Het huisje dat verhuisde

Marian Blankman en Anouk Adang 

Het prentenboek 'Het huisje dat verhuisde' van Virginia Lee Burton leent zich goed voor thematisch onderwijs in groep 1 en 2. Aardrijkskunde kan hierin prima een rol spelen, omdat onderwerpen zoals stad en platteland, verstedelijking (in heel eenvoudige vorm), dag en nacht en de seizoenen aan bod komen. 

Onderstaand schema vormt de aanzet voor een serie activiteiten met een aardrijkskundige invalshoek. 

De opdracht

• Als start lees je als docent in de kring het prentenboek Het huisje dat verhuisde voor. Je laat kinderen de prenten bekijken en kunt ze ter ondersteuning ook op het digibord tonen, zodat alle kinderen kunnen meekijken.

• Je praat met de kinderen na over het verhaal. ‘Waar staat het huisje?’

• Je vraagt: ‘Heb je zoiets ook wel eens zelf gezien? Waar wonen wij?’

• De verandering komt aan de orde in de oefeningen waarbij de leerlingen prenten uit het boek op volgorde leggen: de vier seizoenen en de verstedelijking van platteland naar stad.

• Bij de rubriceeroefening ‘Wat hoort bij de stad en wat bij het platteland?’ beantwoorden de leerlingen in feite de vraag ‘Waarom daar?’. Je kunt dat proces als docent ondersteunen door ze vragen te stellen als: ‘Waarom vind je dat het flatgebouw bij de stad hoort en het grasveld met madeliefjes bij het platteland?’

• Voor- en nadelen van het wonen op verschillende plekken en van de vier seizoenen van het jaar komen een aantal keer aan de orde, bijvoorbeeld als de kinderen muziek kiezen bij de prenten, als ze uitbeelden hoe het huisje zich voelde en tijdens de rubriceeroefening van de seizoenen. 

• Ter afsluiting laat je de leerlingen een collage maken met hun eigen huis (foto of tekening) in het midden. De vraag is hier: ‘Hoe zou jij de omgeving inrichten?’ of ‘Wat voor omgeving zou jij kiezen?’

Achtergrondinformatie bij de opdracht

Met deze voorbeeldopdracht wordt taal ingebouwd binnen het vak aardrijkskunde. De les bevat de volgende bouwstenen voor een goede aardrijkskundeles.
• Een motiverende start.
• Waar is dat [het behandelde onderwerp]?
• Wat zie je als je in- en uitzoomt?
• Hoe verandert het?
• Waarom is het daar?
• Wat zijn de voor- en nadelen of de gevolgen daarvan?
• Afsluiting.

Dit voorbeeld laat zien hoe je aan de hand van een prentenboek (een betekenisvolle context) een thema kunt aansnijden en op een interdisciplinaire manier kunt werken. Klik hier voor een overzicht van prenten en jeugdboeken die relevant zijn voor aardrijkskunde.

Bron: De wereld in met aardrijkskunde, ISBN 978 90 469 0713 9. 

Deze opdracht is auteursrechtelijk beschermd. Voor hergebruik van de opdracht is voorafgaande schriftelijke toestemming van Uitgeverij Coutinho vereist.