Ciskei en Transkei en de erfenis van de apartheid 

1 februari 2020
Auteurs:
Ad van Hout
Community Interaction, Universiteit Stellenbosch
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2020
Zuid-Afrika
Opinie
FOTO: ALEX FLOYD-DOUGLASS
Vrouw doet de was op het platteland van Transkei, met op de achtergrond de rondavels, de mintgroene ronde hutjes typisch voor de Xhosa-cultuur.

Met ‘zelfstandige’ thuislanden legaliseerde het apartheidsregime de regionale ongelijkheid tussen blank en zwart. In Eastern Cape, de armste provincie van Zuid-Afrika, is in de voormalige thuislanden Ciskei en Transkei de erfenis van die donkere jaren nog altijd zichtbaar. Verslag van een roadtrip door een regio die toeristen bijna altijd overslaan. 

 

Zuid-Afrikaanse vrienden in Stellenbosch lieten niet na ons te waarschuwen: mijd de steden, sluit steeds de auto goed af, laat niks liggen op de achterbank, rij niet in het donker en rij voorzichtig want de wegen zijn er bezaaid met potholes. De mental map van onze vrienden in Western Cape is duidelijk: in Eastern Cape is het armoe troef en dus gevaarlijk en onveilig, eigenlijk een no go regio dus. Hetzelfde geldt voor Europese touroperators: hun georganiseerde reizen gaan standaard van Johannesburg naar Kaapstad. Met een binnenlandse vlucht tussen Durban en Port Elizabeth slaan ze Eastern Cape grotendeels over. Ook zij hanteren daarvoor als argument: veiligheid. 

Voorbij Grahamstown verlaten we de N2, de 1700 kilometer lange snelweg tussen Kaapstad en Durban, en rijden over een kort geleden opnieuw geasfalteerde pas naar het noorden, richting Fort Beaufort. Zo’n 5 tot 6 kilometer ten oosten van deze stad moet vóór 1994 de grens gelegen hebben tussen de republiek Zuid-Afrika en het thuisland Ciskei. Er is niets meer dat daaraan herinnert. Borden en slagbomen die toen de grenzen met de thuislanden markeerden, zijn uitsluitend nog te zien in het Apartheidsmuseum in Johannesburg. 

Fort Hare 

Ons eerste reisdoel is de University of Fort Hare, 15 kilometer verder, tegenover het levendige stadje Alice, aan de andere kant van de Tyhume-rivier. Op de campus van deze universiteit werd geschiedenis geschreven. Hier stond de wieg van het ANC. Niet alleen Nelson Mandela en Oliver Tambo studeerden hier, ookJulius Nyerere, Kenneth Kaunda en Robert Mugabe, de latere presidenten van respectievelijk Tanzania, Zambia en Zimbabwe. De universiteit dateert van 1916 en was tot in de jaren 80 de enige instelling voor hoger onderwijs die toegankelijk was voor zwarte studenten. In de apartheidsjaren was het permanent onrustig op de campus, studenten protesteerden fel tegen de thuislandenpolitiek (zie kader Thuislanden op pag. 11), vooral toen in 1980 hun Fort Hare gebombardeerd werd tot officiële universiteit van Ciskei. De aanhoudende studentenprotesten deden de ‘onafhankelijke’ regering van Ciskei uiteindelijk besluiten om de hoofdstad niet in Alice te vestigen, maar in Bhisho, een kleine 60 kilometer naar het oosten. 

Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, na de afschaffing van de apartheid in 1994 ging het lange tijd enkel bergafwaarts met de universiteit van Fort Hare. Zwarte jongeren konden vanaf toen ook aan andere, meer prestigieuze universiteiten in het land gaan studeren en bestuurlijk was het jarenlang een puinhoop in Fort Hare. Rectoren en vice-rectoren werden benoemd op grond van hun verdiensten voor het ANC in de struggle, niet op grond van een gedegen cv dat bewees dat ze ervaring hadden met het leiden van een instelling voor hoger onderwijs. Omdat de eerste rector Bhengu beloofde dat geld nooit de reden mocht zijn dat de Lecture Halls of Knowledge voor iemand gesloten zouden blijven, hielden studenten op collegegeld te betalen. En kon de universiteit niet langer de salarissen van het personeel uitkeren. Uiteindelijk werd in 2000 de hele bestuurlijke top naar huis gestuurd en kroop de universiteit onder de deskundige leiding van rector Swartz weer uit het dal. Op dit moment telt Fort Hare 15.000 studenten, verspreid over de hoofdcampus bij Alice en de twee nevencampussen in Bhisho en East London. 

De toegang tot Fort Hare wordt streng bewaakt, we moeten de kofferbak open maken om te laten zien dat we geen wapens bij ons hebben. Op de campus zelf is de sfeer gemoedelijk, het is lunchtijd, groepjes zwarte studenten klitten bij elkaar, we herkennen het historische Union Building waarover Mandela schreef in zijn Long Walk to Freedom. Naast het bestuursgebouw moet zich volgens onze Lonely Planet de De Beers Centenary Art Gallery bevinden met veel hedendaagse Afrikaanse kunst. Dat klopt, tenminste, het gebouw staat er nog, maar de galerie blijkt al twee jaar dicht te zijn. De student die ons dat vertelt, haalt zijn schouders op als we hem vragen naar het waarom.

Bhisho Massacre 

Als we Bhisho naderen, staat direct langs de N2 het Bhisho Massacre Monument. Dit granieten gedenkteken is in 1997 onthuld door aartsbisschop Desmond Tutu. Ter nagedachtenis van de 29 doden die vielen toen op 7 september 1992 soldaten van de Ciskei Defence Force het vuur openden op 80.000 ANCdemonstranten. Zij rukten op naar Bhisho om daar te eisen dat Ciskei opnieuw zou worden opgenomen in de republiek Zuid- Afrika. Een van de leiders van dat protest was de huidige ANCpresident Cyril Ramaphosa. Dit bloedbad was een van de momenten in de roerige periode 1990-1994 waarop velen dachten dat een burgeroorlog onvermijdelijk was. Het wordt alom aan het gezag van Mandela toegeschreven dat het zover niet kwam. Hij was in 1990 vrijgelaten, maar over de toekomst van Zuid-Afrika, de afschaffing van apartheidswetten en een nieuwe grondwet werd in de jaren daarna nog hard onderhandeld. Pas in 1994 werd Mandela president en kwam het land in rustiger vaarwater. Bij het monument is een tijdelijke fototentoonstelling ingericht. Een ouder echtpaar staat stil voor een grote foto; ze wijzen elkaar op een detail. Voorzichtig vragen we of ze er toen bij waren. Ze knikken en de vrouw zegt zachtjes: ‘We just ran away’. Twee kilometer verder ligt Bhisho, in het huidige Zuid-Afrika de provinciehoofdstad van Eastern Cape. Bhisho was nooit echt een stad. Het blijft dan ook een raar gezicht: een verzameling hoge en moderne overheidsgebouwen en een nevencampus van Fort Hare, min of meer in the middle of nowhere

Droogte 

Het is midden oktober, het begin van de lente. Over het golvende landschap zou nu een frisgroene waas moeten liggen, maar geel en bruin zijn de overheersende kleuren. Resultaat van een verzengende droogte die Eastern Cape al sinds 2015 in haar greep houdt. Er is weinig zicht op verbetering. In de Daily Dispatch, de regionale krant, lezen we dat met nog iets meer dan twee maanden te gaan de helft van de gemiddelde neerslag die jaarlijks valt in de provincie, nog steeds is uitgebleven. Ook voor de komende zomer verwachten meteorologen weer hogere temperaturen dan normaal. Veel oogsten zijn hier in de voorbije jaren mislukt en veel vee is gestorven met als gevolg gestegen voedselprijzen. En… de droogte treft vooral het oostelijk deel van de provincie, van oudsher het armste deel van Eastern Cape, waarin vroeger Ciskei en Transkei lagen. 

FOTO: MARJAN HENDRIKS
De toegang tot de University of Fort Hare wordt streng bewaakt.

Districten en gemeentes hier vrezen dan ook Day Zero, de dag dat er geen water meer uit de kraan komt (zie ook Geografie september 2018). In het stadje Butterworth, halverwege East London en Mthatha, is het al zover. Daar zijn wanhopige bewoners de straat opgegaan omdat er geen druppel meer uit de kraan komt en ze nu water moeten halen uit een vervuild stroompje. 

De Daily Dispatch uit in een redactioneel commentaar stevige kritiek op de hier door het ANC gedomineerde provinciale en gemeentelijke overheden. Zij hebben gefaald door niet tijdig te investeren in de noodzakelijke infrastructuur om grondwater op te pompen, afval- en oppervlaktewater te zuiveren en ze hebben nagelaten het verouderde leidingsysteem te moderniseren. Maar ook burgers zullen volgens de krant hun verantwoordelijkheid moeten nemen door zuinig om te gaan met water en hun vuilnis niet meer in de rivieren en beken te gooien. 

De route door voormalig Ciskei en Transkei
Eastern Cape

Eastern Cape, in het Afrikaans: Ooskaap, is een van de negen provincies van het Zuid-Afrika van na de apartheid en telt ruim 7 miljoen inwoners, dat is ongeveer een achtste van de totale Zuid-Afrikaanse bevolking (59 miljoen). Met een oppervlak van 170.000 vierkante kilometer is de provincie vier keer zo groot als Nederland. Tot 1994 behoorde Eastern Cape tot de inmiddels opgedoekte Cape Province (Kaapprovincie). In de oostelijke hoek daarvan lagen de thuislanden Ciskei en Transkei. De Kaapprovincie besloeg destijds meer dan de helft van Zuid-Afrika en werd daarom in 1994 in drieën gesplitst:  Western Cape, Eastern Cape en Northern Cape. Eastern Cape is vanouds het woongebied van de Xhosa, ze leverden in de 19e eeuw bloedige veldslagen met Trekboeren en Britse kolonisten. Volgens een recente telling spreekt 81% van de bevolking het isi-Xhosa als moedertaal, 10% Afrikaans en 4% Engels.

Eastern Cape is de armste provincie van Zuid-Afrika. Volgens de cijfers van het nationale bureau voor de statistiek, SA Stats, is in geen enkele andere provincie de officieel geregistreerde werkloosheid zo hoog: begin 2019 was die 37,4% tegenover 27,6% in Zuid-Afrika als geheel. Twee derde van de inwoners leeft onder de armoedegrens; 36% van de huishoudens is afhankelijk van een uitkering. Zeker in de voormalige thuislanden Ciskei en Transkei vind je nauwelijks industrie, is de landbouw nog grotendeels zelfvoorzienend en ontbreekt een goede infrastructuur voor het toerisme.

Geen wonder dat elk jaar weer honderdduizenden Xhosa Eastern Cape verlaten om hun geluk te zoeken in Western Cape (Kaapstad) en Gauteng (Johannesburg en Pretoria). In die twee provincies concentreert zich de meeste werkgelegenheid van Zuid-Afrika. Het zijn vooral Xhosa die de uitgestrekte townships bij Kaapstad bevolken. Armoede is in Zuid-Afrika de belangrijkste voedingsbodem voor criminaliteit. Berovingen, vaak met gebruik van veel geweld, zijn aan de orde van de dag. In 2017 werden in Eastern Cape maar liefst 3500 mensen vermoord en vonden meer dan 5000 (geregistreerde) verkrachtingen plaats. Goed onderwijs zou de vicieuze cirkel van armoede moeten doorbreken. Maar ook op dat gebied presteert Eastern Cape slecht: scholen zijn beroerd gehuisvest, klassen overvol en onderwijzers en leraren slecht opgeleid. Jaar in jaar uit scoort Eastern Cape van alle provincies het slechtst bij de landelijke eindexamens van het middelbaar onderwijs. Het slaagpercentage is er elk jaar het laagst.

Rondavels 

We reizen van Ciskei naar Transkei. Beide werden door het apartheidsregime aangewezen als thuisland voor de Xhosa. Zoals Bhisho de hoofdstad van Ciskei werd, zo werd Mthatha dat van Transkei. ‘Echte’ steden als East London maakten geen deel uit van Ciskei – alles wat ook maar enig economisch potentieel had, bleef grondgebied van de republiek Zuid-Afrika. Transkei was bijna vier keer zo groot als Ciskei; beide thuislanden werden gescheiden door een corridor van 20-30 kilometer breed die de republiek Zuid-Afrika een probleemloze verbinding met de belangrijke haven van East London moest garanderen. Tot Mthatha slingert de N2 door een heuvelachtig landschap. Geen echte dorpen hier, eerder een aaneenschakeling van verspreide bebouwing, we zien daarin niet echt een vast patroon. Nog altijd domineren de voor de Xhosa-cultuur typerende rondavels: ronde, vaak mintgroen geschilderde hutjes, vroeger van leem, nu van steen en soms nog met een rieten dak, maar ook dat is nu vaak vervangen door zink. Tussen de hutjes kleine akkertjes en loslopende geiten. Maar we zien ook moderne stenen huizen, soms zelfs bungalows. De verrassende hoeveelheid nieuwbouw heeft alles te maken met de geldtransfer van Xhosa-migranten vanuit Western Cape en Gauteng. Net zoals nieuwe huizen in Marokko en Turkije gefinancierd worden met geld dat in West-Europa verdiend is. Want overal ter wereld dromen migranten ervan ooit terug te keren naar hun roots en dan te gaan wonen in een mooi huis dat ze elders met hard werken verdiend hebben. 

Mandela 

Een bord langs de weg verwijst naar Mvezo, het dorp waar in 1918 Nelson ‘Madiba’ Mandela geboren werd. ‘Madiba, whose long walk to freedom began in the foothills that rise from the banks of the Mbashe river in Mvezo’, lezen we in een toeristische folder. Ondanks deze poëtische aanprijzing laten we Mvezo voor wat het is, de weg ernaartoe schijnt een ramp te zijn. In Eastern Cape stond niet alleen de wieg van Mandela, de provincie is ook trots op een aantal andere ‘zonen’ die een vooraanstaande rol speelden in de struggle: Govan Mbeki en zijn zoon Thabo Mbeki, Oliver Tambo, Steve Biko en Chris Hani. Maar het is vooral Mandela, geliefd in de gehele wereld, die het toerisme in het arme Transkei kansen moet bieden. Het Mandela Museum Project is daarvan de concrete uitwerking. Het bestaat uit drie onderdelen: het Nelson Mandela Museum in Mthatha, het Nelson Mandela Youth Heritage Centre in Qunu, het dorp waar hij opgroeide en begraven is, en het Nelson Mandela Monument in Mvezo. Alle drie werden gelijktijdig officieel geopend op 11 februari 2000, precies tien jaar na zijn vrijlating uit de gevangenis. Voor Mandela zelf hoefde dit allemaal niet zo, hij stond erop dat de musea geen exclusief eerbetoon mochten zijn aan hem als persoon, maar bezoekers zouden inspireren op hun eigen manier een bijdrage te leveren aan een democratisch Zuid-Afrika. Als we het Heritage Centre in Qunu willen bezoeken, wacht ons een teleurstelling: het centrum is een half jaar dicht vanwege een verbouwing. Daarom op naar het Mandelamuseum in Mthatha. Het is een drukke, chaotische stad, een parkeerplaats vinden is een hell of a job. We moeten daarom een stukje lopen. Je moet hier goed uitkijken waar je je voeten zet, van een trottoir is geen sprake, wel van kuilen en ontbrekende putdeksels. We vallen op, we zijn hier de enige blanken. ‘Please lady, can I do your hair?’ roept een vrolijke kapper vanuit een roestige zeecontainer mijn vrouw toe. Met haar grijswitte haar is ze hier een heel opvallende verschijning. 

Het Mandelamuseum is ondergebracht in het gebouw waar tot 1994 het parlement van het ‘zelfstandige’ Transkei zetelde. We worden rondgeleid door een gids die moeilijk verstaanbaar Engels spreekt. Wat plichtmatig leidt hij ons door de zalen. Een beetje enthousiast wordt hij pas in de zaal waarin alle cadeaus staan uitgestald die Mandela gekregen heeft bij zijn vele staatsbezoeken. We overnachten in een rustige buitenwijk in Siya & Mihlali, een black owned B&B, nog altijd redelijk uitzonderlijk in de toeristische sector van Zuid-Afrika. We zijn de enige blanke gasten, de anderen zijn zwarte zakenmannen én -vrouwen, chique gekleed en zonder uitzondering in het bezit van een ‘dikke’ auto. Ze komen allemaal uit Johannesburg en zijn hier in Mthatha voor business

FOTO: MARJAN HENDRIKS
Het (bijna) verlaten strand van Silaka Nature Reserve aan de Wild Coast.

Wild Coast 

Behalve Mandela heeft het voormalige Transkei nog een ander toeristisch ijzer in het vuur: de Wild Coast. Over de onlangs flink verbeterde R61 rijden we naar Port St Johns, de belangrijkste toeristische trekpleister van deze kust. 

De Wild Coast strekt zich over 350 kilometer uit tussen East London en de aangrenzende provincie Kwazulu Natal. Deze kust biedt de avontuurlijke toerist alles wat zijn hartje begeert: dichtbegroeide heuvels die steil afdalen naar de Indische Oceaan, intieme zandstranden, bizarre rotsformaties en een rijk vogelleven. En verspreid langs de kust liggen de gastvrije, traditionele Xhosadorpjes die door uitdagende trails met elkaar verbonden zijn. De ontsluiting van de Wild Coast is nog niet optimaal: vanaf de N2 lopen er maar drie verharde wegen naartoe en langs de kust zelf loopt helemaal geen weg. Accommodatie voor toeristen, vaak in de vorm van self catering chalets en eenvoudige hotelletjes voor backpackers, concentreert zich nog bij toeristische trekpleisters als Coffee Bay en Port St Johns. 

De provinciale regering heeft langs de Wild Coast vier gebieden de status van nature reserve verleend. Het grootste met een omvang van bijna 8000 ha is het Mkambati Nature Reserve, niet ver van de grens met Kwazulu Natal. Een uniek gebied met regenwouden, graslanden, diepe ravijnen, een rijke biodiversiteit en belangrijke archeologische sites. Vooralsnog is dit natuurpark alleen bereikbaar over onverharde wegen. 

In Port St Johns verblijven we een paar dagen in een houten chalet op het Cremorne Holiday Park, prachtig gelegen in een door de Mzimvubu uitgesleten canyon; 3 kilometer verderop mondt deze rivier uit in de oceaan. Het vakantiepark is eigendom van een amechtig hijgende blanke vrouw op leeftijd en haar twee zonen; al het personeel is zwart. Ineens realiseren we ons dat dit de eerste blanken zijn die we ontmoeten sinds we in Ciskei en Transkei zijn. Een dag later, bij de op een groot scherm geprojecteerde halve finale van het WK rugby, waarin Zuid-Afrika wint van Wales, ontmoeten we een handjevol andere blanken. Het zijn hippieachtige lui die zich in de paradijselijke omgeving van Port St Johns hebben gevestigd, weinig waarde hechten aan materiële verworvenheden en zich hebben afgekeerd van de in hun ogen hopeloze Zuid-Afrikaanse samenleving. 

We zijn de enige gasten die in dit vakantiepark ook overnachten. Overdag komen er in het restaurant een paar zwarte gezinnen die zich tegoed doen aan enorme maaltijden en viert een groep zwarte vriendinnen er luidruchtig een verjaardagsfeestje, vertegenwoordigers van de zwarte middenklasse. In het Festive Season, de periode met Kerst en Nieuwjaar met een uitloop tot half januari, is hier alles volgeboekt – volgens de eigenaresse zeker voor de helft met zwarte gezinnen. 

We brengen een bezoek aan het 7 kilometer verderop gelegen Silaka Nature Reserve. We hebben er het hele strand voor onszelf als we tenminste een tiental koeien niet meetellen. Op de terugweg lopen we in het dorp nog even een liquor store binnen; alle drank en ook het winkelpersoneel staan er achter een stevig traliehek. De fles Merlot wordt na betaling onder het hek door over de toonbank geschoven. 

Streetwise 

Met een glas wijn raadplegen we ’s avonds op de veranda van ons chalet de Road Atlas of South Africa. De volgende dag zullen we het voormalige Transkei achter ons gaan laten, via welke route zullen we richting Johannesburg rijden? We hebben nog een kleine week. Genoeg voor een paar dagen in de Drakensbergen, op de grens met Lesotho. We waren daar eerder, we weten hoe adembenemend mooi het er is. 

We denken nog even terug aan de waarschuwingen van onze vrienden: beroofd zijn we niet. Misschien wel omdat we hun adviezen altijd ter harte hebben genomen. En misschien ook wel omdat we altijd goed luisterden naar een innerlijke stem die soms zei: deze weg kunnen we beter niet inslaan, hier maar beter niet stoppen, het is verstandiger hier de auto te pakken in plaats van te lopen. Gewoon streetwise zijn heet dat in goed Nederlands. En de wegen… die waren in Eastern Cape verrassend goed, niet alleen de N2, maar ook de provinciale R-wegen. Daar is blijkbaar een flink deel van het provinciaal budget naartoe gegaan. De eerste serieuze potholes zullen we pas de volgende dag tegenkomen op weg naar de Drakensbergen. Maar dan zijn we al in Kwazulu Natal, de provincie van ex-president Jacob Zuma, de man die als geen ander de erfenis van Mandela verkwanseld heeft.

De voormalige thuislanden van Zuid-Afrika (1994)
Thuislanden

Thuislanden, in het Engels homelands, waren tijdens het apartheidsregime de in naam zelfstandige gebieden binnen de grenzen van Zuid-Afrika die aan de zwarte bevolkingsgroepen werden toegewezen. De apartheidsregering gebruikte de naam Bantustans: de verschillende Bantoe-volkeren zoals Xhosa, Zulu, Ndebele, Tswane, Venda moesten elk in hun ‘eigen land’ gehuisvest worden. De thuislanden waren er zogenaamd om de zwarte bevolking een grote mate van zelfbeschikking te geven en ervoor te zorgen dat hun eigen cultuur bewaard bleef. In werkelijkheid waren ze bedoeld om meer controle uit te oefenen en de zwarte bevolking uit te sluiten van de Zuid-Afrikaanse politiek. Bij het bepalen van de grenzen lette het apartheidsregime er angstvallig op dat de economisch en strategisch belangrijke gebieden binnen de republiek Zuid- Afrika bleven. Vruchtbare landbouwgebieden, mijnen, fabrieken en steden met enige economische potentie waren er daarom niet in de thuislanden. Ook vormden ze niet altijd een aaneengesloten gebied, maar een verzameling van losse enclaves. De inwoners hadden een pasje nodig om buiten hun thuisland te verblijven in industrie-, mijnbouw- en landbouwgebieden waarop ze aangewezen waren voor werk. De pasjeswet was een van de meeste gehate wetten onder het apartheidsregime. Die maakte het mogelijk mensen naar hun thuisland te deporteren. In het begin van de jaren 60 werden de thuislanden eerst een aparte administratieve eenheid; in 1972 kregen ze zelfbestuur en een eigen vlag. En begin jaren 80 kregen vier van de tien thuislanden (Ciskei, Transkei, Venda en Bophuthatswana) de status van ‘onafhankelijke’ republiek met een eigen regering en parlement en zelfs een eigen leger. Met de zes andere thuislanden (Gazankulu, KaNgwane, KwaNdebele, KwaZulu, Lebowa en QwaQwa) is dat nooit gebeurd. De vier onafhankelijk verklaarde thuislanden werden behalve door Zuid-Afrika door geen enkel ander land als onafhankelijk erkend. Alleen in Israël werd een handelsmissie voor Ciskei geopend.

Na het verdwijnen van de apartheid werden de thuislanden op 27 april 1994 herenigd met het nieuwe, democratische Zuid-Afrika.

Rugby 

Vlak voor onze terugreis worden de Springboks in Japan voor de derde keer wereldkampioen rugby, traditioneel dé sport van de blanken. Tijdens de finale staan in Johannesburg en Kaapstad duizenden blanke en zwarte fans op pleinen schouder aan schouder voor grote tv-schermen. Want voor het eerst is het nationale rugbyteam een échte mix van zwarte en witte spelers. En voor het eerst heeft het team een zwarte aanvoerder, Siya Kolisi, geboren en opgegroeid in een township bij Port Elizabeth. ‘Ik hoop dat we Zuid-Afrika hebben laten zien hoever we samen kunnen komen en dat we iets kunnen bereiken’, zegt de geemotioneerde captain direct na afloop van de gewonnen finale tegen Engeland. 

Siya Kolisi, getrouwd met een blanke vrouw, geeft daarmee perfect aan hoeveel verder de betekenis van de gewonnen finale reikt dan alleen de sportieve prestatie. Want na het laatste fluitsignaal juicht heel Zuid-Afrika, blank en zwart, en is er weer iets van de spirit voelbaar die doet denken aan de jaren van Mandela en Tutu, toen iedereen droomde over de rainbow nation. De gigantische problemen waarmee Zuid-Afrika ruim 25 jaar na afschaffing van de apartheid worstelt – werkloosheid, de zwakke munt, misdaad, corruptie, vreemdelingenhaat en een overheid die er niet in slaagt deze problemen aan te pakken – worden met de sportieve euforie rondom het rugby natuurlijk niet opgelost. Wel zouden bij de aanpak ervan de verbindende woorden van Siya Kolisi een goede leidraad zijn.

 

Ad van Hout was in 2004 en 2008 voor enkele maanden verbonden aan het Centre for Prospective Students van de Universiteit van Stellenbosch, vlakbij Kaapstad. In 2014-2015 werkte hij met zijn vrouw als vrijwilliger voor de afdeling Community Interaction van dezelfde universiteit. Daarna bezocht hij in 2016 en 2019 nog twee keer het land.