Huiswerkopdracht analyseren

Door Alieta Hansum & Judit van der Worp – Griftland College Soest  

Introductie voor de leerkracht 

Bij aardrijkskunde brengen we leerlingen geografische vaardigheden en begrippen bij om processen in de wereld te kunnen beschrijven, analyseren, verklaren en voorspellen. In de praktijk betekent dit: vragen stellen, praten en schrijven tijdens interactieve lessen. Zo krijg je als docent ook meer zicht op waar leerlingen staan in hun taalontwikkeling. Welke zinnen en woorden vinden ze (nog) moeilijk? Kunnen ze de begrippen in eigen woorden uitleggen? Snappen ze waarom jij het antwoord op die ene vraag in de toets niet goed kon rekenen?  
 
Deze opdracht spoort leerlingen aan bewust en kritisch te zijn op hun manier van antwoorden. Goed lezen is hier belangrijk. Je kunt deze opdracht bijvoorbeeld meegeven bij huiswerk. 

De opdracht 

De leerlingen krijgen de volgende tekst voorgelegd. 

‘In deze opdracht gaat het niet alleen om de inhoudelijke antwoorden die je geeft op de gestelde vragen, maar nog meer om het verbeteren van je antwoord, en het analyseren van wat er goed en niet goed ging. De antwoorden noteer je in het zwart en de verbeteringen van het antwoord in het rood. Onder het antwoord noteer je in het groen de analyse: welke informatie had je nodig om het juiste antwoord te kunnen geven? Wat ging er goed en wat ontbreekt er aan het antwoord? Noteer hoe het komt dat het antwoord niet (volledig) juist was. Denk aan: 

- We hadden de vraag niet goed gelezen; wij hadden de vraag….. beantwoord. 

- We hadden de vraag niet goed begrepen, omdat ….  

- Ons antwoord was niet volledig. We hadden …. moeten toevoegen aan ons antwoord 

- …… 

Spoiler Alert: het heeft géén zin om de goede antwoorden over te schrijven uit het antwoordmodel of van andere groepjes. Bij de beoordeling wordt vooral gekeken naar jullie verbeteringen en de analyse.’ 

Achtergrondinformatie bij de opdracht 

Om leerlingen de juiste taalsteun te kunnen bieden, moet je als docent doordrongen zijn van het specifieke taalgebruik bij aardrijkskunde. Geografische begrippen zijn vaak generaliserende beschrijvingen van verschijnselen en ontwikkelingen. Denk aan neerslag en migratie. Er zit een behoorlijke kloof tussen het dagelijks taalgebruik van leerlingen en de meer abstraherende taal van geografen. Een vaktaal eigen maken vergt veel oefenen en leren van fouten. Als docent speel je daarin een cruciale rol. 

Bron:
Den Elzen, M., Oorschot, F., Visser, A., Van der Leeuw, B. & Meestringa, T. (2018). Redeneren en formuleren bij mens- en maatschappijvakken: een vakspecifieke uitwerking van taalgericht vakonderwijs. Enschede: SLO.