De Bosatlas van weer en klimaat toont het nieuwe normaal
Tien jaar na De Bosatlas van het klimaat verscheen in november een geheel vernieuwde Bosatlas van weer en klimaat. Deze blijkt ook zeer bruikbaar in het aardrijkskundeonderwijs.
Als een atlas over weer en klimaat zo’n beetje tegelijktijdig verschijnt met het KNMI Klimaatsignaal’21 en de klimaattop in Glasgow (zie pag. 6) lijkt er haast sprake van opzet. Toch is dat hier niet het geval. De directe aanleiding voor het maken van De Bosatlas van weer en klimaat is dat normaal niet meer is wat het is geweest.
Het KNMI bepaalt wat ‘normaal weer ’ is aan de hand van gemiddelden over dertig jaar. Nu de cijfers bekend zijn over 1991-2020, blijkt de gemiddelde temperatuur opnieuw toegenomen. Vanaf 1906 is de gemiddelde jaartemperatuur meer dan 2 graden gestegen. De jaarlijkse neerslaghoeveelheid is met 20% toegenomen en het jaarlijkse aantal uren zonneschijn met 50%.
Nieuw normaal
Hoe klein Nederland ook is, de veranderingen ten opzichte van het vorige normaal (1961-1990) variëren per regio. In de Kop van Noord-Holland, op Texel, in de westelijke punt van Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg is de temperatuur sterker gestegen dan in de rest van het land (figuur 1).
Het nieuwe normaal toont zich het sterkst in de neerslagcijfers. In de winter regent het meer en in de zomer heftiger. Dat leidt tot 20% meer neerslag, maar ook een spectaculaire verandering in het regionale patroon. Was de Veluwe met het uiterste puntje van Zuid-Limburg de plek met de meeste neerslag in het land, nu worden dezelfde (hogere) waarden ook gehaald in grote delen van Noord- en Zuid-Holland (figuur 2). De lucht boven de steden is niet alleen warmer, maar ook viezer. Rond de stofdeeltjes ontstaan makkelijk waterdruppeltjes en dat verklaart het neerslagpatroon bij Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
Extreem weer
Hoewel de focus in de atlas op Nederland ligt, komt af en toe ook de mondiale situatie aan bod. Een wereldkaart met extreem weer in 2015-2020 laat zien wat klimaatverandering betekent voor plekken op verschillende continenten (figuur 3). Denk aan extreme hitte in (Zuid-)Europa, overstromingen in delen van India en bosbranden in Australië. En de overstromingen van juli 2021 in Duitsland, België en ons eigen Limburg.
Want ook Nederland heeft steeds vaker te kampen met extreem weer. In Gilze-Rijen werd op 25 juli 2019 met 40,7 graden Celsius de hoogste binnenlandse temperatuur ooit gemeten. En op 11 augustus 2020 viel er rond Barneveld in twee uur tijd 95 mm regen, dat is meer dan er normaal in een hele maand valt. Het zijn weersextremen, maar ze zijn wel indicatief voor klimaatverandering.
Klimaatverandering
In een atlas die een maand verschijnt nadat Klimaatsignaal’21 werd gepresenteerd, zou je kunnen verwachten dat er scenario’s zijn opgenomen die gebaseerd zijn op het zesde rapport van het IPCC uit augustus. Helaas geldt dat enkel bij de mondiale toekomstscenario’s. De atlas baseert zich op de eerdere rapporten. Hoewel de richting van de mogelijke veranderingen niet verschilt, weten we sinds oktober dat de klimaatverandering in Nederland heftiger zal zijn en eerder optreedt dan deze atlas schetst. Dat is een tragiek die atlasmakers vaker treft. Je maakt een zo goed mogelijk product dat jaren meegaat, maar de actualiteit haalt je vanaf het moment van publicatie genadeloos in. Ook Klimaatsignaal’21 is een tussenstand. In 2023 presenteert het KNMI voor Nederland nieuwe klimaatscenario’s.
Wat de scenario’s in de Bosatlas echter onverlet tonen, zijn de consequenties van de verwachte klimaatverandering voor de wereld. Vooral in het Noordpoolgebied zal de temperatuur gaan stijgen, de noordelijke Atlantische Oceaan koelt sterk af doordat de Golfstroom zwakker wordt, het overgrote deel van de wereld zal met meer neerslag te maken krijgen, terwijl specifieke regio’s als Midden-Amerika en het Iberisch Schiereiland de neerslaghoeveelheden sterk zien afnemen.
Wat de atlas ook duidelijk maakt, is dat sociaaleconomische scenario’s de uitkomsten sterk kunnen beïnvloeden. Ook in Nederland. Op basis van de wereldwijde temperatuurstijging – gematigd (G) en warm (W) – en de veranderende luchtstromen – lage waarde (L) en hoge waarde (H) – worden vier scenario’s onderscheiden. Volgen we het WL-scenario, dan zal het patroon van de maximale neerslagtekorten in ons land in 2050 weinig afwijken van wat normaal was in 1991-2020. In het WH-scenario krijgen West- en Zuid-Nederland echter te maken met alarmerende tekorten (figuur 4).
In het onderwijs
Deze atlas sluit goed aan bij de lesstof in het voortgezet onderwijs. Direct in het begin wordt het verschil tussen weer en klimaat uitgelegd. Een aantal kaarten maakt duidelijk wat klimaat is, hoe de seizoenen worden bepaald en wat de rol is van het natuurlijke broeikaseffect. Ze maken de complexe theorie iets makkelijker te vatten. Alleen de figuur van de stralingsbalans is zonder verdere uitleg onbegrijpelijk voor leerlingen. Hier moet de docent echt bijspringen
De atlasmakers hebben op een aantal plaatsen extra hun best gedaan om meer te bieden dan een verzameling kaarten met een korte uitleg. Zo toont de spread Feestelijk weer op een speelse manier hoe het weer door het jaar heen verandert, door het te koppelen aan een aantal feestdagen (figuur 6). Hiermee kun je eenvoudig een leuke les in elkaar zetten. Elk jaar hopen we op een witte kerst, maar de kans daarop is slechts 7%. En de kans op een warme en droge Koningsdag, met kleedjesmarkt, muziek en volle terrassen, neemt toe door de klimaatverandering. Bespreek met de leerlingen bijvoorbeeld hoe het weer er op deze feestdagen over pak ’m beet 30 of 40 jaar uit kan zien. Wat is aannemelijk en waarom? Je kunt daarbij de verschillende scenario’s behandelen.