Boeken Geografie juni 2022

17 juni 2022
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2022
Boeken
recensie
Opinie
FOTO: FACEMEPLS / FLICKR (CC)

Pas verschenen

Op de site van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed staat een atlas met alle vormen van (verdwenen) infrastructuur, van veerverbindingen in Zeeland tot lokaalspoorlijnen in Friesland en verharde wegen in de Achterhoek. Zoom in, klik aan, en je ziet wanneer een bepaalde lijn in bedrijf was. Het gaat om de periode 1850-1900. In de toekomst volgen meer tijdvakken.

  • Fogteloo, M. & Bakker, R. De ruimte van Riek. Bouwend aan Nederland. Boom, 232 p., € 29,90.

Samen met journalist Margreet Fogteloo schreef stedenbouwkundige Riek Bakker haar levensverhaal, afgewisseld met projectbeschrijvingen. Waaronder natuurlijk de Kop van Zuid in Rotterdam en Leidsche Rijn in Utrecht. De eerste 17 pagina’s zijn in te zien op www.boom.nl

  • Neefjes, J. & Bleumink, H. De Veluwe. Landschapsbiografie van Nederlands grootste natuurgebied. Blauwdruk, 276 p., € 34,50.

Na de beknopte Landschapsbiografie van de Veluwe (2018) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (digitaal beschikbaar) schreef Jan Neefjes samen met Hans Bleumink ook, meer uitvoerig, De Veluwe. Het royaal geïllustreerde boek bespreekt de geschiedenis van de Veluwe en randgebieden, van de ijstijd tot op heden. Met aandacht voor landschap, boeren, steden, watermolens, landgoederen en toerisme.

Signalementen

De Pilzkiosk als erfgoed

  • Meulenkamp, W., Nuijten, A., & Loeff, K. Erfgoed van het vermaak. Waardering voor plekken van plezier. Bond Heemschut, 94 p., gebonden, € 14,95 (incl. porto).
  • Berkhout, L. e.a. Natura Artis Magistra. Verhalen over cultuur, landschap en natuur. Verloren, 188 p., € 20.

In de 19e eeuw had Parijs zeven Montagnes Russes, banen die op 20 tot 25 meter hoge houten palen stonden en waar je in karretjes af kon roetsjen. Ze waren een Russische uitvinding. In de winter werden daar de karretjes vervangen door sledes. Tsarina Catharina was er een liefhebber van. Nederland had een langgerekte Montagne Russe in Zandvoort, een aaneenschakeling van hellingen. Ze zijn de voorloper van de hedendaagse achtbanen.

De Montagne Russe was een van de vele objecten en gebieden die voor ontspanning moesten zorgen. ‘Plekken van plezier’ heten ze in Erfgoed van het vermaak, denk aan speeltuinen, dierentuinen, kermisattracties, wereldtentoonstellingen, pretparken. Het mooi verzorgde boekje met een overdaad aan illustraties bespreekt ook objecten die een andere functie hadden, maar wel een vrijetijdsarchitectuur hadden. Populair in de jaren 1950-1960 waren bijvoorbeeld kiosken die in de vorm van een paddenstoel: rood met witte stippen. Faller, bekend van modelspoorhuisjes, verkocht ze zelfs als bouwpakketjes: de Pilzkiosk. Veel van dit (rondreizende) recreatieve erfgoed wordt in zijn voortbestaan bedreigd. Erfgoed van het vermaak is een warm pleidooi om in elk geval een selectie te behouden.

Eeuwenlang een plek van plezier was in Amsterdam de Plantage. Aan het einde van de 17e eeuw groeide de stad niet langer en besloot het bestuur de onverkochte bouwpercelen in Amsterdam-Oost als tuinen aan particulieren te verhuren. Zo ontstond een recreatiegebied: de Plantage. In de 19e eeuw vestigde Artis zich hier. In Natura Artis Magistra wordt onder meer de geschiedenis van deze plek verteld. Het boek is een losse verzameling teksten (van auteurs) en beelden (van kunstenaars) over ‘cultuur, landschap en natuur’, die verscheen ter gelegenheid van het emeritaat van Erik de Jong, ‘Artis-professor’ aan de UvA, verscheen. Een verzorgd uitgegeven maar heterogene bundel, vooral interessant voor mensen die Erik de Jong kennen. Wie hem wil leren kennen: lees zijn mooie afscheidscollege Biophilia. Van vensterbank tot landschap, over de samenhang tussen natuur en cultuur, beschikbaar op internet.  

Overspoeld met verwachtingen  

  • Snel, K.A.W. Flooded with expectations. Exploring the perspectives of residents at flood risk. Proefschrift UU, 170 p.

Om overstromingen te voorkomen, was vroeger een ingenieursaanpak vanzelfsprekend: Rijkswaterstaat of de provinciale waterstaat ging aan de slag met de aanleg van dijken en dammen. Maar in de afgelopen kwart eeuw is deze flood protection approach meer en meer vervangen door flood risk management: hoe houden we de risico’s – opgevat als de kans op overstroming keer de impact van de overstroming – beperkt? Dit leidt ertoe dat niet alleen overheden aan zet zijn (government), maar dat ook gekeken wordt naar de rol van marktpartijen en burgers (governance). Van burgers wordt verwacht dat ze adaptatiemaatregelen nemen om de gevolgen van overstromingen voor hun woning te beperken. Maar doen ze dat wel? Veel onderzoek wijst uit dat de sense of urgency bij inwoners van gebieden met overstromingsgevaar bescheiden is.

Karin Snel kijkt in haar proefschrift – een bundeling van artikelen – welke perspectieven burgers in deze gebieden hebben als het gaat over dit gevaar. De gedachte is dat kennis van deze perspectieven nodig is om hun betrokkenheid bij overstromingsrisico’s te vergroten en zo de kans op adaptatiemaatregelen te vergroten. Ze interviewde inwoners van Dordrecht, Venlo en Zwolle en in Engeland mensen in Aldeburgh, Great Yarmouth en Oxford. Wat opvalt, is de diversiteit aan perspectieven. Zo zijn er sufficientists, die menen dat ze genoeg weten over de overstromingsrisico’s, maar ook imperfectionists, die erkennen dat ze te weinig weten en behoefte hebben aan meer informatie. Maar volstaat dan algemene online-informatie, of hebben ze meer behoefte aan face-to-face communicatie? Hoe dan ook, bewoners hebben meer kennis en informatie nodig om te beslissen over maatregelen. ‘Een geweldige eerste stap’, aldus Snel, ‘is door risico’s, verantwoordelijkheden en mogelijke adaptatiemaatregelen te communiceren met veel aandacht voor de voorkeur van inwoners en voor de verschillen tussen voorkeuren en interpretaties van inwoners’. Er is dus behoefte aan maatwerk. Het blijft niet bij woorden; samen met het advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos ontwikkelde Snel ikbenwaterproof.nl. Daar staan nuchtere adviezen over je eigen huis: bewaar spullen die sentimentele waarde hebben op zolder en kies liever vloertegels dan parket.

Britten waren de ‘heren van de Nijl’

  • Tvedt, T. De Nijl. Biografie van een rivier. Uit het Noors vertaald door Maud Jenje. Wereldbibliotheek, 544 p. en 32 p. kleurenafbeeldingen, € 30.

In de savanne van Zuid-Soedan staat een gigantisch gevaarte, formaat bruinkoolgraafwielbagger, weg te roesten. Het is een kanaalgraafmachine, die 120 meter per dag kan graven. Ooit is de machine in onderdelen geïmporteerd uit Pakistan, om in Zuid-Soedan weer in elkaar gezet te worden. Jarenlang groef het gevaarte het Jonglei-kanaal, dat de bovenloop van de Witte Nijl zou verbinden met de middenloop, om zo de omweg via de immense Sudd-moerassen te vermijden. In die moerassen stagneert de Nijl en verdampt er meer water dan Egypte lief is. Al in de koloniale tijd smeedden de Britse machthebbers plannen om het kanaal in te zetten bij de irrigatie van katoenvelden in Egypte – katoen die in fabrieken in Manchester zeer welkom was. De werkzaamheden begonnen na de dekolonisatie, maar in 1983 legde de oorlog de werkzaamheden stil, tot op de dag van vandaag. Misschien maar goed ook: het Jonglei-kanaal zou hebben geleid tot ontwatering van de moerassen, met grote gevolgen voor milieu en mens. Het kanaal dient de belangen van landen stroomafwaarts, niet die van Zuid-Soedan.

Het is een van de honderden onderwerpen die aan bod komen in De Nijl. Biografie van een rivier. Het is geschreven door de Noor Terje Tvedt, hoogleraar geografie in Bergen en een expert in de mondiale geschiedenis van de politiek en economie van het water en in het bijzonder van de Nijl. De oorspronkelijke uitgave uit 2012 is summier geactualiseerd tot begin 2020. Dat de laatste tien jaar maar mondjesmaat belicht worden, is nauwelijks een probleem, want de nadruk ligt op de geschiedenis van de rivier, vooral in de koloniale tijd. Het boek is wat dat betreft tamelijk eurocentrisch en Tvedt erkent dat ook volmondig. Wie aandacht verwacht voor hedendaagse sociaalgeografische en ecologische vraagstukken zoals land-grabbing en watervervuiling, wordt teleurgesteld.

Tvedt reisde als expert veel langs de Nijl en had toegang tot archieven en autoriteiten. Hij vermengt zijn reiservaringen met losse verhalen over de geschiedenis van de Nijl als een door vele machthebbers begeerd stroomgebied. De belangrijkste actoren zijn de Britten: ontdekkingsreizigers, bestuurders en militairen die het stroomgebied van de Nijl beschouwen als het gebied waar zij de lakens uitdelen. Dat geldt vooral voor de Nijl en de Witte Nijl die ontspringt rondom het Victoriameer. Ze brengt weliswaar minder water naar Egypte dan de Blauwe Nijl (van de Ethiopische hooglanden) maar wel op de momenten die voor de Egyptische boeren belangrijk zijn: in de lente en zomer. In de herfst voert de Blauwe Nijl het meeste water af, maar dan hebben de Egyptische boeren minder behoefte aan water. Sinds de komst van de Nasserdam in 1971 speelt dit niet langer: de Nijl is in Egypte in feite een irrigatiekanaal. Uit de vroegere seizoenschommelingen is te verklaren dat London wel de landen van de Witte Nijl koloniseerde, maar er minder op gebrand was ook de Blauwe Nijl te bezitten. Daar kregen de Italianen wat ruimte voor hun geopolitieke avonturen.

Rode draad in het Britse koloniale beleid: ervoor zorgen dat Egypte voldoende water ontvangt voor de katoenverbouw. De Britten zijn vanaf de laatste decennia van de 19e eeuw tot in de jaren 1950 de facto ook ‘de heersers van Egypte’. Hun machtspositie beperkt de vrijheid stroomopwaarts. Zo bekijken ze plannen voor de aanleg van stuwdammen met argusogen. Maar de rode draad is niet altijd even sterk: koloniale bestuurders stroomopwaarts komen op voor de belangen van ‘hun’ gebied.

Tvedt begint zijn verhaal bij de monding van de Nijl in de Middellandse Zee, om vervolgens zuidwaarts te gaan langs de oeverstaten Egypte, Soedan, Zuid-Soedan, Oeganda, Kenia, Tanzania, Rwanda, Congo, Burundi, Eritrea en Ethiopië. Sommige hebben hun bestaan te danken aan de koloniale geschiedenis: zo is Kenia een Brits construct. De kolonisatie verliep langs de spoorlijn die onder Britse supervisie werd aangelegd tussen de Stille Oceaan en het Victoriameer. Tvedt vertelt er met smaak en kennis van zaken over, al is zijn schrijfstijl niet altijd even soepel en hebben niet alle verhalen een duidelijke band met de Nijl (bijvoorbeeld het conflict tussen Hutu’s en Tutsi’s). Grootste gemis: het ontbreken van kaarten; 32 beeldpagina’s kunnen dat niet compenseren.