Aardbeving vol dilemma's
Op 25 april 2015 werd Nepal getroffen door een krachtige aardbeving die grote delen van het land ontwrichtte. Geograaf Joeri Scholtens was ter plekke en reflecteert op dilemma’s waar hij tegenaan liep in de daaropvolgende uren en dagen.
De conferentie over Conflict and Cooperation over Natural Resources waarvoor ik naar Nepal kwam, was achter de rug en ik wilde de resterende dagen al schrijvend en wandelend doorbrengen. Ik was zaterdagochtend vertrokken uit Nagarkot, een bergdorp 20 kilometer ten noordoosten van Kathmandu, voor een lange wandeling. Op mijn weg over een bergkam had ik mijn mango’s geofferd in een Shivatempeltje waar een oude priester bivakkeerde, en mijn bananen gedeeld met een geitenherderin.
Het was op minder dan 100 meter voor Changu Narayan, een toeristisch tempeldorp op een berg met uitzicht over de Kathmanduvallei, dat ik duizelig dacht te worden. Alles wat normaliter stilstaat, leek te bewegen, kraaien krijsten en de aarde maakte een griezelig diep geluid. Alsof ik in een bootje op open zee zat en er plotseling een wind opstak die het water deed golven. Na zo’n 10 of 20 seconde kwam hier het geraas van instortende gebouwen bij – ik zag hoe een deel van de oude gebouwen in Changu Narayan ineenzakte.
Andere orde
Honderden mensen, sommige hoestend en gehuld in een wolk van gruis, stroomden het dorp uit naar de open plek waar ik me toevallig bevond. Ik stond te trillen op mijn benen en realiseerde me toen pas dat dit het nu was: een aardbeving. De theoretische kennis dat de Euraziatische plaat en de Indiase plaat met een snelheid van ongeveer 4,5 cm per jaar op elkaar induwen, wat resulteert in tektonische spanning die zich eens in de zoveel tijd moet ontladen, was moeilijk te rijmen met de ter plekke doorleefde ervaring van dit brute natuurgeweld.
Ik had geen idee wat te doen. Ik gaf onbeholpen mijn waterfles aan een hoestende westerse vrouw die aan kwam hollen: ze was in de deurpost van de tempel blijven staan, had iemand onder een instortende tempelmuur zien verdwijnen, en was vervolgens door haar Nepalese gids meegetrokken en het dorp uitgerend. Even flitste er een andere gedachte door me heen: deed ik er wel verstandig aan mijn water af te geven: zou het niet heel snel een schaars goed worden dat ik moest verstoppen onderin mijn rugzak?
Hulpdrang en kleinzerig eigenbelang zouden de komende uren en dagen vaker onderlinge strijd leveren. Veel moeilijker was het dilemma waarvoor dorpelingen stonden; sommigen wisten direct dat hun dierbaren misten. Ga je terug het dorp in om je kind of tante te halen met een zeer reële kans op naschokken die de kwetsbaar geworden muren alsnog laten instorten? Dit zijn risicoanalyses die je niet wilt maken. Ik zag toe hoe acht jonge mannen zich rennend het dorp in waagden; ze kwamen terug met drie in stof gehulde ouderen en twee baby’s van wie er een niet meer leek te leven: ze werden achterop motoren ijlings weggevoerd. Had ik niet ook het dorp moeten ingaan? Die vraag heeft me heel wat nachten achtervolgd.
Sms werkte nog. Ik ontving zo informatie van mijn vriendin in Nederland, 7000 kilometer van het epicentrum vandaan. Ik kreeg te horen dat het ging om een aardbeving met een magnitude van 7,8 en dat Kathmandu in complete chaos zou verkeren. Ook was er een grote kans op naschokken.
De 48 uur daarna volgde inderdaad een angstaanjagende reeks kleine en grotere schokken. Een overweldigende onzekerheid. Iedere schok werd ingeleid door een gegrom van de aarde en krijsende kraaien. Nieuwe dilemma’s dienden zich aan. Waar ga je heen? Blijf je in het dorp of ga je naar de stad?
Een Duitse jongen haalde me over met hem en zijn vriendin mee te gaan naar de stad. Ik wilde in ieder geval niet alleen zijn. Maar de aardbeving had me ook verbonden met dit dorp zoals het delen van heftige ervaringen kan verbinden. Kon ik het maken hier zomaar weg te gaan? Een paar uur later liep ik over het gedeeltelijk verwoeste Durbar Square van Patan, een Unesco werelderfgoed dat grenst aan Kathmandu.
Er diende zich een nieuw dilemma aan. Waar ga je slapen als gebouwen niet langer automatisch beschutting en comfort bieden, maar instabiele, gevaarlijke objecten zijn? Die vraag moeten miljoenen mensen zich die avond hebben gesteld. Vele inwoners waren begonnen provisorische kampementen op te slaan op open velden, parken en pleinen. Voor mij werd het een koude nacht in de aanzienlijke tuin van het even imposante hotel Himalaya.
Bergbeklimmers hadden hier schijnbaar per nationaliteit hun Gore-Tex uitrustingen uitgerold: er was zowaar een Frans, een Duits en een Noors kampement. De chique hotelgasten hadden hun matrassen naar de lobby verplaatst om snel naar buiten te kunnen vluchten bij een volgende naschok. De hotelmanager zag het allemaal onbeholpen aan: de vijfsterrenambiance had plaatsgemaakt voor gestrest improviseren. Ik had te doen met de man die niet bij zijn familie kon zijn en moest dealen met net gearriveerde hyperassertieve toeristen van wie sommigen geen onderscheid leken te kunnen maken tussen ‘zo gaat het dus in Nepal’ en ‘zo gaat het in de bizarre situatie van vandaag’.
Het was inmiddels laat in de avond. Daar zit je dan veilig in een tuinstoel; wat te doen? Ga je bier drinken op de absurditeit? Ga je virtueel meelijden met de Nepali die deze natuurramp is overkomen? Ga je de stad in om te helpen? Maar heb je iets te helpen? Doe je het niet vooral voor je eigen gemoedsrust? Het circus van de internationale hulpindustrie zou de volgende dag volop op gang komen.
Om twaalf uur de volgende middag wilde ik me wat gaan opfrissen op kamer 5012, waarvan ik de sleutels in bruikleen had gekregen. Een domme beslissing. Nauwelijks was ik op de kamer of de grootste naschok tot dan toe deed de betonnen muren schudden, trillen, golven, schokken. Gedurende een lange en afgrijselijk beangstigende 30 seconden dacht ik dat dit misschien het einde was. Het megalomane gebouw bleef echter wonderbaarlijk intact, op enkele diepe scheuren na.
Gehamster en geruchten
De volgende middag vertrok ik naar het vliegveld in de hoop dat mijn vliegtuig op de een of andere manier zou vertrekken. Ik had me voorbereid op een slagveld met mensen die het land zo snel mogelijk willen verlaten en elkaar verdringen in de strijd om een laatste ticket. Haalde een ramp en de daarmee gemoeide chaos niet het slechtste in de mens naar boven? De noodtoestand was afgekondigd en de straten waren verlaten, maar er reden nog wel wat motoren.
De derde die ik aanhield, was bereid me naar het vliegveld te rijden. Daar aangekomen probeerde ik de situatie te duiden. Er stond een rij van minstens een kilometer met enkel Nepali – waarschijnlijk mensen die met lokale vliegtuigjes naar hun familie in afgelegen gebieden wilden. Even buiten het vliegveld bivakkeerden enkele honderden mensen. Het gonsde er van geruchten: het vliegveld zou open zijn, dicht zijn, gesloten voor commerciële vluchten, het water zou op zijn, er zou nog een grotere aardbeving aankomen. In de vertrekhal was het heet, gespannen en chaotisch. Het idee van een grote naschok was beangstigend: met geen mogelijkheid zouden de duizenden mensen hier snel vandaan kunnen komen. In het enige winkeltje dat nog open was, werd de laatste cola gehamsterd. Mensen wilden weg.
Mijn vlucht met Qatar Airways werd verplaatst naar de volgende dag. Wat te doen: binnen slapen met de kans op een naschok, of buiten in de kou en regen? Veel Nepali hadden deze keuze niet en waren veroordeeld tot koude natte nachten. De volgende ochtend zat ik met duizenden wachtenden bij de gates in een indoor vuilnisbelt. Wat leek op de aankondiging van een naschok, was een enorm transporttoestel van de Nederlandse luchtmacht waar even later reddingswerkers en een dozijn speurhonden uitstapten. Een kleine laadkar leek hopeloos ontoereikend om de vliegtuigbuik te verlossen van haar enorme inhoud met hulpgoederen.
Lessons learned
Mijn gedachten dwaalden af naar de chaotische, ongelijkmatige en op bepaalde plaatsen overdadige hulpverlening na de tsunami die de landen rond de Indische Oceaan in december 2004 trof. Ik was betrokken geweest bij een evaluatie in Sri Lanka. Wereldwijd was er 11,8 miljard euro financiering beschikbaar gekomen voor vijf miljoen slachtoffers. Dit aanzienlijke bedrag werd gekanaliseerd door een complex netwerk van donororganisaties, bilaterale en multilaterale organisaties, ngo’s, militairen, private contracters en do-it-yourselvers.
De conclusies van de Tsunami Evaluation Coalition over de effectiviteit van deze golden wave waren echter hard. Op veel plaatsen waren honderden organisaties en goedwillende individuen over elkaar heen gebuiteld met een ongelukkige combinatie van veel geld, grote tijdsdruk, goede bedoelingen, een gebrek aan lokale kennis en relevante expertise. Er was onderlinge competitie en gebrek aan coördinatie.
Hulporganisaties walsten vaak over lokale overheden heen en waren blind voor goed functionerende lokale instituties, kennis en zelforganisatie. Het opstellen van lijsten met beneficiaries (begunstigden) en het aankopen van schaarse goederen in onbekende markten werkten bovendien corruptie in de hand.
Tot slot bleek dat organisaties vaak primair bezig waren verantwoording af te leggen aan hun financiers in het thuisland, in plaats van aan de ontvangers van de hulp ter plaatse. De druk om overhead minimaal te houden en snelle en zichtbare hulp te leveren, kwam de kwaliteit vaak niet ten goede. Nooit is een internationale respons op een natuurramp zo grondig geëvalueerd, met zo veel evaluatiecommissies, zo veel lessons learned en zulke harde conclusies. Natuurlijk zijn de 2004- tsunami en deze aardbeving van een andere aard en omvang. Toch hebben veel inzichten een overdraagbare relevantie. Laten we hopen voor Nepal dat deze niet al te diep in de la zijn beland.
Noodhulp: Chaos en Logica [KADER]
Velen hadden gewaarschuwd dat Nepal kwetsbaar is voor een aardbeving als deze, gegeven de combinatie van geologie, bouwwijze en bevolkingsdichtheid. De nationale overheid kreeg het hard te verduren in de lokale en internationale media. Ze zou volledig onvoorbereid zijn geweest ondanks de waarschuwingen van seismologen. Corruptie en inefficiëntie zouden hoogtij vieren, de coördinatie liep spaak, hulpgoederen bleven steken op het vliegveld, de douane was niet flexibel genoeg met het doorlaten van ingevlogen goederen, en een week na de aardbeving leken honderden dorpen nog verstoken van hulp.
Dergelijke kritiek is even noodzakelijk als gemakkelijk. Volgens schattingen van het coördinatiebureau van de VN, OCHA, hadden enkele dagen na de ramp 1,4 miljoen mensen voedselhulp nodig en waren er ten minste 130 duizend families met ingestorte huizen. Zij zaten verspreid over een gebied van zo’n 20 duizend vierkante kilometer, met honderden afgelegen bergdorpen, die zelfs onder normale omstandigheden niet of nauwelijks met een voertuig bereikbaar zijn. Nepal kent slechts één landingsbaan voor grotere vliegtuigen, en er waren slechts twintig helikopters voor distributie. Bovendien was er een tekort aan personeel: op het vliegveld was een deel van de medewerkers vertrokken, of niet komen opdagen, wellicht omdat ze zelf waren getroffen of uit angst voor naschokken.
Maar de logica van noodhulp is er niet louter een van chaos; ze laat zich ook keurig vatten binnen voorspelbare geopolitieke kaders. Uit India en China, de twee grootmachten die de Nepalese dwerg omklemmen, was binnen korte tijd een enorm hulpoffensief op gang gekomen. Narendra Modi (de Indiase prime minister) was er als de kippen bij om zijn diepe medeleven te betuigen met de Nepalese broeders, en reddingsteams en hulpgoederen te sturen. Indiase media gingen aan de haal met het heldhaftige en doortastende optreden van Modi. China stuurde helikopters, teams van dokters, en veldhospitalen, maar verbood het zwaargetroffen Nepal hulpgoederen vanuit Taiwan te accepteren. Human Rights Watch bestempelde de Israëlische hulp als hypocriet. Noodhulp is dus niet louter een kwestie van logistieke optimalisatie, maar evenzeer een politiek spel. Voor Nepal is dat spel er mede op gericht zo veel mogelijk hulp en investeringen van beide grootmachten aan te trekken, zonder een van beide op de tenen te trappen. Dat zal ook gelden voor de wederopbouw.