De ideale pas

1 september 2018
Auteurs:
Frank van Dam
Senior wetenschappelijk onderzoeker Landelijk gebied bij PBL
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2018
Blog: Fietslandschappen
Opinie
FOTO: FRANK VAN DAM

Klimmen is leuk, ook al is het vermoeiend en soms loodzwaar. Ik ben een intrinsiek lui persoon, dus het is op zijn minst curieus dat ik het zo leuk vind, klimmen. Zijn het de endorfines, of is er meer? Ja, er is meer. Het beklimmen van een berg geeft een diepe bevrediging. De lichamelijke inspanning, de trots van de zelfoverwinning, de wisselende uitzichten, het langzaam veranderende en steeds woester wordende landschap, de dalende temperatuur en de verslavende en enigszins curieuze combinatie van gedachtenloosheid en wijd openstaande zintuigen. Hier en nu, meer is er niet.

De mooiste klimmen voldoen wat mij betreft aan vijf criteria. Ten eerste de aanwezigheid van haarspeldbochten. Hoe meer hoe beter. Recht omhoog kijken en zien: daar moet ik naartoe, en recht naar beneden kijken en weten: daar kwam ik vandaan. De visuele confrontatie met de hoogteverschillen. En de korte momenten van fysieke ontspanning in de buitenbocht van de haarspelden, die ook natuurlijk.

Ten tweede de mogelijkheid om aan een andere kant van de klim weer naar beneden te suizen. Ik fiets veel liever over een bergpas dan naar een bergtop. Dat zal de geograaf in mij zijn, die de weg ziet als een verbinding tussen twee punten, en de pas als een noodzakelijk te overbruggen hindernis om die twee punten met elkaar te verbinden. De top is niet het einde maar het midden. Ten derde en vierde: de lengte en het hoogteverschil van de klim. Hoe langer en hoe hoger (in elk geval voorbij de boomgrens), des te beter. Dit het liefst gecombineerd: niet te steil graag. Tot slot moet de pas op een landgrens liggen. Afgelopen juni fietste ik over de ideale bergpas: de Col du Petit-Saint-Bernard in Frankrijk. Vanuit Bourg-Saint-Maurice, in het dal van de Isère, voert die 30 kilometer lang rustig (5-6%) naar 2188 meter hoogte. De eerste 22 kilometer haarspeldgewijs omhoog door bossen, velden en weilanden, de laatste 8 kilometer door een woest hooggebergtelandschap met wanden van sneeuw langs de weg. Het geruis van smeltwater, het gefluit van bergmarmotten. Op de top de grens met Italië en een machtig uitzicht op de Mont Blanc. Vervolgens weer kilometers lang kronkelend naar beneden, naar de Valle d’Aosta. Schitterend.

De top is niet het einde
maar het midden