De hegemonie van het Engels

1 oktober 2018
Auteurs:
Virginie Mamadouh
Geografie, Planologie & Internationale Ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2018
taal
Groot-Brittannië
Kennis
Bij de certificering zijn de Engelse IELTS (British Council en Cambridge)
en de Amerikaanse TOEFL elkaars grote concurrenten.

De verengelsing in het Nederlandse hoger onderwijs leidt tot heftige discussies. Engels is een wereldtaal en haar mondiale spreiding door de eeuwen heen is ongeëvenaard. Hoe is het zover gekomen? Wat betekent dit voor de Britten? 

 

Engels is de moedertaal van bijna een half miljard mensen (derde na het Chinees en het Spaans) en tweede taal voor minstens zo velen als dominante of officiële taal in hun land. Engels is ook een veelgebruikte vreemde taal voor een groep minstens even groot als de eerste twee samen, omdat het de taal is van de internationale handel, van de internationale organisaties en verdragen, van de luchtvaart en internet, van transnationale media, van de academische wereld en veelal het hoger onderwijs. Dit verschaft Engelstaligen op allerlei manieren een voorsprong, maar tegelijkertijd missen ze ook wat. Taal is immers niet alleen een communicatiemiddel, het is ook een manier om een identiteit uit te drukken. Anderen kunnen zich onderscheiden met een eigen taal, maar Engelstaligen delen die met de rest van de wereld. 

Het Engels is genoemd naar de Angelen, een van de Germaanse volken die zich in de loop van de 5e eeuw, na het vertrek van de Romeinen, in Groot-Brittannië vestigden. Zij kwamen uit Angelen, een schiereiland in het noorden van Duitsland, nu in Schleswig Holstein, en verdrongen de Kelten naar de westelijke randen van het eiland. 

De taal kreeg vorm onder invloed van vele veroveraars: behalve de Angelen ook de Saksen en de Juten, de Vikingen en later de Normandiërs. Hoewel Engels doorgaans als Germaanse taal geclassificeerd wordt (met Fries als naaste verwant), zijn de invloeden van Frans en Latijn zo groot dat sommigen Engels zien als een brugtaal tussen Germaanse en Romaanse talen. Door de leenwoorden van beide zijden heeft het Engels een zeer uitgebreide woordenschat met vaak twee woorden voor (bijna) hetzelfde (zoals freedom en liberty voor vrijheid) en een gemengde afkomst voor verwante begrippen (zoals het Germaanse tooth maar het Romaanse dentist). De spelling is al vroeg vastgelegd, maar door latere veranderingen in uitspraak hebben spelling en klank weinig met elkaar te maken. Waar het Engels wellicht makkelijk te leren is omdat het geen geslacht, geen naamvallen en weinig vervoegingen kent, is het qua spelling, uitspraak, woordenschat en idiomen juist erg lastig. 

Engels is lange tijd een ondergeschikte taal geweest. De adel sprak Frans en men schreef in het Latijn. In de 15e eeuw werd de Chancery Standard ontwikkeld, die de overheid gebruikte en die steeds meer ingeburgerd raakte en prestige kreeg. In 1611 verscheen de King James-versie van de Bijbel – nog steeds de standaard voor vele Engelstalige kerken – en met de drukkunst rukte het Engels op, net als andere nationale talen in Europa.

BRON: WIKIPEDIA.ORG
Figuur 1: Landen die Engels als officiële dan wel de facto dominante taal hebben

Kolonisatie 

Het Engels won ook terrein in de Keltische gebieden die de Engelsen veroverden, en verdrong het Welsh en het Iers op de Britse eilanden. Met de dominantie van de Britse marine, handelsposten en territoriale claims overzee werd het Engels wereldwijd verspreid. Het Britse koloniale rijk was veruit de grootste macht in de 19e eeuw en daarmee is de taal geworteld, vooral in vestigingskoloniën in Noord-Amerika en in Oceanië. De opkomst van de Verenigde Staten als wereldmacht vanaf de Eerste Wereldoorlog deed de rest. De industriële en commerciële macht van de VS gaf een boost aan de spreiding van het Engels, net als de groeiende rol van de Amerikanen in de internationale politiek. Bij de vredesconferentie van Versailles in 1919 zorgde de Amerikaanse president Wilson dat Engels een werktaal werd, naast Frans, dat tot dan toe de taal van de diplomatie was. Engels is de taal van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1945 en ook de belangrijkste werktaal van de Verenigde Naties en haar vele organisaties, en van regionale verbanden, zelfs van sommige waar het Engels in geen van de lidstaten dominant is, zoals in Zuidoost-Azië (Asean). 

Met nazi-Duitsland en de vlucht van veel Duitstalige academici naar Noord-Amerika verloor het Duits zijn status als wetenschapstaal en begon de opmars van het Engels in dit domein. Hollywood, de televisie en popmuziek waren evenzovele vehikels voor de Engelse taal, net als de transnationale media en later internet, dat in de VS tot stand kwam met aanvankelijk enkel Engelstalige content. Mondialisering of globalisering wordt soms omschreven als Amerikanisering vanwege de verspreiding van de Amerikaanse cultuur, waarden en normen en vooral de Amerikaanse taal – dat wil zeggen een Amerikaanse variant van het Engels. Sommigen, zoals de Britse taalkundige Robert Phillipson, spreken van taalkundig imperialisme, omdat met de taal Amerikaanse belangen gediend worden.

Hegemonie 

Ruim 50 staten en 25 afhankelijke gebieden spreken nu Engels (figuur 1). Bij de onafhankelijkheid van vestigingskoloniën, waarvan de Verenigde Staten de eerste waren, bleef Engels de dominante taal, vaak zonder officiële status, net zo min als in het Verenigde Koninkrijk. Bij de dekolonisatie van India en andere gebieden in Azië en Afrika werd Engels vaak officiële taal: deels omdat de elite in het Engels was geschoold en deels om internationale netwerken intact te houden (inclusief toegang tot het hoger onderwijs in het VK en de VS). Maar vaak ook om conflicten te vermijden tussen taalgroepen binnen de nieuwe staat, die met elkaar zouden kunnen botsen om de eigen taal als nationale taal naar voren te schuiven. Zo besloot India het Engels ‘tijdelijk’ als werktaal te handhaven, maar heeft ze dit voor de goede vrede zo gelaten. Inmiddels is er ook een behoorlijke groep Indiërs ontstaan met Engels als moedertaal. In dit wereldwijde proces is de Engelse taal veranderd. De gebruikers hebben zich de taal eigen gemaakt en er zijn steeds meer varianten gekomen. Wíj kennen vooral de verschillen tussen Brits en Amerikaans Engels, maar er is ook een Canadese en een Australische standaard. De Indiase taalkundige Braj Kachru onderscheidde in de jaren 1980 binnen de Engelse talen – de World Englishes – drie kringen. De binnenkring omvat het VK en de voormalige vestigingskoloniën, de buitenkring voormalige koloniën zoals India, Jamaica en Nigeria, en de uitdijende kring bestaat uit landen waar Engels steeds belangrijker wordt, zoals Israël en Nederland. Volgens Kachru zet de binnenkring de standaard, al is het Engels een polycentrische taal met minstens twee zeer krachtige normen: Brits en Amerikaans Engels. De buitenkring ontwikkelt langzaam eigen standaarden, en de uitdijende kring is afhankelijk van de standaard uit de binnenkring. Vreemdetalensprekers willen de spraak van moedertaalsprekers namelijk zo veel mogelijk kopiëren. 

Taal is business 

De uitstraling van de Engelse taal levert veel banen op: taalboeken, -cursussen en -scholen, leraren over de hele wereld, tolken en vertalers, eindredacteurs en ook certificering van de taalkennis van anderstaligen. De sector draagt naar schatting 1 miljard Britse pond bij aan de economie van het VK. De British Council is daarin een zeer grote speler, met Amerikaanse instituties als serieuze concurrenten. Ook trekken Britse, Amerikaanse, Australische en andere Engelstalige universiteiten (sommige Nederlandse proberen dat ook) grote aantallen buitenlandse studenten. Daarnaast hebben ze dependances geopend in China en in de Golfstaten. 

Taal en arbeidsmarkt 

Kennis van de taal heeft het VK aantrekkelijk gemaakt voor hoogopgeleide migranten: er komen studenten uit de hele wereld naar Britse universiteiten – deels vanwege hun grote reputatie (Oxford en Cambridge prijken bovenaan alle rankings), deels vanwege de taalkundige toegankelijkheid. Toen de Europese Commissie de uitwisselingsprogramma’s Socrates en Erasmus lanceerde om Europese studenten te stimuleren een semester of meer in een ander land te studeren, bleek dat eenrichtingsverkeer. Grote stromen studenten meldden zich om in Groot- Brittannië of in Ierland te studeren, maar omgekeerd gebeurde dat maar zeer beperkt. Nederlandse universiteiten begonnen Engelstalige cursussen te ontwikkelen voor studenten die korte tijd zouden komen studeren en niet noodzakelijkerwijs geïnteresseerd waren in de Nederlandse taal, maar wellicht wel in de Nederlandse sociale geografie of planologie. 

De kennis van de Engelse taal, en de soepele Britse regelgeving aangaande arbeidsmarkt en vestigingsbeleid hebben veel jonge hoogopgeleiden uit Zuid- en Oost-Europa naar Londen gelokt. Althans tot voor kort, want dit is drastisch veranderd onder het bewind van Theresa May als minister van Binnenlandse Zaken. De regels zijn veel strakker geworden en een reeks schandalen wijst erop dat de EU- en Windrush-migranten (uit de toenmalige Britse Cariben, genoemd naar het schip waarmee velen in de jaren 1950 naar Engeland kwamen) zich in een kafkaiaanse situatie bevinden. Ze moeten, maar kunnen vaak niet aantonen hoe lang ze al in het VK wonen en werken. 

Polen, Fransen, Spanjaarden en Italianen volgden in grote aantallen de Ieren en de immigranten van voormalige koloniën (vooral uit Zuid-Azië, Oost-Afrika en het Caribisch gebied). The City rekruteerde voor haar specifieke arbeidsmarkt over de hele wereld, en Londen is bij uitstek een stad van expats (figuur 2 op pag. 35). Men werkt in het Engels, maar Britten zijn er nauwelijks meer. De Europese migratie – vooral vanuit de nieuwe lidstaten na 2004 – en de onmogelijkheid om deze te beperken binnen de Europese interne markt, werden veelvuldig genoemd als argument in de Leave-campagne.

Anders dan in de overige West-Europese landen zijn migranten in het VK vaak snel in staat goed betaalde banen te bemachtigen, omdat zij het Engels bij aankomst al beheersen. Maar dit geldt niet voor alle migranten. Volgens de census van 2011 spreekt bijna 2% van de bevolking in Engeland en Wales geen of erg weinig Engels; het gaat om een op de tien inwoners van oude stadswijken. En 4 miljoen mensen hebben een andere hoofdtaal dan Engels; ze spreken Pools, Punjabi, Urdu, Bengali, Gujarati, Arabisch, Frans enzovoorts. Ook het VK worstelt met taalbarrières bij de integratie van migranten. De Britten zijn bezorgd over de geringe kennis van de landstaal onder sommige nieuwkomers, over de extra aandacht die nodig is voor kinderen die de school binnenkomen zonder kennis van de landstaal, en over de buitenlandse invloeden op het taalgebruik.

overstroming
Figuur 2: Talen in Londen

De EU 

Engels is betrekkelijk laat een rol gaan spelen bij de Europese eenwording, namelijk met de toetreding van het VK en de Ierse Republiek in 1973. Tot dat moment was Frans de werktaal van de EEG, terwijl heel wat diplomaten drie of zelfs alle vier officiële en werktalen spraken (Frans, Duits, Italiaans en Nederlands). Met de eerste uitbreiding groeide de twijfel over de praktische haalbaarheid van een taalregime waarin alle officiële talen gelijk waren. De Denen, die samen met de Britten en de Ieren ook over hun toetreding onderhandelden, stelden toen voor om de zaak te versimpelen en alleen Frans en Engels te gebruiken. De Franstaligen moesten dan wel beloven Engels te spreken en de Engelstaligen Frans, zodat niemand het voordeel van de eigen moedertaal zou hebben. Dat voorstel haalde het niet en Engels en Deens werden twee nieuwe talen van de EU. Inmiddels is het aantal officiële en werktalen opgelopen tot 24, inclusief erg kleine ( gelet op het aantal sprekers) zoals het Maltees en het Ests. De EU-instellingen hebben allerlei regelingen getroffen over het gebruik van de werktalen: het volledigst in het Europees Parlement, want daar kunnen dankzij tolken en vertalers alle 24 talen gebruikt worden; alleen Engels bij de Europese Centrale Bank; en drie werktalen bij de Commissie: Engels, Frans en Duits. Maar de verhoudingen tussen de talen is ingrijpend veranderd, ook dankzij de uitbreiding van 1995 met Zweden en Finland en later de Oost-Europese landen. Bij de Commissie, op haar website, en in de informele communicatie bij andere instellingen laat het Engels het Frans ver achter zich. Alleen aan het Hof van Justitie kiest men per procedure een van de 24 talen als werktaal en is Frans de spiltaal. 

Kortom, in de EU geldt: hoe meer lidstaten met ieder eigen talen, des te meer er Engels gesproken wordt. Dit leidt tot vervreemding – ook onder Engelstaligen. Het jargon van de EU-wetgeving en politieke besluitvorming wordt denigrerend Eurospeak genoemd, oftewel: verwarrend en onnodig complex. Het Engels in Brussel wordt gebruikt in een heel andere politieke, juridische en ambtelijke cultuur die flink afwijkt van de Common Law en de Britse mores. Zo is het ambtelijk apparaat van de Commissie op Franse leest geschoeid, en het monetair beleid op Duitse leest. Dat merken ook de vertalers van de kandidaat-lidstaten bij de vertaling van de acquis communautaire, de Europese wetgeving die zij moeten aanvaarden. Zo wil de overlevering dat de Finnen er niet uit kwamen totdat ze de Franse versie erbij pakten en vertalers Frans-Fins erbij betrokken. 

Na de Brexit 

Heel even ontstond er na juni 2016 enige commotie over de gevolgen van de Brexit voor de Engelse taal als de facto gemeenschappelijke taal in EU-kringen. De Britten berichtten gretig over Franse politici die zouden beweren dat het Engels de status van officiële en werktaal van de EU kwijt zou raken, omdat er na het vertrek van het VK geen lidstaat meer was om het te verdedigen. Ook werd in Groot-Brittannië gevreesd dat de onderhandelingen over de Brexit in het Frans moesten worden gevoerd, toen de Franse politicus (en voormalige commissaris) Michel Barnier tot onderhandelaar aan EU-zijde werd benoemd. De historische vijandigheid tussen Frankrijk en Engeland wordt in Dover nu eenmaal meer levend gehouden dan op het vasteland. Aan de andere kant neemt het vertrek van de Britten het ongemak en de machtsongelijkheid weg die in interacties tussen moedertaalsprekers en anderen altijd opspeelt. Straks communiceren de meeste Europeanen in een tweede taal met mede-Europeanen – alleen een handvol Engelstalige Ieren heeft een voorsprong. Engels wordt voor het eerst echt een lingua franca, een neutrale communicatietaal die van iedereen is. Wat ook blijft, is de enorme hoeveelheid banen in de taalsector voor moedertaalsprekers van het Engels, in het bijzonder Britten met het sociaal meest gewaardeerde accent. De behoefte aan de Britse input zal vanwege die banenmarkt onveranderd groot blijven. 

Al met al zal Brexit dus weinig veranderen aan de dominantie van het Engels in de communicatie tussen Europeanen. Het zal ook weinig veranderen aan de gevoelens van vervreemding bij de Britten. Het Engels behoort de Engelsen al lang niet meer exclusief toe.