craene, V. (2024). Almost 30 years later, silence is still here with us: introduction of the themed issue. Gender, Place & Culture, 31(4), 413-423.