Boeken 2024 | 2

13 februari 2024
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2024 | 2
Boeken
Opinie

Pas verschenen

  • Ringen, S. Het verhaal van Scandinavië. Van de Vikingen tot de sociaaldemocratie. Spectrum, 544 p., gebonden, € 50.
  • Van der Horst, E., e.a. Atlas van negen Hanzesteden. WBooks, 144 p., € 24,95.

‘Scandinavië is nu eenmaal de ultieme periferie’, schrijft de Noors-Britse socioloog en politicoloog (en hoogleraar in Oxford) Stein Ringen in zijn slotbeschouwing. De ontwikkeling van Scandinavië kwam eeuwenlang op gang door invloeden vanuit overig Europa. Het was in hoge mate ‘eenrichtingsverkeer’ van zuid naar noord. Het verhaal van Scandinavië vertelt over 1200 jaar geschiedenis van Denemarken, Zweden en Noorwegen (Finland valt er buiten). Toegankelijk geschreven, wel sober geïllustreerd.

In de middeleeuwen was de Hanze in Scandinavië ‘de vierde macht naast de drie noordse koninkrijken’, aldus Ringen. Over de geschiedenis van de steden die in Oost-Nederland deel uitmaakten van de Hanze (Doesburg, Zutphen, Deventer, Hattem, Zwolle, Hasselt, Kampen, Elburg en Harderwijk) gaat de Atlas van negen Hanzesteden. De tweede druk verscheen afgelopen oktober. Anders dan het Scandinaviëboek is het voorzien van tal van (prachtige) afbeeldingen.

  • Eckhardt, P. e.a. Atlas van Indonesië. Een cultuurgeschiedenis van het eilandenrijk. WBooks, 160 p., gebonden, € 29,95.

Indisch Herinneringscentrum. Atlas van de oversteek. De naoorlogse migratie vanuit Indonesië naar NederlandWalburg Pers, 128 p., € 35.

De Atlas van Indonesië vergezelt de Grote Indonesië-tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam (nog te zien tot en met 1 april). De 43 hoofdstukken van 2 of 4 pagina’s, elk gewijd aan een bepaald thema, geven een indruk van de geschiedenis van dit land. Voorbeelden van de hoofdstukken staan op de website van WBooks.

Veel meer toegespitst op één onderwerp is de Atlas van de oversteek. Teksten, kaarten, infographics en tijdlijnen geven een gedetailleerd beeld van de migratiestromen van Indonesië naar Nederland. Het boek heeft een heldere vierdeling: de laat-koloniale situatie, het vertrek, de oversteek en de aankomst. Ongeveer 300 duizend mensen verlieten tussen 1945 en 1968 Indonesië om naar Nederland te gaan. Twaalf interviews van direct betrokkenen vullen de algemene overzichten aan. Een van hen, destijds 5 jaar oud: ‘We moeten naar Nederland met de Groote Beer. Er wordt niets verteld en ik laat alles maar over me heen komen.’

Leven als een logistiek proces

  • Van Veelen, A. Rotterdam. Een ode aan inefficiëntie. De Correspondent, 364 p., € 25.

Direct toegegeven: dit boek had een jaar eerder aandacht verdiend in deze rubriek. Ik was destijds geen fan van Arjen van Veelen; zijn stukken in NRC las ik hooguit tot halverwege. Op mijn verjaardag kreeg ik echter Amerikanen lopen niet, met de omslag een tekening van een automobilist die stapvoets rijdend zijn hond uitlaat. In het boek doet Van Veelen verslag van het leven dat hij samen met zijn vrouw Rosanne Hertzberger leidt in St. Louis – geen hippe metropool als Boston of San Francisco maar een verarmde agglomeratie in het vergeten midden van de Verenigde Staten. Amerikanen lopen niet bleek een even persoonlijke als fascinerende stadsgeografie van St. Louis te zijn. Reden genoeg om alsnog Rotterdam te lezen, al was het maar omdat ik net als Van Veelen in die stad opgroeide. Samen met zijn vrouw kocht hij er in 2018 een woning uit 1906, liet het opknappen en droeg zo bij aan de gentrificatie. 

Rotterdam is enerzijds een bundel met journalistieke reportages over Van Veelens leven in een superdiverse en gepolariseerde stad, vergeleken met zijn jeugd in het toen nog witte Rotterdam. De Van Veelens behoren precies tot het type hoogopgeleide modelgezinnen dat de gemeente graag ziet komen. De omstreden Rotterdamwet beperkt er de vestiging van armeren. Van Veelens hart gaat uit naar de minderbedeelden en maakt zich met hen boos over de sloop van de Tweebosbuurt in Zuid. De lezer leert de auteur kennen, leeft met hem mee als de vuilniszak niet meer past in de overvolle buurtcontainer en zich daar omheen al een berg vuil heeft opgehoopt. Van Veelen neemt zijn uitscheurende zak mee terug naar huis en regelt een bezoek aan de reusachtige hal in het Botlekgebied waar al die zakken (230 duizend ton per dag) worden verwerkt. Het leidt tot eerlijke overpeinzingen: hoe graag wil je meer circulair leven en hoe moeilijk is dat in een gezin met inmiddels twee jonge kinderen?

Anderzijds is Rotterdam meer dan een bundel goedgeschreven reportages. Het is ook een waarschuwing tegen het ‘vierkante denken’, dat vooral in het havengebied triomfeert en zich vandaaruit verspreidt over stad en samenleving. Het is ‘de overtuiging dat ons leven een logistiek proces is dat even efficiënt moest worden ingericht als een containerhaven’. Maximale efficiëntie dus. De manager heeft het eerste en laatste woord. Het moet lean, met minimale kosten en korte aanlegtijden, want een schip dat niet vaart kost geld. Zeelui komen amper nog aan wal, flexwerkers hebben de vaste havenarbeiders verdrongen. Ook het gewone leven wordt vastgeketend aan protocollen. In een dorp, merkt Van Veelen op, mag je nog ongereglementeerd vuurtje stoken, maar voor een kampvuur in Overschie dat de wijkbewoners dichter bij elkaar moest brengen, zijn securitymedewerkers nodig, dranghekken, een evenementenplattegrond en dienen de regels van ‘Toolkit Houtrook’ van het RIVM te worden gevolgd. Rotterdam laat zien hoe, in termen van Habermas, de machtige ‘systeemwereld’ de leefwereld van mensen binnendringt. Van Veelens boek is – zie de ondertitel – een ‘ode aan inefficiëntie’, aan ‘ronde’ mensen die slecht passen in de wereld van het vierkante denken.

Groene landschappen

  • Tišma A., & Lörzing, H.  Dutch Landscape. Nai010 publishers, 336 p., € 34,95.

In het november/decembernummer van Geografie (2023) stond een bespreking van de Historische atlas van Nederland. Daarin vertelt Reinout Rutte de geschiedenis van het Nederlandse landschap vanuit een historisch-geografisch perspectief. Dutch Landscape gaat ook over dat landschap, maar dan bezien door de bril van twee landschapsarchitecten. Alexandra Tišma is werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving, Han Lörzing is gepensioneerd en bekend om zijn persoonlijke boeken over de naoorlogse geschiedenis van Nederland en Europa. Zijn voorlaatste boek is gewijd aan de geschiedenis van de ruimtelijke ordening (besproken in Geografie, februari 2022).

Dutch Landscape mijdt stedelijke landschappen en concentreert zich op groene landschappen binnen en buiten de stad. Deel 1 is gewijd aan rurale gebieden, hun verscheidenheid aan fysisch-geografische en cultuurlandschappen, ruilverkavelingen, groene sterren (grote recreatiegebieden), landinrichting, natuurbehoud en -ontwikkeling, nationale parken en landschappen. Deel 2 gaat over groene landschappen in stedelijke gebieden, van het 17e-eeuwse Begijnhof tot het Amsterdamse Bos, de Floriadeparken (tot en met Floriade 2022 in Almere) en de hedendaagse, in eclectische stijl ontworpen, stadsparken. Veel aandacht ook voor ander groen in de stad en nieuwbouwwijken: geveltuintjes, plantsoenen, bermen en volkstuinen. Geen Randstadbias: er zijn veel voorbeelden van groen in steden daarbuiten. 

Dutch Landscape heeft een wel erg zelfverzekerde ondertitel, waarschijnlijk bedacht door de uitgever: The Ultimate Guide for Study, Professional and Personal Use. Het boek maakt dat echter grotendeels waar. Je zou soms willen dat er meer aandacht was voor het planningsproces (welke actoren en belangen spelen een rol) dan alleen voor het eindproduct. Maar dat kun je landschapsarchitecten niet euvel duiden. Het overvloedig geïllustreerde boek lijkt primair geschreven voor buitenlandse studenten, gelet ook op het slothoofdstuk met suggesties welke plekken een bezoek waard zijn. Maar het is ook geschikt voor de Nederlandse geïnteresseerde.

Maling aan grenzen

  • Guez, O. (red.). Grand Tour Europa. Een zelfportret van Europa door hedendaagse schrijvers. Meulenhoff, 446 p., gebonden, € 30.

In het verleden hebben geografen geprobeerd de ‘persoonlijkheid’ of ‘ziel’ (tegenwoordig zou men spreken van ‘identiteit’) van een gebied in woorden te vatten. Lang niet altijd succesvol: veel regionale studies waren brave encyclopedische beschrijvingen van fysische en sociaalgeografische kenmerken. Maar misschien moet je de verwoording ervan overlaten aan schrijvers en dichters. In Grand Tour Europa wordt daartoe een poging gedaan. De Franse samensteller van het boek, Olivier Guez, nodigde 27 auteurs – uit elk EU-land één – om ‘een plek uit te kiezen die in zijn ogen een band symboliseert tussen zijn land en de Europese cultuur of geschiedenis’ en daarover een fictie- of non-fictietekst te schrijven. Samen zouden ze een ‘kaart van de Europese ziel en geest aan het begin van de jaren 20 van de 21e eeuw’ moeten schetsen. 

De schrijvers kozen voor zeer uiteenlopende geografische plekken: kusten, steden, stations, parken, kuuroorden, badplaatsen, cafés, noem maar op. (Vraag aan de lezer: welke Nederlandse plek zou u kiezen; zelf overweeg ik de Brandaris.) Jan Brokken, die de Nederlandse bijdrage voor zijn rekening neemt, vertelt over hotel Spaander in Volendam, dat rond 1900 als een magneet werkte op kunstenaars uit heel Europa die de zee en de vissers kwamen schilderen. Daniel Kehlmann (Duitsland) bezoekt Hohenschönhausen, de Stasi-gevangenis in Berlijn, waar critici van het DDR-regime werden gefolterd. Lize Spit (België) keert in een autobiografisch verhaal terug naar haar Vlaamse dorp Viersel, dat zich in 2001 opmaakte voor de komst van de euro. Zo klopte Europa op de deur van het in zichzelf gekeerde beschutte dorp. Plotseling kreeg je een munt uit Griekenland in handen met daarop een blote vrouw op een stier. 

Niet alle verhalen zijn even toegankelijk of hebben een duidelijke focus; sommige schrijvers kozen voor een meer experimentele of fragmentarische opzet. De zwarte kanten van Europa worden niet verdonkeremaand. Zo schrijft Agata Tuszyńska over het Joodse getto in Warschau tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook weemoed is present, bijvoorbeeld in het verhaal van Kateřina Tučková over de teloorgang van een oude textielfabriek in Brno, ooit het ‘Manchester van Moravië’.

De 27 verhalen laten zien hoe moeilijk ook schrijvers het hebben om de ‘ziel en geest’ van een gebied of samenleving te vangen in woorden. Die is veelkantig, gefragmenteerd en uiteindelijk toch vooral een constructie van de auteur zelf. Guez typeert zijn bundel als ‘een kosmopolitische bloemlezing tegen de vergetelheid en de verdwijning, tegen de verkrampte, bekrompen tijdgeest, tegen het Amerikaanse en islamitische puritanisme en tegen (nationaal-)populisten van allerlei strekking’. En: ‘ze heeft een maling aan grenzen’. Het ideaal van Europa als een open samenleving, laten we het daarop houden. Helaas vallen ideaal en realiteit niet altijd samen.