Diversiteit als trots en schaamte
Donya Ahmadi promoveerde op diversiteit en beleid in de Torontose wijk Jane-Finch. Diversiteit blijkt lang niet altijd positief op beleid uit te werken. Achter het vieren van zulke diversiteit schuilt een werkelijkheid van discriminatie en ongelijkheid gebaseerd op etniciteit, klasse en gender. Dit speelt zich niet alleen af bij het schrijven en uitvoeren van stedelijk beleid maar weerspiegelt ook de onderlinge interactie tussen verschillende inwoners van Jane-Finch.
Steden staan bekend om de diversiteit van hun inwoners en kosmopolitische karakter. Het samenkomen van verschillende culturen, levensstijlen en identiteiten was onderdeel van Louis Wirth’s sociologische definitie van stedelijk leven en is zowel gevierd als verketterd. Na de de-industrialisatie, de opkomst van de diensteneconomie en doorzettende neoliberalisering sinds de jaren ’80 wordt het kosmopolitische karakter van de stad door voorstanders van de creatieve economie als Richard Florida gelauwerd. Het is een voedingsbodem voor innovatie, trekpleister voor talent en dus aanjager van de economie. Een goed voorbeeld is Toronto, volgens Canadese statistieken de meest diverse stad ter wereld waar in 2011 46 procent van de inwoners in het buitenland was geboren. Diversiteit staat centraal in het imago van de stad die zichzelf promoot onder de leus ‘Diversity: Our Strength’.
Maar volgens Donya Ahmadi is deze viering van diversiteit zeer selectief. In haar proefschrift ‘Living with diversity in Jane-Finch’ onderzoekt ze hoe diversiteit in Toronto gevierd wordt, terwijl minderheden en sociaal zwakkeren in een achterstandswijk als Jane-Finch nog altijd worden gestigmatiseerd in relatie tot hun huidskleur, cultuur, klasse en gender. Ahmadi vraagt zich af hoe diversiteit tegelijkertijd voor trots en schaamte kan zorgen en hoe de scheiding tussen gewenste en ongewenste diversiteit vorm wordt gegeven.
Via uitgebreid kwalitatief onderzoek in de naoorlogse modernistische wijk richt ze zich specifiek op drie uitingsvormen van diversiteit. Diversiteit als discourse waarin zowel de taal van beleidsdocumenten en beleidsmakers als inwoners van Jane-Finch worden onderzocht. Diversiteit als sociale werkelijkheid, betreffende de karakteristieken die een wijk als diversiteit aanwijzen, en diversiteit als praktijk, dus het beleid, de programma’s en uitvoering omtrent het beheren van diversiteit.
Discourse
Ahmadi stelt vast dat diversiteit als discourse vooral wordt gevierd door beleidsmakers wanneer het positief op de stad uitstraalt. Diversiteit wordt dus instrumenteel ingezet om internationale investeringen aan te trekken en als het een bijdrage levert aan de stedelijke economie. In dit discourse ontstaat een impliciet onderscheid tussen gewenste en ongewenste diversiteit, tussen zij die bijdragen aan de economie en zij die niet bijdragen aan de stedelijke concurrentiepositie, zoals daklozen, etnische armen en zij die leven van een uitkering.
Inwoners van Jane-Finch delen deze positieve opvatting over diversiteit, maar in conflictsituaties spelen vooroordelen omtrent etniciteit, klasse en gender nog altijd een belangrijke rol. Op het niveau van discourse, concludeert Ahmadi, verhult diversiteit de onderliggende machtsstructuren die de essentie van identiteiten in stand houdt en voorkomt zo het ontstaan van rechtvaardigere en gelijkwaardigere verhoudingen.
Sociale werkelijkheid
Als sociale realiteit, vervolgt Ahmadi, blijft diversiteit hangen in de beschrijving van verschillende culturen en etniciteiten in de wijk Jane-Finch. Achter de focus op deze karakteristieken verschuilt zich een interne variatie waarin een rangorde gebaseerd op geslacht, seksualiteit, leeftijd en andere factoren bestaat. Diversiteit stijgt vaak niet boven het beschrijven van culturele en etnische verschillen uit. Bovendien slaagt het er ook niet altijd in om de aangegeven complexiteit binnen deze categorieën te benoemen. Hierdoor werkt de term vooral beschrijvend, maar is volgens Ahmadi analytisch zwak.
Diversiteit, stelt Ahmadi daarom, moet geaccepteerd worden als demografische werkelijkheid. Als situatie kan dit vervolgens benaderd worden met een concept dat zulke interne variatie en het samenspel tussen verschillende identiteiten kan benoemen en verklaren. Intersectionaliteit, dat in tegenstelling tot diversiteit de verschillende categorieën van het individu en de daarmee samenhangende privileges en zwakheden omarmt, is in staat om de analyse te verbreden. Hierdoor worden de structurele ongelijkheden die de sociale werkelijkheid vormgeven onderdeel van de analyse.
Beleid
Als laatste behandelt Ahmadi diversiteit in de praktijk. Voor zowel stedelijk beleid als gemeenschapsprogramma’s staat diversiteit zowel nadrukkelijk als stilzwijgend op de agenda. Maar weer gebeurt dit zonder de benodigde aandacht voor ongelijkheid en machtsstructuren die ten grondslag aan sociale uitsluiting en segregatie liggen. Behalve als economisch instrument wordt de term ook gebruikt om beleid en sociale problemen te individualiseren. De aandacht ligt dus niet langer op gedeelde ervaringen zoals racisme, seksisme en discriminatie maar zijn eigenschappen van een uniek individu in een plurale samenleving. Hiermee onderstreept Ahmadi nogmaals dat diversiteit onderliggende ongelijkheid buiten beeld laat.
Diversiteit laat onderliggende ongelijkheid buiten beeld
Ahmadi concludeert dat de omarming van diversiteit in een neoliberale context leidt tot uitsluiting van hen die geen economische waarde hebben. Ruimtelijk gezien levert dit een levendig en divers stadscentrum op voor de ‘creatieve klasse’, terwijl er concentraties van lagere inkomens en achtergestelde nationaliteiten ontstaan in de ‘inner-suburbs’ van Toronto. Achter het vieren van zulke diversiteit schuilt een werkelijkheid van discriminatie en ongelijkheid gebaseerd op etniciteit, klasse en gender. Dit speelt zich niet alleen af bij het schrijven en uitvoeren van stedelijk beleid maar weerspiegelt ook de onderlinge interactie tussen verschillende inwoners van Jane-Finch. Zulke structurele zaken kunnen volgens Ahmadi aangepakt worden via, onder andere, ingrepen in de publieke ruimte en financiering voor gemeenschapsinitiatieven om daadwerkelijke interactie tussen verschillende groepen te faciliteren. Een voorwaarde voor succesvol ingrijpen is het expliciet benoemen en aanpakken van deze onderliggende structuren.
Bijlmer en Ballymun
De onderliggende problematiek is niet uniek voor Toronto en Jane-Finch. In het persbericht dat verscheen met Ahmadi’s promotie werd de link met de Amsterdamse Bijlmer gelegd. Daar worden sociale huurwoningen gesloopt om meer diversiteit te stimuleren, maar de conclusies uit Toronto stemmen niet hoopvol als er geen aandacht wordt besteed aan bestaande vooroordelen en discriminatie op basis van etniciteit, gender en inkomensklasse. Uit mijn eigen onderzoek in Ballymun, Dublin – van origine net als Jane-Finch en de Bijlmer gebouwd als modernistische wijk – blijkt eveneens dat inwoners negatieve beelden langs zulke vooroordelen reproduceren, en dat het idee van onrust en onveiligheid op straat dat daarmee samenhangt leidt tot zelfuitsluiting.
Daarnaast kampten gemeenschapsinstellingen in Ballymun veelal met dezelfde problemen als die Ahmadi in Jane-Finch beschrijft. In toenemende mate competitieve financiering leidt tot onzekerheid in het aanbieden van diensten, toenemende invloed van geldverstrekkers en een gefragmenteerd aanbod. Tegelijkertijd zorgt de neoliberale trend van individualisering voor het projecteren van verschillende problemen zoals armoede, werkeloosheid en huisvesting als individuele kwestie. Deze individualisering verbloemt de rol van structurele processen, waarin afkomst, territorialiteit, klasse, leeftijd, etniciteit en gender een rol spelen, waar deze problemen uit voort komen.
Discriminatie blijft
De problemen die Ahmadi terecht identificeert in de diversiteitscontext van Toronto – het depolitiseren van ongelijkheid, het individualiseren van problemen en het scheppen van een zogenaamde machts- en waardeneutrale stedelijke ruimte – komen voort uit de wijdere neoliberale trend. Aangezien diversiteit de term is waarmee Toronto zich aan de wereld verkoopt is dit het terrein waarin deze fenomenen opduiken. Maar in een breder kader zijn het symptomen van een, in de woorden van Saskia Sassen, onderaardse trend die zich lokaal in een context-specifieke vorm tonen.
En dus beschermt diversiteit in de context van Toronto niet tegen de problemen, zoals die ervaren worden door achtergestelde groepen in andere steden. Het pretendeert verschillen te accepteren en waarderen, maar alleen zolang het binnen bepaalde consumptie- en leefpatronen valt. Daarbuiten blijkt diversiteit vooral een neoliberale term die met trots gebruikt wordt om investeringen aan te trekken en structurele problemen verbloemt, en die bovendien draait om het stedelijk imago in plaats van rechtvaardigheid. Dit houdt discriminatie in stand terwijl economisch voordelige diversiteit op een voetstuk wordt geplaatst.