De grens tussen Ierland en Noord-Ierland: nooit meer een barrière?

12 september 2023
Auteurs:
Leo Paul
Faculteit Geowetenschappen, Universteit Utrecht
grenzen
Ierland
Noord-Ierland
Kennis

Nadat in 2016 een krappe meerderheid van de Britse kiezers bij een referendum had aangegeven dat het Verenigd Koninkrijk de EU moest verlaten, duurde het nog bijna vier jaar voordat de Brexit een feit was. De onderhandelingen zaten lange tijd muurvast. De landgrens tussen Noord-Ierland (onderdeel van het VK) en de EU-lidstaat Ierland was het grootste obstakel. Gedreven door nieuwsgierigheid brachten veel ambassadeurs en ministers een bezoekje aan die ogenschijnlijk zo belangrijke grens.

De opgetrommelde fotografen moesten echter veel moeite doen om de grens in beeld te brengen, want hekken of douanehokjes waren bij de grens niet te vinden. Daarom werden er maar foto's gemaakt op een landweg waar de belijning veranderde van geel naar wit, of waar verkeersborden stonden die de snelheidslimiet aangaven in kilometers per uur (Ierland) met een overgang naar mijlen per uur (Noord-Ierland). Dat de grens niets voorstelde, was nu juist de essentie van de discussie: de grens mocht nooit meer de harde grens worden die het tot 1998 was – dat was cruciaal voor de EU en Ierland (Hayward 2021).

Gedurende dertig jaar, tussen 1968 en 1998, woedde er een burgeroorlog over de status van Noord-Ierland. Ierse nationalisten streefden naar Ierse eenwording en het vertrek van de Britten. De meeste protestante inwoners van Noord-Ierland waren daar fel tegen. Zij worden unionisten genoemd, omdat ze in de unie van het Verenigd Koninkrijk wilden blijven. Tijdens de oorlog vielen zo'n 3500 doden, niet alleen in Noord-Ierland, maar ook in andere delen van het VK. Het overheersende beeld in de media was dat het conflict een strijd was tussen protestanten (de meerderheid) en de katholieke minderheid in Noord-Ierland. Bloedige aanslagen haalden de voorpagina's, zoals op 12 oktober 1984, toen de Irish Republican Army (IRA) in het Engelse Brighton een bom liet ontploffen in het hotel waar op dat moment de Britse regering verbleef vanwege een congres van de conservatieve partij. Er vielen vijf doden, maar het hoofddoel, premier Margaret Thatcher, overleefde de aanslag. Minder aandacht was er in de media voor de sociaaleconomische tegenstellingen in Noord-Ierland, die naast religie een rol speelden in het conflict.

Op 10 april 1998 (Goede Vrijdag) ondertekenden het Verenigd Koninkrijk en Ierland een akkoord dat een belangrijke stap zette in het vredesproces en het einde van een periode inluidde die de geschiedenis zou ingaan als "the Troubles". Dankzij het Goede Vrijdagakkoord werd de Ierse grens geleidelijk aan zachter en raakten Noord-Ierland en Ierland steeds meer met elkaar verbonden.

Onder de oppervlakte bleef het echter borrelen. De spanningen tussen de verschillende (etnische) groepen zijn niet verdwenen. Dat is vooral zichtbaar op een lager schaalniveau, in de steden, zoals in de Noord-Ierse hoofdstad Belfast. De segregatie is er enorm, met gescheiden scholen en sportverenigingen, en op enkele plaatsen hoge 'vredesmuren' die katholieke en protestantse wijken van elkaar scheiden. Kleurrijke muurschilderingen (murals) markeren grenzen en territoria.

Op (inter)nationaal niveau bracht de Brexit de onenigheid terug, die dankzij het Goede Vrijdagakkoord in 1998 was gedempt. Dat past in een algemener patroon: grenskwesties worden vaak bepaald (of in elk geval beïnvloed) door hogere machten. Externe partijen bepalen de loop van de grens of het karakter ervan. Het vertrek van het VK uit de EU (Brexit) is zo'n ingrijpende gebeurtenis. Noord-Ierland heeft als deel van het VK formeel de EU verlaten, maar blijft toch deel uitmaken van de douane-unie en de interne markt van de EU. De feitelijke buitengrens van de EU ligt nu in de Ierse Zee, en het VK moet de handel controleren, onder EU-toezicht. Hoe moet dit gaan werken?

FOTO: GLYNNIS / FLICKR
Muurschildering in Belfast, nabij Shankill Road

'Voordat we ons gaan verdiepen, is het goed om enkele termen te definiëren om verwarring te voorkomen. Als in de tekst gesproken wordt over Ierland, bedoelen we de huidige staat Ierland. Het ligt samen met Noord-Ierland op een eiland dat we voor het gemak het Ierse eiland noemen. Qua grootte is het het tweede eiland van de Britse eilanden, waarvan het grootste eiland Groot-Brittannië heet (met Engeland, Schotland en Wales). De Ieren houden niet van de term 'Britse eilanden' en spreken over de Brits-Ierse eilanden. Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland behoren tot het land Verenigd Koninkrijk, dat we in de tekst zullen afkorten tot VK. In het dagelijks leven wordt dit land ook wel Groot-Brittannië genoemd, hoewel dat formeel onjuist is: in politieke zin wordt de term Great Britain wel gebruikt voor de combinatie van Engeland, Schotland en Wales, maar zonder Noord-Ierland. Als de Ieren met een beschuldigende vinger naar de Britten wijzen, hebben ze het over de bewoners van het eiland ten oosten van hun eigen eiland.

Conflicten: de ingrediënten

Sinds de Vrede van Westfalen in 1648 is Europa in toenemende mate in de ban geraakt van het streven naar de vorming van natiestaten. Naties (waarvan de leden verbonden zijn door een gemeenschappelijke taal en verleden) claimen een eigen territorium (staat) met duidelijke (staats)grenzen. Natiestaatvorming kan op verschillende manieren tot stand komen. We zullen dan ook constateren dat de optimale natiestaat niet bestaat, omdat naties (of etnische groepen) verspreid wonen, en dat de bindende kenmerken van de natie omstreden kunnen zijn.

Sinds dit Westfaalse statensysteem is het fenomeen nationale minderheid geboren: een groep die zich onderdrukt voelt door de heersende macht van de door de meerderheid gedomineerde staat. Die gevoelens gaan vaak gepaard met een claim om een eigen staat te mogen vormen, of om op zijn minst meer zelfbestuur te krijgen binnen de staat. Deze claim leidt haast onontkoombaar tot conflicten – al zijn er wel enkele voorbeelden van een harmonieuze scheidingen, zoals de splitsing van Tsjechoslowakije per 1 januari 1993 in Tsjechië (de bovenliggende partij) en Slowakije (de onderliggende partij).

Conflicten over grenzen, nationale minderheden en autonomiestreven zijn complex, met veel elementen die op elkaar inwerken. Maar mensen houden niet van complexe vraagstukken. Belangengroepen moeten een simpel verhaal vertellen (tegenwoordig heet dat een narratief) waarbij vaak een loopje wordt genomen met de feiten. In dit artikel vermijden we de complexiteit niet en gaan we proberen om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Bij een territoriaal conflict is het goed om de volgende zaken in de gaten te houden:

  • Elke partij graaft in de geschiedenis om hedendaagse claims te verantwoorden, bijvoorbeeld: wij waren hier het eerst, en hebben dus de oudste rechten. Er wordt selectief geshopt; verhalen en gebeurtenissen die niet handig uitkomen worden weggelaten of bijgekleurd. Vaak is er sprake geweest van geweld, en dat roept wraakgevoelens op (of die gevoelens worden gecultiveerd door de partij die daar belang bij heeft).
  • Dit selectieve geheugen wordt versterkt en uitgedragen met behulp van nationale symbolen, het herdenken van belangrijke gebeurtenissen uit het (eigen) verleden en waar nodig het gebruik van invented traditions – uitgevonden tradities die worden voorgesteld als eeuwenoud maar feitelijk op een bepaald moment bedacht zijn.
  • Het gebruik van de eigen taal en het beleven van de eigen religie, gekoppeld aan instellingen zoals scholen en kerken en andere gebedshuizen is voor etnische groepen (naties) heel belangrijk. Onderdrukking daarvan kan rekenen op een stevige reactie.
  • Er is altijd een machtsstrijd: tussen de heersende macht enerzijds, en de groep die zich niet gekend voelt, die zich achtergesteld voelt, die gediscrimineerd wordt anderzijds.
  • Op een hoger schaalniveau hebben staten te maken met externe partijen, zoals sterke(re) staten, of heersende ideologieën (denk aan de Koude Oorlog na de Tweede Wereldoorlog, de strijd tussen 'het vrije Westen' en het communistische Oostblok). Het gaat al snel over moeilijk vast te leggen 'invloedssferen'. Het kan zijn dat staten zich vrijwillig hebben aangesloten bij een alliantie, zoals de Europese Unie, en bevoegdheden hebben overgedragen aan een hoger schaalniveau. Kortom: de rol van externe actoren en omstandigheden is vaak belangrijk.
  • In het verlengde van deze externe actoren: groepen die strijden voor meer autonomie of culturele en sociaaleconomische rechten beroepen zich op internationale verdragen of afspraken, zoals van de Raad van Europa of de Verenigde Naties.
  • We moeten ons realiseren dat we bij een conflict te maken hebben met insiders en outsiders, en dat de lokale kennis van insiders vaak niet doordringt naar de buitenwereld (de outsiders). De rol van journalisten en wetenschappers is daarbij van belang: kunnen zij ter plaatse werken, en doen ze dat ook. Zo constateerde Bette Dam (2021), die tussen 2009 en 2014 als journalist in Afghanistan had gewerkt, dat in de berichtgeving de stem van de 'gewone' Afghaan nauwelijks gehoord werd, en dat (Westerse) media vooral stereotype beelden verspreidden die gebaseerd waren op Westerse contactpersonen (ambassadepersoneel, militairen, zakenlieden). Dat sluit aan bij de bevindingen van een andere journalist, Joris Luyendijk, die in 2006 een spraakmakend boek over beeldvorming van het Midden-Oosten had gepubliceerd onder de veelzeggende titel 'Het zijn net mensen'. Stereotype beelden worden ook door de partijen die betrokken zijn bij een conflict gebruikt. We zullen zien dat in het geval van Noord-Ierland alle katholieken al snel als IRA-terroristen werden gezien, net zoals er nu mensen zijn die de Islam associëren met geweld en onderdrukking.
  • Zeker als geografen moeten we ons bewust zijn van de verschillende schaalniveaus: supranationaal, nationaal, regionaal, lokaal. De stem van de bewoners van een grensgebied wordt maar weinig gehoord, terwijl zij het meeste last (of voordeel) hebben van beslissingen die op hogere niveaus zijn genomen. Aan de andere kant kan lokale of regionale pressie ook invloed hebben op besluitvorming op nationaal of internationaal niveau: deze wisselwerking noemen we ook wel global-local nexus. En om bij de geografie te blijven: als geografen kijken we vooral naar de ruimtelijke dimensie, met gebruikmaking van de kennis van andere disciplines, zoals de geschiedenis, de economie, de politicologie of de sociologie.

Met deze ingrediëntenlijst in ons achterhoofd gaan we het Noord-Ierse conflict uiteenrafelen. We gaan antwoorden zoeken op meerdere vragen, zoals:

  • Hoe is de landgrens van 1921 ontstaan? Is het een 'logische' grens? Wat waren de gevolgen van de Ierse deling voor de relaties tussen het Noorden en het Zuiden? En wat betekende de grens voor mensen die in het grensgebied woonden?
  • Wat is de invloed geweest van de Europese integratie, en het lidmaatschap van Ierland en het VK van de EEG/EU vanaf 1973? Wat was vanaf 1992 de invloed van de interne markt van de EU, met vrij verkeer van mensen, goederen, diensten en kapitaal? En wat zijn de (mogelijke) gevolgen van de Brexit?
  • Wat waren de oorzaken en de gevolgen van de Troubles? Wat betekende die harde grens voor het 'kleine grensverkeer' in de grensgebieden? En wat waren precies de gevolgen van het Goede Vrijdagakkoord van 1998? Zijn de verschillende bevolkingsgroepen nader tot elkaar gekomen?
  • Wat is de rol van symbolen en rituelen bij het uitdragen van identiteiten? Is er zoiets als een Noord-Ierse regionale identiteit ontstaan? Of een identiteit van grensbewoners?'
FOTO: UKPHOENIS79/WIKIMEDIA
Overzichtskaart Verenigd Koninkrijk: de vier samenstellende delen
FOTO: ANDREIN/WIKIMEDIA
De Ierse grens: steden, dorpen en topografie

Twee verhalen: de geschiedenis als supermarkt

De Ierse kwestie is geen neutraal onderwerp, zo verzucht Katy Hayward in haar boekje dat ze schreef om de Ierse grens aan een breed publiek uit te leggen. In 2021 werd herdacht werd dat de Ierse deling honderd jaar bestond. Maar, schrijft Haward, voor de ene partij was het een feest, voor de andere partij een herdenking van een schandvlek. Daarom kon geen overeenstemming worden bereikt over het programma van een nationale herdenking. Maar we kunnen in navolging van haar wel proberen om een common ground te vinden, al was het maar om vast te stellen waarin de verschillen zitten. We beginnen met de uiteenlopende  narratieven van de katholiek-nationalisten en de protestant-unionisten. Wat is hun ogen de essentie van het conflict?

In het kort is het Iers-nationalistische narratief: wij leven al heel lang op het Ierse eiland. Daar ontwikkelden wij onze eigen taal (het gaelic). De later heilig verklaarde St. Patrick heeft ons in de vijfde eeuw bekeerd tot het rooms-katholisme. Vanaf 1200 zijn we gekoloniseerd door de Engelsen en de Schotten. Eeuwenlang probeerden wij ons los te maken van het Britse imperium, en vanuit dit nationalisme gedreven gingen wij vanaf 1800 de strijd aan voor zelfbestuur (gerealiseerd in 1921) en uiteindelijk onafhankelijkheid (in 1937). Ten onrechte werd Noord-Ierland hier buiten gehouden, waardoor vanaf 1921 een landgrens en daarmee de Ierse deling ontstond. Het loskomen van Groot-Brittannië is een dekolonisatieproces dat nog niet helemaal is afgerond. De katholieken in Noord-Ierland werden vanaf 1921 onderdrukt door de protestanten, en toen vreedzaam verzet hiertegen niet mocht baten laaide in de jaren zestig een gewelddadige strijd op, die uiteindelijk vrede opleverde, maar nog niet de gewenste aansluiting bij Ierland.

Het verhaal van de Unionisten/protestanten wijkt hier diametraal van af. Ulster (zoals zij Noord-Ierland het liefst noemen) is altijd al een bijzonder, en afwijkend deel van Ierland geweest; de landgrens is helemaal niet nieuw. Kijk maar naar de Black Pig’s Dyke: een serie van niet-aangesloten aarden wallen en greppels uit de IJzertijd, die aangelegd is als verdediging tegen invasies, zoals uit het zuiden. Ze loopt ten dele langs de huidige grens, en legitimeert daarmee onze eigen identiteit en de scheiding (Hayward 2021). Als de katholieke Ieren zeggen dat de grens illegaal is, vinden ze daarmee ook dat onze aanwezigheid niet gewenst is. Wij zijn een onvoorwaardelijk deel van het Verenigd Koninkrijk, waarvan niet voor niets de officiële naam luidt: United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland.

Laten we deze twee verhalen afpellen, om te beginnen met de Black Pig’s Dyke. Onderzoek heeft aangetoond dat de mythe van een oude verdedigingswal zeer onwaarschijnlijk is en dat we te maken zouden kunnen hebben met een verdediging tegen de roof van vee. Maar veel is nog onduidelijk (zie de informatieve website over het onderzoek: www.blackpigsdyke.ie).

Ook op het verhaal van de Ierse nationalisten die als oorspronkelijke bewoners werden onderworpen door kolonisten is wel wat af te dingen. De oorspronkelijke bevolking van Ierland zou je Kelten kunnen noemen (nog steeds koestert men in Ierland de Keltische oorsprong), maar in feite waren ook de Kelten kolonisten die vanaf 600 voor Christus vanuit hun kerngebied in Centraal-Europa naar andere delen van Europa trokken, en de aangetroffen bevolking onderwierpen aan hun gezag. In de vijfde eeuw na Christus werden de Kelten gekerstend door missionaris Patricius (na zijn latere heiligverklaring bekend als Saint Patrick. Sint-Patricksdag – 17 maart – is één van de belangrijkste Ierse feestdagen). Sint-Patrick werd de eerste bisschop, en door de stichting van vele kloosters verspreidde hij het rooms-katholieke geloof, en tevens een nieuwe bestuursstructuur in Ierland. Maar de zo vereerde St. Patrick was geen Ier, maar een Engelsman die mede door de paus naar Ierland was gestuurd om de bevolking te kerstenen.

De verovering van Ierland door de Engelsen vanaf 1200, zoals genoemd in het Ierse narratief, behoeft ook nuancering. De Engelse invloed was lange tijd gering, en bleef beperkt tot het graafschap van Ulster in het noordoosten, en een gebied rond het huidige Dublin, bekend als de Pale. In de 16de eeuw veroverden de Engelsen een groot deel van Ierland, maar met de lokale (gaelic) adel moest een compromis worden gesloten: zij moest zich formeel verbinden aan de Engelse machtsstructuren, maar mocht de eigen grond behouden. Deze Engelse strategie wordt surrender and regrant genoemd. Je zou kunnen zeggen dat de Ierse adel in die tijd vooral bestond uit meelopers in plaats van fanatieke vrijheidsstrijders. Dit wetende kijken we met andere ogen naar de proclamatie van de Ierse Republiek in 1916 waarin stond dat ‘in every generation the Irish people have asserted their right to national freedom and sovereignty’, daarmee suggererend dat een homogene groep Ieren zeven eeuwen lang niets anders deed dan de Engelsen van het eiland te verdrijven.

De komst van de protestanten

De eigenzinnige Engelse koning Hendrik VIII (1491-1547) heeft in meerdere opzichten grote invloed gehad op de Britse en Ierse geschiedenis. In 1542 liet hij zich tot Ierse koning kronen. Zo ontstond een semi-onafhankelijk koninkrijk Ierland, dat tot 1800 bleef bestaan en een eigen parlement had, dat echter maar weinig macht had. Ingrijpend voor Ierland was vooral dat Hendrik VIII ervoor zorgde dat de Anglicaanse kerk brak met de Rooms-Katholieke kerk, vanwege een conflict met de paus over de ontbinding van zijn eerste huwelijk (hij zou daarna nog vijf keer trouwen, twee van zijn echtgenoten liet hij onthoofden). De Anglicaanse kerk werd een Engelse staatskerk (met de vorst aan het hoofd). De katholieke kerk lag ook op het continent onder vuur; denk aan de Reformatie met de stellingen van Maarten Luther in 1517. Hoewel theologisch niet helemaal juist zou je kunnen zeggen dat de Engelsen protestant werden. Dit geloof probeerden zij ook aan de Ieren op te dringen, maar dat stuitte op groot verzet. In de geest van St. Patrick wisten zij het katholisme tot de dag van vandaag te behouden. Maar het is duidelijk dat deze godsdienstkwestie de kloof tussen de Engelsen en de Ieren heeft vergroot. Rooms-katholieken konden lange tijd geen lid van hun eigen parlement zijn.

De godsdienststrijd is vooral ook een culturele kloof, zo luidt de centrale stelling in het proefschrift van de Nederlandse geograaf M.W. Heslinga (1962). Hij wijst er op dat de strijd die de Ieren voerden tegen de Engelsen vergelijkbaar was met de eeuwenoude rivaliteit tussen de Schotten en de Engelsen (pas in 17de eeuw werd Schotland onderdeel van het VK). Heslinga ziet dan ook geen clash tussen de twee eilanden, maar meer een noord-zuid-tegenstelling die op zowel het Ierse eiland als het Britse eiland bestond. De Ieren hebben altijd veel contacten gehad met de Schotten: er zijn ook veel Ieren naar Schotland getrokken, en de Schotse taal heeft veel overeenkomsten met het gaelic.

In de zestiende eeuw slaagden de Engelsen erin om steeds meer (militaire) invloed in Ierland te krijgen. Maar in Noord-Ierland (Ulster) was het verzet het grootst, onder leiding van de eerder genoemde graven van het graafschap Ulster, met hun landbezit. Zij streden tegen het opdringen van het protestantisme, zochten op het continent hulp bij katholieke staten en trokken onder andere naar Spanje. Deze gebeurtenis is de geschiedenis ingegaan als de Flight of the Earls, met voor Noord-Ierland een dramatische uitkomst. Het grondgebied van de gevluchte adel werd geconfisqueerd en overgedragen aan Engelse en vooral Schotse kolonisten. Deze Schotten waren calvinistische protestanten (Presbyteriaanse kerk), waardoor een derde godsdienst in Noord-Ierland kwam. Deze kolonisatie wordt ook wel de Plantation of Ulster genoemd (denk aan de plantages die de Nederlandse kolonisten stichtten in West- en Oost-Indië). Aan de nieuwe landeigenaren werd verteld niet met Ierse pachters in zee te gaan (Hayward 2021, 11-15). Landbezit was gekoppeld aan politieke invloed, dus de katholieke Ieren hadden steeds minder in te brengen.

In de zeventiende eeuw zien we op meer plekken in Europa een strijd tussen katholieken en protestanten, waarachter een onafhankelijkheidsstrijd schuil gaat - denk aan onze Tachtigjarige Oorlog, die eindigde in 1648, of de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) in Duitsland. In 1688/89 vond in Engeland, Schotland en Ierland de Glorious Revolution plaats, een machtsstrijd met een religieuze basis. Een korte samenvatting: koning Jacobus II (koning van Engeland, Schotland en Ierland) had gebroken met de Anglicaanse kerk (waarvan hij nota bene hoofd was) en was katholiek geworden. De protestanten in het koninkrijk werden vervolgens onderdrukt. Zijn dochter Mary Stuart was echter Anglicaan gebleven; zij was de hoop van de protestanten. Maar vrouwen konden de troon niet opvolgen. Mary was getrouwd met haar neef, de Nederlandse stadhouder Willem III, ook een protestant. Hij zocht steun bij bondgenoten, en veroverde met een Nederlands leger (met tal van buitenlandse huurlingen) in november 1889 Engeland. De strijd werd het jaar daarop definitief beslist in Ierland, aan de rivier de Boyne (Battle of the Boyne). Mary en Willem werden koningin en koning van Engeland.

Voor protestanten in Noord-Ierland is Willem III (‘King Billy’) een held. De Slag bij de Boyne wordt jaarlijks op 12 juli herdacht met de zogenaamde Oranjemarsen. Overal in Noord-Ierland vinden ze op die dag plaats: in 2021 waren het er meer dan honderd, die overigens zonder incidenten verliepen (BBC 2021). Katholieke Ieren zien dit als een provocatie. Dit is een mooi voorbeeld van het doorwerken van de geschiedenis, met alle rituelen die daar bij horen. Door het conflict blijven ze in leven.

FOTO: ALLAN LEONARD/FLICKR
Oranjemars in Belfast, 2017: De parades van de protestante unionisten op 11 juli zorgen steeds voor spanningen met de katholieken

Veel Ieren werden in de achttiende eeuw geïnspireerd door de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd (ook tegen de Engelsen). Als concessie van de Engelsen kreeg het Ierse parlement wat meer te vertellen, maar daaraan kwam snel een einde, vanwege de Engelse vrees dat de Franse Revolutie van 1789, met haar credo van vrijheid, gelijkheid en broederschap, zou overslaan naar Ierland. Vanaf 1800 (tot 1921) werd Ierland (samen met Engeland, Schotland en Wales) een deel van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland. Kortom, gebeurtenissen in Europa en daar buiten hadden onmiddellijk hun weerslag in Ierland.

Home Rule en onafhankelijkheidsstrijd

De Amsterdamse politiek-geograaf Herman van de Wusten voltooide in 1977 een proefschrift over ‘het Ierse verzet tegen de staatkundige eenheid der Britse eilanden’ tussen 1800-1921. In deze periode vond zowel integratie als desintegratie plaats. In economisch en sociaal opzicht raakte Ierland steeds meer verbonden met de rest van het Verenigd Koninkrijk (verbeterd transportnetwerk, meer handel, meer toegang tot onderwijs) maar deze integratie leidde tot steeds meer verzet (desintegratie), gevoed door de wrevel over de teruggang van het gaelic en de groeiende economische afhankelijkheid. De roep om zelfbestuur (eerst) en onafhankelijkheid (later) werd steeds luider. Bij het ontwaken van de nationale gevoelens speelde de katholieke identiteit een grote rol. Hoewel de economische ontwikkeling ook voordelen bracht in Ierland, overheerste het gevoel van uitbuiting.

De hongersnood die Ierland teisterde tussen 1845 en 1850 werkte als een katalysator van het verzet. In de 19de eeuw was de aardappel volksvoedsel voor de armen geworden. De landbezitters hadden de productie van de aardappel flink gestimuleerd, omdat dit gewas ook op slechte gronden verbouwd kon worden en per hectare veel calorieën opleverde. Er werd maar één variëteit geteeld, en deze monocultuur maakte het gewas erg kwetsbaar voor ziekten. In 1845 bereikte de gevreesde aardappelziekte Ierland vanaf het continent. De misoogsten leidden tot een ongekende hongersnood waardoor één miljoen Ieren stierven. Nog eens een miljoen Ieren verlieten tijdens de Great Famine het land en trokken naar de VS en Groot-Brittannië. Direct en indirect had Ierland door de misoogsten een kwart van zijn bevolking verloren (van de 8 miljoen in 1840). Groot-Brittannië deed weinig om het leed te verzachten, en Ierse nationalisten riepen dat de export van voedsel ten tijde van de hongersnood gewoon doorging. Later werd aangetoond dat dit niet juist was – de voedselimport van Ierland was groter dan de export in die tijd – maar het beeld van Ierland als wingewest was gevestigd. Daarin zat ook wel een kern van waarheid: Ierland was een periferie in het koninkrijk.

Overigens was de massa-emigratie van Ieren al sinds 1750 aan de gang, met pushfactoren (armoede) en pullfactoren (werk beschikbaar in de zich snel ontwikkelende economieën van de VS en het zich industrialiserende Groot-Brittannië) (Ó Gráda 1993). De Grote Hongersnood (de laatste omvangrijke hongersnood van West-Europa) kreeg veel aandacht door de opkomst van kranten, en werd synoniem van de verwaarlozing van Ierland door de Engelse machthebbers. In 1997 erkende de Britse regering schuld te hebben aan de hongersnood (Trouw 1997; van der Wusten 1977).

FOTO: MIOSSEC/FLICKR
De muurschildering in Belfast (Ballymurphy Road) grijpt terug naar de Grote Hongersnood tussen 1845 en 1950, zonder schroom te grijpen naar krachtige bewoordingen zoals genocide en holocaust, en het aantal genoemde slachtoffers hoger is dan wat uit onderzoek naar voren komt

Vanaf 1870 werd de roep om zelfbestuur (Home Rule) in Ierland steeds sterker: terug naar de situatie voor 1800, maar dan met echte bevoegdheden. Tweemaal strandde de Irish Home Rule Bill in het Britse parlement. In 1914 werd de wet wel aangenomen, maar niet uitgevoerd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De protestanten zagen zelfbestuur voor heel Ierland niet zitten, zij spraken cynisch over ‘Home Rule is Rome Rule’ (Heslinga 1962). De Ierse nationale beweging was verdeeld. De één wilde nog wel wachten op het einde van de oorlog, maar een andere riep al tijdens de oorlog, op paasmaandag 1916 eenzijdig de onafhankelijke Ierse Republiek uit (op basis van de eerder genoemde Proclamation). Maar de met deze proclamatie gepaard gaande opstand werd bloedig neergeslagen door het Britse leger, met honderden doden en gewonden tot gevolg. Vijftien leiders werden geëxecuteerd. Deze Paasopstand gaf een enorme stimulans aan de nationalisten.

Na de oorlog brak een korte onafhankelijkheidstrijd uit, waarbij geweld niet geschuwd werd. In 1920 stelde de Britse regering opnieuw Home Rule voor, waarbij Ierland in twee delen zou worden opgesplitst: Noord- en Zuid-Ierland, elk met zelfbestuur. Deze Government of Ireland Act werd door de Ierse nationalisten de Partition Act genoemd. Zij waren tegen deze deling: heel Ierland moest worden bevrijd. Ze stemden daarom niet in met de wet. Onderhandelingen tussen de Britten en de Ieren leidden in 1921 tot een Anglo-Irish Treaty, met de vorming van een Irish Free State als belangrijkste resultaat voor de nationalisten. De zes counties van Noord-Ierland kregen de mogelijkheid om hieraan niet mee te doen, en daar maakten zij gebruik van. De protestanten wilden een zo hecht mogelijke band met Groot-Brittannië houden. Overigens ging het verdrag uit van een tijdelijke deling: de parlementen van Belfast en van Dublin konden altijd besluiten tot eenwording. Maar daar is het niet van gekomen, door verzet van de protestanten (Heslinga 1962).

De Ierse Vrijstaat was op papier nog niet helemaal onafhankelijk: hij kreeg een status als dominion binnen het Britse Rijk (later het Gemenebest). De Britse koning was tevens koning van Ierland, maar vooral in ceremoniële zin (vergelijkbaar met de huidige situatie van Canada en Australië). In 1937 werd de naam van het land veranderd naar Ierland, en in 1949 werden alle formele banden met Groot-Brittannië verbroken: Ierland werd een republiek, en verliet het Gemenebest.

Noord-Ierland bleef vanaf 1921 een politieke eenheid binnen het Britse Rijk, met zelfbestuur. James Craig was de eerste premier van Noord-Ierland en bleef dat tot zijn dood in 1940. Hij was de voorman van de unionisten en dacht sterk in termen van rivaliteit: het Noorden tegenover het Zuiden, protestanten tegenover katholieken, wij tegenover zij.

Grenstrekking en de gevolgen

Onder druk van de protestanten waren drie van de negen oorspronkelijke counties van Ulster bij de regelingen van 1920/21 buiten Noord-Ierland gehouden (Donegal, Cavan and Monaghan), omdat hier vooral katholieken woonden. Daardoor werd de protestante meerderheid in Noord-Ierland vergroot. Van de anderhalf miljoen inwoners was in 1921 tweederde protestant, en eenderde katholiek.

De (voorlopige) grenslijn volgde de provinciegrenzen, en een grenscommissie moest een advies te geven over het exacte, definitieve verloop van de landgrens. In de grensstreek waren de belangen groot, en de discussies fel. De grenscommissie stelde kleine aanpassingen van de grens voor, maar dit advies werd niet overgenomen vanwege alle meningsverschillen. De voorlopige grens werd definitief in 1925 en is sindsdien niet aangepast.

Plaatsnamen zijn niet neutraal: Derry-Londonderry
Westbank

De stad Derry of Londonderry is de tweede stad van Noord-Ierland, gelegen in het uiterste noordoosten. Je zou de stad de thermometer van het Ierse conflict kunnen noemen: in roerige tijden laait het geweld er op, net als in Belfast. Maar waarom twee namen voor een stad? Dat heeft alles te maken met de roemruchtige geschiedenis. Het kleine, door Ieren bevolkte stadje Derry kreeg in de 17de eeuw te maken met een instroom van protestanten, als gevolg van de Plantation. We hebben eerder gezien dat het merendeel van de kolonisten neerstreek in het westen van het Ierse eiland, dus Derry was een oostelijke, perifere buitenpost van de protestanten. Al snel domineerden zij de stad: politiek en qua bevolkingsomvang. In 1613 werd de naam veranderd in Londonderry, om duidelijk te maken wie de baas was geworden. Zij woonden in het (ommuurde) stadscentrum op de westelijke oever van de rivier Foyle, de achtergestelde katholieke Ieren buiten de stadsmuren. Toen de katholieke koning James II in december 1688 probeerde om de stad in te nemen werden de stadspoorten gesloten, en wisten de protestanten de belegering negen maanden te overleven, tot de komst van de protestante bevrijder Willem III. Daardoor bleven zij de stad die in politiek en economisch opzicht domineren.

In de loop van de tijd trokken steeds meer katholieken naar de stad, vooral vanuit county Donegal, ten westen van de stad. Geïnspireerd door de burgerrechtbeweging in de VS, hielden zij in de jaren 1960 marsen hielden door de stad, om aandacht te vragen voor hun structurele achterstelling. Tijdens de Troubles was Derry/Londonderry vaak het toneel van geweld. In 1972 vond hier Bloody Sunday plaats, waarover later meer. Door het geweld vertrok tussen 1971 en 1991 83% van de protestanten uit het centrum (de Westbank) naar de oostzijde van de Foyle. Katholieken naam hun plaats in. De rivier werd zo een scheidslijn van de etnische groepen. Nu is 75% van de 90.000 inwoners katholiek, nauw verbonden met het achterland van county Donegal. De katholieken noemen de stad Derry, hoewel dit officieel de benaming is voor het ommeland van de stad, die nog steeds Londonderry heet.

De stad is bekend geworden door de marsen van de protestante Apprentice Boys (de naam stamt uit de tijd van de belegering van 1688/89). Zij lopen vooral door het stadscentrum, het gebied waar de protestanten ooit dominant waren. Zij doen dit niet (meer) met een claim om verloren terrein te veroveren, maar om duidelijk te maken dat de protestante cultuur de katholieke dominantie heeft overleefd. Het feit dat ze twee keer per jaar een parade kunnen houden door het katholieke centrum wordt gevierd als een overwinning (Cohen 2007).

Sinds het einde van de Troubles is de temperatuur van het conflict in Derry/Londonderry gezakt, en zijn er allerlei initiatieven om de contacten tussen de bevolkingsgroepen te versterken. Het is een goed teken dat de protestanten steeds vaker de naam Derry overnemen (Murtagh, Graham & Shirlow 2008). In 2011 opende Eurocommissaris Johannes Hahn (verantwoordelijk voor regionaal beleid) een fiets- en voetgangersbrug die de protestante en katholieke delen van de stad met elkaar verbindt. Deze peace bridge werd mede met EU-subsidies gebouwd.

Een rivier als scheidslijn van bevolkingsgroepen is niet uniek in Europa. Een vergelijkbare situatie zien we in Mostar (Bosnië-Herzegovina), Mitrovica (Kosovo) en Görlitz/Zgorzelec (Duitsland/Polen).

Voor de inwoners van de grensstreek had de deling grote gevolgen. De twee politieke entiteiten gingen steeds meer uiteenlopen, en vanaf 1923 werd de grens ook een douanegrens, waar invoerbelastingen moesten worden betaald, voor steeds meer producten. Om dit goed af te handelen en te controleren mocht de grens alleen maar bij officiële grensovergangen gepasseerd werden. Voor sommige grensbewoners betekende dit langere reistijden. En uiteraard werd smokkelen populair om de belastingen te ontduiken Tussen 1933 en 1939 werd zelfs gesproken van een economische oorlog tussen de Ierse Vrijstaat en het VK: over steeds meer goederen moest invoerbelasting worden betaald, en in de Ierse strijd om volledig onafhankelijk te worden van het VK werd de afdracht van invoerbelastingen aan het VK gestopt – met als kettingreactie dat het VK de lijst met belaste goederen alleen maar uitbreidde, met steeds meer landbouwproducten. Dat was een ramp voor de grensbewoners, die sterk afhankelijk waren van de landbouw. De ruzie liep zo hoog op dat op een gegeven moment koeien van boeren met land aan weerszijde van de grens niet meer de grens mochten passeren.

In 1939 werden de meeste conflicten tussen de Ierse Vrijstaat en het VK beëindigd, maar de douanegrens bleef in stand. Die werd zelfs harder tijdens de Tweede Wereldoorlog, en dat had alles te maken met de uiteenlopende rollen tijdens de oorlog: Ierland had zichzelf neutraal verklaard, terwijl het VK zich volop stortte op de strijd met Duitsland. In Noord-Ierland werd de agrarische en industriële productie opgevoerd ten behoeve van de oorlogsindustrie, en werd de export van goederen gelimiteerd, ook naar Ierland. Dat leidde daar tot tekorten.

Militarisering van de grens

Er is niet één oorzaak aan te wijzen waarom in de tweede helft van de jaren zestig het geweld oplaaide, leidend tot de periode van dertig jaar Troubles. Sinds 1921 bleef bij de Ierse nationalisten de hoop sluimeren dat het opheffen van Ierse deling ooit gerealiseerd zou worden, waardoor de protestanten voortdurend op hun hoede waren.

In 1966 organiseerden de Ierse nationalisten overal in Ierland parades om de Paasopstand van vijftig jaar daarvoor te gedenken. In Dublin werd het standbeeld van de Britse oorlogsheld Nelson opgeblazen. De Unionisten richtten een paramilitaire organisatie op (Ulster Volenteer Force), die bommen liet ontploffen bij katholieke instellingen. Ze spraken van een oorlog tegen de IRA. Dit Ierse Republikeinse Leger was opgericht na de Paasopstand en had tussen 1956 en 1962 diverse aanslagen gepleegd op Britse wapendepots en bestuurlijke centra langs de grens. Deze gewelddadige Border Campaign had weinig draagvlak onder de bevolking, en de IRA bleef klein. Maar de IRA radicaliseerde in reactie op het geweld van de Unionisten en de structurele achterstelling van de katholieken in Noord-Ierland. Het is moeilijk vast te stellen wie precies begon, maar het is duidelijk dat geweld van beide zijden zorgde voor een escalatie. De komst van Britse troepen in augustus 1969, in een poging het geweld te stoppen, gooide alleen maar olie op het vuur van de nationalisten.

De katholieken kwamen steeds luider voor hun eisen op. Zij werden geïnspireerd door de wereldwijde opkomst van de burgerrechtenbeweging in de jaren zestig (denk aan Martin Luther King in de Verenigde Staten). Ook in Noord-Ierland ontstond een geweldloze burgerbeweging, vooral onder de katholieken die de structurele discriminatie van de katholieke minderheid aan de kaak stelden. Zij wezen er op dat zij minder kansen hadden op de arbeidsmarkt, dat ze achtergesteld werden op de woningmarkt, dat ze te maken hadden met de Noord-Ierse politie die 90% bestond uit protestanten, en dat zij als gevolg van gerrymandering (het aanpassen van de grenzen van kiesdistricten in het voordeel van de machtigste partij) minder in te brengen hadden bij verkiezingen. Kortom: hier zien we de sociaaleconomische tegenstellingen als voedingsbodem van het conflict. De katholiek-nationalistische eisen waren legitiem, maar de vreedzame protesten zorgden niet voor verandering. Dat motiveerde de IRA om veranderingen met geweld af te dwingen.

Op 30 januari 1972 vond in Derry/Londonderry een demonstratie plaats van katholieken tegen de Britse bezetting, waarvoor de autoriteiten geen toestemming hadden gegeven. Het protest liep uit de hand. Britse soldaten openden het vuur en doodden 13 demonstranten. Deze Bloody Sunday was een van de dieptepunten van het geweld. Veel katholieken hadden aanvankelijk niet zoveel bezwaar tegen de komst van het Britse leger, omdat ze daarin ook een (neutrale) bescherming zagen tegen aanslagen van de protestanten. Maar na Bloody Sunday keerden zij zich nog meer tegen de Britse overheersing van Noord-Ierland. In maart van dat jaar besloot de Britse regering om het zelfbestuur van Noord-Ierland op te schorten: dat zou pas in 1999 terugkomen.

De Troubles en de grensregio

De escalatie van het conflict was duidelijk te merken bij de landgrens, die steeds meer gemilitariseerd werd: wachttorens, prikkeldraad, wegblokkades, het afsluiten van kleine grensovergangen, en steeds meer controle door (Britse) soldaten. Als gevolg van de Troubles  zijn 3500 doden gevallen: politieagenten, militairen, politici, burgerslachtoffers. Veel slachtoffers vielen bij en langs de grens. De geograaf Catherine Nash en de schrijver-onderzoeker Bryonie Reid documenteren in hun boek Partitioned Lives (2013) de persoonlijke verhalen van grensbewoners. Zoals van Brendan, een katholieke boer in het uiterste zuidoosten van de provincie Fermanagh in Noord-Ierland. Hij had land aangekocht aan de overkant van de grens, van een protestante boer die door de IRA was gedwongen om te vertrekken uit Ierland (volgens de protestanten was dit onderdeel van een politiek van etnische zuivering door de IRA). Brendan moest nu vaak de grens over om zijn land te bewerken, en dat was geen pretje:

‘For a long number of years it was pure hardship. There were two checkpoints
on a daily basis … If you had to go to Rosslea … from where I was living, you
used to have to go through a checkpoint … and when you went to the checkpoint
there was always three or four cars in front of you … and … there was an hour
wait at least at times. Going to … Mass on Sunday, it was a pure … hassle …
The same thing … with the kids when they were growing up … going through
checkpoints … buses being stopped and … even though the bus had passed two
minutes before to lift the children, up the road a bit, when he came back he still
had to show his license again.’

Of het verhaal van Sara, die altijd bang was om de grens te passeren, wetende dat een bom kon ontploffen, of iemand geraakt kon worden door een sluipschutter. Ze was een kind toen in 1990 toen een afschuwelijke aanslag plaatsvond. Van die aanslag was de katholiek Patsy Gillespie het slachtoffer. Hij werkte als kok op een Britse basis bij Derry/Londonderry. De IRA zag hem daarom als verrader. Zijn huis werd overvallen en terwijl zijn gezin onder schot werd gehouden moest Patsy plaatsnemen in een auto. Vastgeketend aan de stoel moest hij naar de grens rijden, in een auto vol explosieven. Leden van de IRA volgden hem op afstand om te controleren of hij de juiste route nam. Aangekomen bij de grens werd de auto van Patsy opgeblazen, waarbij hij en vijf soldaten werden gedood. Sara zegt daarover:

‘that’s the kind of memory I had of it …when that happened I always used to feel really frightened of it happening [again]’.

Dit een voorbeeld van een aanslag door IRA, maar er zijn 32 nationalistische en unionistische organisaties in kaart gebracht die betrokken waren bij het geweld. De kille cijfers zijn te vinden op de website Conflict Archive on the Internet (CAIN) van Ulster University (waarop veel achtergrondinformatie staat). Ongeveer 60% van de 3532 slachtoffers tussen 1969 en 2001 zijn gevallen door Republikeins geweld, 30% door Unionisten en 10% door Britse troepen. Ook buiten Ierland en het VK werden aanslagen gepleegd, zoals in Nederland. In mei 1990 werden in Roermond twee Australische toeristen doodgeschoten door de IRA, omdat zij werden aangezien voor Britse militairen die vlak over de grens in Duitsland gelegerd waren (Andere Tijden 2015).

In dit verhaal gebruiken we gemakkelijk de attributen ‘katholieken’ en ‘protestanten’, zoals te doen gebruikelijk in de literatuur. Maar het zijn (te) simpele etiketten, waarachter een wereld van diverse identiteiten schuilgaat, zo blijkt uit Partitioned Lives. Neem Gráinne, die opgroeit in Carlington, in het uiterste noordwestelijke puntje van Ierland, dicht bij de grens. In het stadje gingen de katholieken en de protestanten goed met elkaar om. Ze merkt in 2007 op dat de traditionele definitie van katholieken is veranderd, en dat de tegenstelling tussen katholieken en protestanten minder scherp is geworden: ‘what is a Catholic now?....if you go to Mass, are you Catholic, if you don’t go, are you a Catholic?’.

FOTO: GUS OWEN / WIKIMEDIA
Deze muurschilderingen dienden als zichtbare ankers voor de gemeenschap in Derry, en vormden tegelijkertijd krachtige symbolen van gedeelde identiteit en verzet te midden van de bredere Troubles

Net als Gráinne is Eamonn een katholiek, maar dan uit Noord-Ierland Hij heeft een duidelijke nested identity: een territoriale verbondenheid op verschillende schaalniveaus. Eamonn is geboren in een katholieke familie in Derry/Londonderry, die net als veel andere katholieken afstamt van migranten uit de nabijgelegen provincie Donegal, in Ierland. Hij heeft weinig binding met de rest van Noord-Ierland:

‘north-east Donegal is not only….our hinterland, but it’s our origin, it’s our base, it’s our roots’.

Weekendjes en vakanties werden gevierd in de badplaats Buncrana, in Donegal, op een half uur rijden van Derry/Londonderry. Althans, nu is dat een half uur, maar ten tijde van de Troubles moest je daar wachttijd bij de grens bij optellen. Volgens Eamonn heeft de harde grens er voor gezorgd dat de mensen van Donegal en van Derry/Londonderry met de ruggen naar elkaar kwamen te staan. Dat lijkt vreemd, omdat het gaat om katholieken onder elkaar. Maar Derry/Londonderry was een hotspot van spanningen in Noord-Ierland, met gevechten tussen de katholieke en protestante inwoners. De inwoners van Donegal hadden ook last van deze gevechten. Of ze nu katholiek of protestants waren: zij zagen alle inwoners van Derry/Londonderry als medeverantwoordelijken van de Troubles. Volgens Nash en Reid bestond er in Derry/Londonderry een ‘multilayered, second class-citizenship, a troubled sense of collective identity’. In de woorden van Eamonn: ‘Not accepted in the Republic, not accepted in Norther Ireland…just not accepted’.

Het is duidelijk dat de harde, militaire grens in deze periode steeds meer een mentale grens werd. Tegelijkertijd werd diezelfde grens vanaf 1973 meer doorlaatbaar, in economische zin,  toen het VK en Ierland lidstaten werden van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), wat nu de Europese Unie heet. In 1961 hadden beide landen het lidmaatschap al aangevraagd. Maar Frankrijk, onder leiding van president de Gaulle, blokkeerde tweemaal het lidmaatschap van het VK. De EEG vond dat beide landen tegelijk lid moesten worden, om complexe grenskwesties te voorkomen. Een plausibel standpunt, dat zijn waarde heeft behouden wetende dat decennia later de Brexit en de complexe ontvlechting van het VK juist bij de Ierse binnengrens problemen oplevert.

Het EEG-lidmaatschap was een enorme stimulans voor de economische relaties tussen Noord-Ierland en Ierland. De opname in de douane-unie van de EG, en zeker de invoering van de interne markt in 1993, met de vrije mobiliteit van goederen, diensten, mensen en kapitaal zijn van grote betekenis geweest. De ‘economische grens’ tussen Noord-Ierland en Ierland werd steeds zachter, terwijl dat in de jaren negentig moest samengaan met een harde ‘militaire grens’, die leidde tot extra wachttijden en kosten. Maar handel en arbeidsmobiliteit tussen Noord en Zuid zijn enorm toegenomen door de Europese integratie, zeker na het Vredesakkoord in 1998.

Toch was er ook sprake van economische divergentie, en wel op monetair gebied. Pas in 1928 bracht de Ierse vrijstaat zijn eigen munt in omloop, maar de waarde van dit Ierse pond was 1:1 gekoppeld de Britse pound sterling. Met het Britse pond kon je overal in Ierland betalen, maar het Ierse pond werd niet overal in het VK geaccepteerd. In 1979 werd deze koppeling van de wisselkoers opgeheven, omdat Ierland mee wilde gaan doen aan de Europese monetaire samenwerking, die toe langzaam op gang kwam. Die leidde uiteindelijk tot de introductie van de euro in Ierland: het VK bleef daar buiten. Het bestaan van twee munten is wel onhandig voor de zakenwereld, maar het is geen grote remmende factor op economische samenwerking. De politieke betekenis is groter: het loslaten van het Britse pond is een teken van de Ierse emancipatie, anderen zouden zeggen van de dekolonisatie.

Eindelijk vrede – maar tegenstellingen blijven

Het vredesproces werd ingeleid door een akkoord tussen de Britse en Ierse regering in 1993, waarin het zelfbeschikkingsrecht van het Ierse volk werd erkend. Een jaar later besloten de IRA en de paramilitairen van de unionisten om een wapenstilstand af te kondigen. In 1998 werden alle besluiten vastgelegd in het beroemde Goede Vrijdagakkoord, dat door vrijwel alle partijen werd ondertekend, op één na, de unionistische partij DUP, onder leiding van dominee Ian Paisly. Hij was een markante man met grote retorische gaven waarmee hij zijn afkeer van de katholieken goed kon overbrengen. Maar op latere leeftijd koos zelfs Paisly voor de vrede, en ging samenwerken met zijn vroegere vijanden. Op 81-jarige leeftijd werd hij premier van Noord-Ierland, met Martin McGuinness, een voormalig leider van de IRA als vice-premier.

Interessant is de externe druk van zowel de EU, als de VS (met veel Ierse migranten) op het vredesproces. Zo leidde de Amerikaanse senator George Mitchell de vredesbesprekingen. Mede door die druk werd in het Goede Vrijdagakkoord veel geregeld. Dit waren de belangrijkste besluiten:

  • Het zelfbeschikkingsrecht van de Ieren hield in dat het lot van Noord-Ierland in handen werd gelegd van de bevolking van Noord-Ierland. Indien bij een referendum een meerderheid kiest voor aansluiting bij Ierland dan moet ook het VK dat accepteren.
  • Ierland heeft de aanspraak op Noord-Ierland uit de grondwet geschrapt.
  • De macht van de Noord-Ierse regering en het Noord-Ierse parlement werd binnen het VK vergroot; macht werd uit Londen overgeheveld naar Belfast. Men spreekt ook wel van een devolutie van de macht. Een vorm van decentralisatie, maar nog altijd wel onder het formele gezag van de het VK. De uitvoerende macht van Noord-Ierland moest gebaseerd zijn op een deling van macht tussen de bevolkingsgroepen.
  • De instelling van een gezamenlijke minsterraad van Ierland en Noord-Ierland om grensoverschrijdende kwesties te bespreken.
  • Vreedzame samenwerking, en het inleveren van de wapens door alle paramilitaire organisaties.

Wat waren de gevolgen van dit akkoord? Het geweld stopte definitief, ook al zijn er ook na 1998 nog enkele slachtoffers gevallen, door aanslagen van de Real IRA, een kleine afsplitsing van de IRA. In de grensstreek verdwenen de wegblokkades, de wachttorens en de controleposten al snel. Verbindingen werden hersteld en bruggen herbouwd, tot grote vreugde van de grensbewoners. Dat wordt in 2006 verwoord door Olive, in het Ierse plaatsje Kiltyclogher. Dicht gelegen bij de grens was het een periferie van Ierland:

‘I suppose, our population has decreased, but it’s a much nicer place to live since the Troubles are over and the roads are open. Especially the roads open. I still get a thrill every time I cross that bridge down her from me, you know, such a lovely feeling….It was great excitement, it really was’ (Nash & Reid 2013).

De grens zelf is nog nauwelijks herkenbaar, maar er is wel een landschap van herinnering ontstaan, met restanten van de verdwenen grensbarricades en monumenten die de namen dragen van de doden die vielen.

Nash en Reid (1993) kwamen er door hun interviews achter dat veel protestanten in het grensgebied helemaal niet zo gelukkig waren dat de grens verdween: voor hen bood de bewaakte grens een bescherming door de aanvallen van de IRA. Bovendien hadden veel protestanten tijdens de Troubles de grensstreek verlaten, waardoor de overblijvers zich steeds meer geïsoleerd voelden. Het verdwijnen van de harde landgrens bracht de Ierse eenwording dichterbij, zo meenden zij.

Ook wordt uit het Partitioned Lives duidelijk dat segregatie en polarisatie in de grensstreek, maar vooral in Belfast, is blijven bestaan, en zelfs is versterkt. Er zijn nog steeds katholieke en protestante steden, dorpen en wijken, met hun eigen scholen, sportverenigingen en kranten. Het meest extreem is dat te zien in Belfast, waar op sommige plaatsen protestante en katholieke wijken door hoge muren en hekken van elkaar zijn gescheiden. Die werden opgetrokken tijdens de Troubles, en zijn na 1998 zelfs verhoogd (Staal 2018). Ze worden cynisch genoeg peace walls genoemd. Er zijn ook nu nog af en toe rellen in Belfast, bijvoorbeeld als de protestante Oranje Orde op 12 juli zijn jaarlijkse parade houdt, ter herinnering aan de Glorious Revolution en de Battle of the Boyne in 1688-1690.

De Nijmeegse student sociale geografie Ilse Staal (2017) deed onderzoek naar effecten van de opbouwprogramma’s van de EU en de andere externe partijen. De EU heeft in het kader van het gemeenschappelijke regionale beleid een speciaal potje voor grensgebieden. Daar heeft het Ierse grensgebied rijkelijk van geprofiteerd. Vanaf 1994 is veel geld gestoken in een speciaal programma voor Vrede en Verzoening (met een nog langere titel in het Engels, waarvan de voorletters leiden tot de programmanaam PEACE), in heel Noord-Ierland en in de grensstreek.

Tussen 1995 en 2020 is 2,6 miljard euro geïnvesteerd, vooral ter versterking van lokale projecten en ngo’s aan weerszijden van de grens, die bottom-up met initiatieven komen. Van dit bedrag is 1,6 miljard euro betaald door de EU. Ook na de Brexit gingen de projecten door. De opbouwprogramma’s worden positief beoordeeld. De subsidies versterkten de nog broze vrede: de economische vervlechting groeide en er kwam toenadering tussen de bevolkingsgroepen. Mede dankzij dit programma is de segregatie van middelbare scholen kleiner geworden; zo’n 8% van de scholen noemt zich nu integrated. Maar de rest van het middelbaar onderwijs en al het basisonderwijs is nog altijd gesegregeerd. Pas bij een vervolgopleiding ontmoeten (hoger opgeleide) jongeren elkaar.

Er is sprake van een broze vrede; één van haar geïnterviewden omschreef de huidige situatie als een ‘vreedzaam conflict’. Maar tot de Brexit was de balans overwegend positief: er was steeds meer toenadering tussen de bevolkingsgroepen en de economische vervlechting nam toe. Tussen 2000 en 2010 verdubbelde de handel tussen Ierland en Noord-Ierland (McCall 2011, Pollak 2011).

FOTO: JORDIGABARROLLOP / FLICKR
Peace wall in Belfast, die op meerdere plaatsen de katholieke en protestante wijken van elkaar scheidt

Een border identity is ontstaan

Nash en Reid (1993) ontdekten tijdens hun onderzoek dat er in het grensgebied een eigen identiteit is ontstaan, die de etnische identiteit overstijgt. Deze border identity wordt gevoed door het gemeenschappelijke verleden van geweld, maar ook door de perifere ligging van de grensstreek, ver van ‘Dublin’ en ‘Belfast’, de politieke en economische centra van beide entiteiten. Er is een breed gedragen gevoel dat de centrale regering geen oog voor de problemen in de grensstreek. Wat ook bindt is wat de auteurs border cuteness noemen: omgaan met de absurditeiten en gevolgen van de harde grens. Van spannende smokkelverhalen tot het afwegen van benzineprijzen en openingstijden van de pub aan weerszijden van de grens: ‘border people know the price of everything, and the value of everything as well’, aldus de geïnterviewde Mamie.

Paddy Logue is een voormalige katholieke priester die heeft gewerkt voor het mede door de EU gefinancierde PEACE-programma. In zijn boek The Border (1999, p. 9-10) refereert hij aan de gemeenschappelijke deler van de grensbewoners:

‘It is the people who live on the margins of the two states in Ireland, who more than any other have suffered structural neglect from both governments….And it is down to us, the Border People, the rural and the urban, the nationalist and the unionist, the Northerner and the Southerner, to make common cause in raising the issues of our social exclusion and reconciliation with the two governments and the European Union. It is down to us to exploit jointly and energetically the talents and resources and opportunities of our border region. Cross-border co-operation is an idea whose time has come’

De landgrens is dan wel zacht geworden, maar er zijn nog steeds grote verschillen tussen landen, die het wonen en leven in een grensstreek niet gemakkelijk maken. Dat is nu zo, maar dat was ook het geval toen het VK nog bij de EU hoorde. Dat is niet uniek, want hetzelfde zien we in het grensgebied tussen bijvoorbeeld Zeeuws-Vlaanderen en Belgisch Vlaanderen, waar de grensoverschrijdende contacten kleiner zijn dan je zou verwachten op basis van de interne markt en de vrije mobiliteit. Elk land heeft zijn eigen wetgeving op het gebied van sociale zekerheid, uitkeringen, hypotheekrenteaftrek, erkenning van diploma’s et cetera, waardoor wonen en werken in een grensstreek voordelen kan hebben, maar ook nadelen. En eerder besproken: het gebruik van twee valuta in de Ierse grensstreek is onhandig.

Brexit: verstoring van de relatieve rust

Tijdens het referendum op 23 juni 2016 stemde een kleine meerderheid (51,9%) van het Britse volk vóór de Brexit. Maar in Noord-Ierland lag het anders: 55,8% wilde juist lid blijven van de EU. De verschillen tussen de gemeenschappen waren groot: 60% van de protestante stemmers steunde de Brexit; bij de katholieke stemmers was dat maar 15% (Garry 2016). Deze uitkomst is niet vreemd: de katholieken hadden hun ogen vooral gericht op EU-lidstaat Ierland, waarmee zij in de EU wilden blijven.

De Britse regering had geen rekening gehouden met een overwinning van de Brexiteers, en had nog geen idee hoe de toekomstige relatie met de EU eruit zou moeten zien. Daarom duurde het nog bijna een jaar voordat de officiële brief naar de EU werd gestuurd waarbij de wens tot uittreding werd geuit. Maar het kon nog alle kanten uit, en in de publieke discussie werden de termen ‘harde Brexit’ en ‘zachte Brexit’ veelvuldig gebruikt. Bij een zachte Brexit zou het VK formeel uit de EU stappen, maar wel in de douane-unie blijven en vrijwel alle regels van de interne markt volgen (vergelijkbaar met Noorwegen en Zwitserland). Aan het andere uiteinde van het spectrum zou een harde Brexit inhouden dat het VK volledig zou breken met de EU, met de terugkeer van importtarieven en quota.

De status van de Noord-Ierse landgrens was cruciaal: bij een zachte Brexit was er niets aan de hand: formeel de buitengrens van de EU, maar boterzacht. Maar bij een harde Brexit zouden strenge grenscontroles aan de grens moeten worden komen: een schrikbeeld voor velen.

Daarom besloten het VK (onder premier Theresa May) en de EU een vangnet in te bouwen (de backstop): welke regeling er ook zou komen, de Noord-Ierse landgrens moest open blijven. En daarmee lag het grootste probleem op tafel, dat tot jarenlange vertraging van de Brexit zou leiden. Er moesten zaken verenigd worden, die niet te verenigen waren, omdat al snel bleek dat een zachte Brexit er niet in zat. Terwijl de EU unaniem de onderhandelingen inging, was de consensus in het VK ver te zoeken. Zo werd aan de EU voorgesteld om de backstop in tijd te begrenzen (in jargon: een ‘backstop van de backstop’), maar ook probeerde het VK om de vier vrijheden van de interne markt uit elkaar te spelen (wel vrij verkeer van goederen, niet van arbeid). Maar de EU hield voet bij stuk. Uiteindelijk bereikten de EU en het VK (onder premier May) een akkoord, maar dat kwam niet door het Britse parlement. Dat had ook te maken met tussentijdse verkiezingen, waarbij de conservatieve partij van premier May de meerderheid in het parlement was kwijtgeraakt, waardoor May voor gedoogsteun afhankelijk was van de DUP, de partij van de Noord-Ierse protestanten. May trad af, en droeg het stokje over aan partijgenoot Boris Johnson. Hij wist in december 2019 een nieuw akkoord met de EU te sluiten. Johnson claimde dit als een overwinning, terwijl in de praktijk niet zoveel was veranderd ten opzichte van oude akkoord. Het VK is uit de douane-unie en de interne markt gestapt, maar wel met een vrijhandelsovereenkomst met de EU, die zorgt voor tariefvrije en quotavrije handel van goederen. Zo’n regeling vereist echter nog altijd de controle van goederen op kwaliteit en veiligheid, en het invullen van douaneformulieren, in principe ook bij de landgrens tussen Noord-Ierland en Ierland.

FOTO: ERIC JONES/FLICKR
Juli 2018: In de grensplaats Jonesborough wordt geprotesteerd tegen de mogelijke komst van een harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland

Om dat te voorkomen is een oplossing voor Noord-Ierland bedacht, die EU-onderhandelaar Michel Barnier ‘de kwadratuur van de cirkel’ noemde. Dit is geregeld in een 45 pagina’s dik Iers/Noord-Iers protocol, als onderdeel van het gehele Brexitakkoord (177 pagina’s). Tot in detail zijn in het protocol zaken vastgelegd. Noord-Ierland heeft samen met de rest van het VK de EU verlaten, maar is in de praktijk onderdeel gebleven van de douane-unie en een onderdeel van de interne markt (goederenverkeer), waardoor de handel tussen Ierland en Noord-Ierland in principe niet hard wordt getroffen. Maar het bijzondere is dat Noord-Ierland ook in het Britse douanegebied is gebleven.

Wat zijn de ervaringen bij de uitvoering van het akkoord tot nu toe? De handel tussen het VK en het continent is nu omslachtiger geworden. Het was gebruikelijk dat vrachtwagens van en naar Ierland via het VK reden, maar dat levert nu veel papierwerk en mogelijke vertraging op. De Franse haven van Cherbourg wordt nu meer gebruikt, voor een rechtstreekse veerverbinding met Ierland. Maar de capaciteit van die haven is beperkt.

Volgens het protocol zou al het goederenvervoer tussen het VK en Noord-Ierland moeten worden gecontroleerd in Noord-Ierse havens. Een tijdrovende en kostbare zaak maar ook emotioneel beladen, vooral voor de unionisten, omdat Noord-Ierland de facto afdreef van het VK. De buitengrens van de EU lag nu in de Ierse Zee. Maar onder de nieuwe Britse premier Rishi Sunak besloten het VK en de EU in februari 2023 de regeling aan te passen. Het zogeheten Windsor Raamwerk splitst de goederenstroom in tweeën: producten die in Noord-Ierland blijven, worden in de lokale havens en vliegvelden afgehandeld via een groene lijn, terwijl goederen voor Ierland en andere delen van de EU een rood spoor volgen. Alleen de ‘rode goederen’ worden gecontroleerd. Mocht blijken dat ‘groene goederen’ op de Ierse markt komen, dan kan ook de groene lijn gecontroleerd worden. Zo’n systeem is alleen mogelijk als producten gelabeld worden. Waarschijnlijk krijgen de groene goederen een label met het opschrift ‘Not for EU’ – ook producten die in de rest van het VK verkocht worden.

Het akkoord is ruimschoots goedgekeurd door de EU en het Britse parlement. Slechts 22 leden van de Conservatieve Partij stemden tegen, onder wie oud-premier Boris Johnson. Ook de acht leden van de DUP stemden tegen. Deze partij speelt een marginale rol in het Britse parlement, maar heeft een grote invloed in Noord-Ierland.            

Overigens is in het protocol afgesproken dat de dubbele douanestatus van Noord-Ierland kan worden beëindigd als het Noord-Ierse parlement daartoe besluit. Dat mag op zijn vroegst eind 2024. Indien het parlement af wil van de regeling, dan geldt een overgangstermijn van twee jaar. Maar als besloten wordt om de dubbele status te handhaven dan wordt de regeling met acht jaar verlengd (Schmidt 2019).

In de overeenkomst tussen het VK en de EU is het vrij verkeer van diensten nog niet geregeld, en aan het vrij verkeer van arbeid is een einde gekomen (hetgeen leidde tot een tekort aan seizoenarbeiders in het VK). Daardoor is ook de arbeidsmobiliteit tussen Ierland en Noord-Ierland moeilijker geworden, en de landgrens in juridische zin dus harder geworden, ook al is dat niet zichtbaar bij grensovergangen.

Niet alleen in de relatie VK-EU is onrustig, ook lokaal zijn er ruzies. In april 2021 braken rellen uit in protestante wijken van Derry/Londonderry en Belfast: de unionisten waren erg ontevreden met de gevolgen van het Noord-Ierse protocol, dat in hun ogen moet verdwijnen. Hun belangen waren opgeofferd om de Brexit mogelijk te maken, zo hoorde je op straat. Er waren vermoedens dat de rellen zijn aangewakkerd door paramilitaire groepen die banden handen met de drugswereld. De rellen doofden weer uit, maar de onvrede bleef groot. Tijdens de Oranjemarsen een paar maanden later interviewde een reporter van The Guardian een unionistische demonstrant:

‘Our British sovereignty and status within the United Kingdom is in its greatest danger since the state of Northern Ireland was created 100 years ago…..What the IRA failed to do with bombs and bullets, an Irish pan-nationalist front that encompassed Washington and Brussels sought to accomplish with trickery….We can no longer stand idly by and accept this political assault on our democracy, by a group of foreign powers, driven by an anti-British agenda, and encouraged by elements within the establishment in the Republic of Ireland.’ (Carroll 2021).

De geïnterviewde persoon verwoordt de veelgehoorde mening dat de VS en de EU als externe krachten achter het Noord-Ierse protocol zitten (‘Irish pan-nationalist front’). De Amerikaanse president Joe Biden heeft immers Ierse voorouders, en de EU komt op voor de belangen van lidstaat Ierland, zo is de redenering.

Komt de Ierse eenwording dichterbij?

Tijdens het Brexit-proces klonk de voorspelling dat de eenwording nabij was. Men verwees naar de veranderende demografie van Noord-Ierland. In 1921 hadden de protestanten nog een duidelijke meerderheid, honderd jaar later niet meer. De volkstelling uit 2021 leert dat 41% van de Noord-Ieren zich katholiek noemt en 42% protestant. Het is opvallend dat zo veel mensen een religieuze identiteit opgeven, in een tijd van secularisatie in West-Europa. Blijkbaar staat het label religie voor een bredere identiteit. Op basis van deze demografische verschuiving rekenden nationalisten zich al rijk, wetend dat het Goede Vrijdagakkoord regelt dat de uitkomst van een volksraadpleging over eenwording moet worden gerespecteerd.

In december 2022 is de mening over eenwording onderzocht. Op de vraag ‘als er nu een referendum zou worden gehouden, wat zou u dan stemmen?’ gaf 50% van de Noord-Ieren aan in het VK te willen blijven, terwijl 27% een voorkeur had voor Ierse eenwording. Maar de religieuze facties denken heel verschillend over de kwestie. 79% van de protestanten (unionisten) wilde niets veranderen aan de status van Noord-Ierland, terwijl 55% van de katholieken (nationalisten/republikeinen) voorstander was van aansluiting bij Ierland. Uit ander onderzoek een jaar daarvoor bleek dat jongeren verhoudingsgewijs grotere voorstanders van eenwording waren. Er is toen ook gevraagd naar identiteiten. Bijna de helft gaf aan zich thuis te voelen bij een nested identity en zei zowel een Ierse als Britse identiteit te hebben, maar met wisselende eerste voorkeuren. Slechts 19% voelde zich alleen Iers, 23% alleen Brits. Gevraagd naar een eventuele nationalistische of unionistische identiteit gaf 42% (de grootste groep) aan zich met geen van deze groepen te identificeren.

BEELD: GEO C&M / HAYWARD & ROSHER

De scherpste kantjes van de tegenstellingen lijken wat te zijn afgesleten: een katholieke Noord-Ier is niet per definitie een nationalist en voorstander van Ierse eenwording. De demografische verschuiving ten gunste van de katholieken betekent dus niet automatisch meer voorstanders. Driekwart van de katholieken vindt dat er ooit een referendum moet komen, terwijl maar 39% van de protestanten dat vindt. Dat is niet verrassend. Maar haast is niet nodig, vindt ook twee derde van de katholieken. Uit onderzoek onder focusgroepen blijkt dat mensen graag meer willen weten over de mogelijke gevolgen van eenwording. Wat gaat dat betekenen voor de gezondheidszorg, werkgelegenheid en koopkracht? Er is veel interesse voor de ervaringen van de Duitse eenwording van 1990. De verschillen tussen de beide Duitslanden waren destijds echter veel groter dan tussen beide Ierlanden. Op dit moment draait de Ierse economie beter dan de Noord-Ierse.

Zeker zo belangrijk is de vraag wat op langere termijn de gevolgen van de Brexit zullen zijn. Vooralsnog lijken die voor het VK ongunstig. Mocht dat leiden tot grotere verschillen tussen Ierland en Noord-Ierland, dan kan de mening over een referendum snel veranderen. Er zijn nu vooral zorgen over jongeren in Noord-Ierse achterstandswijken. Zij zijn vatbaar voor avances van criminele bendes die zijn voortgekomen uit paramilitaire verenigingen. Gemaskerde jongeren uiten bedreigingen en plegen aanslagen op woningen. De organisaties waarvoor ze opereren, claimen te handelen vanuit politieke motieven, terwijl het in werkelijkheid gaat om misdaden. Af en toe laait het geweld weer op, maar net als tijdens the Troubles moet gewaakt worden voor eenvoudige verklaringen. Daarvoor is de situatie in Noord-Ierland te complex.

BEELD: GEO C&M / NISRA 2014
De religies van Noord-Ierland, 1861-2011, gebaseerd op volkstellingen. In 1981 was er in sommige delen een oproep om de vraag naar religie niet in te vullen, waardoor het aantal katholieken lager uitkwam dan verwacht, en het aantal ‘geen religie/niet ingevuld’ hoger was

We begonnen dit artikel met de vraag of de Noord-Ierse kwestie een godsdienstoorlog genoemd kon worden. Het antwoord is complex: achter religieuze identiteiten gaan tal van emoties en frustraties schuil: over het recht op zelfbeschikking, over uitbuiting en achterstelling, over verbondenheid met de natie waar je je thuis bij voelt. Hogere machten  hebben hun rol gespeeld, en Noord-Ierland tot een speelbal van de geschiedenis gemaakt. Het afschuwelijke geweld – vooral tijdens de Troubles – heeft diepe wonden geslagen, en het duurt generaties voordat de zwarte bladzijden kunnen worden omgeslagen. Er is sinds 1998 meer toenadering gekomen, maar daarnaast zien we dat separatisme hardnekkig is en bevolkingsgroepen zich blijven verschuilen achter peace walls. Vanaf 2016 loopt de olifant die Brexit heet door de spreekwoordelijke porseleinkast. Er is kans op een goede afloop, maar ook een kans op een ravage. Voorlopig moet het vraagteken in de titel van dit artikel maar blijven staan.

 

BRONNEN

  • Andere Tijden (2015) Op zoek naar terroristen. Documentaire te zien op www.anderetijden.nl
  • Anderson, J. & L. O’Dowd (2007) Imperialism and nationalism: The Home Rule struggle and border creation in Ireland, 1985-1925. Political Geography 26, 934-950.
  • BBC (2021) Twelfth parades across Northern Ireland ‘passed without incident’. Beschikbaar op www.bbc.com.
  • CAIN, Conflict Archive on the Internet, Ulster University. https://cain.ulster.ac.uk/
  • Carroll, R. (2021) Ignored, bullied, patronised: why loyalists in Northern Ireland say no to Brexit ‘betrayal’. The Guardian 12 juni.
  • Cohen, S. (2007) Winning while losing: The Apprentice Boys of Derry walk their beat. Political Geography, 26, 951-967.
  • Diener, A. C. & J. Hagen (2012) Borders. A Very Short Introduction. Oxford: University Press.
  • Dam, B. (2021) Pas op voor de schoonmaker. De Groene Amsterdammer, 12 augustus, 30-34.
  • Garry, J. (2016) The EU referendum Vote in Norther Ireland. Beschikbaar op www.niassembly.gov.uk
  • Hayward, K. (2021) The Irish border. London: Sage.
  • Hayward, K. & B. Rosher (2021) Political Attitudes in Northern Ireland in a Period of Transition. Research update 142, NILT. Beschikbaar op www.ark.ac.uk/NILT/
  • Heslinga, M.W. (1979) The Irish border as a cultural divide. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht (herdruk door Van Gorcum in 1979).
  • Logue, P. (1999) The Border. Dublin: Oaktree Press.
  • Lord Ashcroft Polls (2021) Ulster and the Union: the view from the North. Beschikbaar op www.lordashcroftpolls.com
  • Luyendijk, J. (2006) Het zijn net mensen. Amsterdam: Podium.
  • Mamadouh, V. & H. van der Wusten (2018) Van Brexit uit de EU naar exit Noord-Ierland? Geografie, 27, oktober, 8-11.
  • McCall, C. (2011) Culture and the Irish border: Spaces for conflict transformation. Cooperation and Conflict, 2, 201-221.
  • Morrow, D.C. (2019) Sectarism in Northern Ireland: a Review. Ulster University.
  • Murtagh, B., B. Graham & P. Shirlow (2008) Authenticity and stakeholder planning in a segregated city. Progress in Planning, 69, 41-92.
  • Nash, C. & B. Reid (2013) Partitioned Lives: the Irish Borderlands. Farnham: Ashgate.
  • NISRA (2014) Religion in Northern Ireland, 1861-2011. Northern Ireland Statistics and Research Agency. Beschikbaar op www.ninis2.nisra.gov.uk
  • Ó Grada, C. (1993) Ireland before and after the Famine: Explorations in Economic History.
  • Manchester: University Press.
  • Peeperkorn, M. (2021) Nu Londen Brexitafspraken blijft negeren, bereidt Brussel zich voor op het ultieme ultimatum. De Volkskrant, 29 september.
  • Pollak, A. (2011) Cross-border Cooperation as Part of the Irish Peace Process: Opportunities, Impacts and Challenges. Central European Public Administration Review, 2, 135-144.
  • Queen Mary University of London, The Irish Borderlands. http://www.irishborderlands.com/index.html
  • Schmidt, C. (2019) het Brexit-akkoord in vijf hoofdpunten: van backstop tot tampontaks. Trouw, 17 oktober.
  • Staal, I. (2017) The troubles with Brexit. The impact of External Economic Aid on Civil Society Building NGO's in Northern Ireland. Nijmegen: Radboud Universiteit.
  • Staal, I. (2018) ‘The troubles’ met Brexit. Geografie, 27, oktober, 12-14.
  • Staal, H. (2023) Noord-Ierse jongeren willen eindelijk wel eens échte vrede. NRC 8 april.
  • The Irish Times (2022) North and South – What people think, old in graphs, 8 december.
  • Trouw (1997) Londen erkent schuld Ierse hongersnood, 3 juni.
  • Wusten, H. van der (1977) Iers verzet tegen de staatkundige eenheid der Britse eilanden 1800-1921: een politiek-geografische studie van integratie- en desintegratieprocessen. Amsterdam: Sociaal-geografisch Instituut, publicatie nr. 3.