1 september 2023

Donkere wolken boven het Heuvelland

Dit artikel is verschenen in: geografie september 2023
waterveiligheid
Kennis
De overstroomde Geul in het centrum van Valkenburg (15 juli 2021).

Op 14 en 15 juli 2021 richtten overstromingen op tientallen plaatsen in de Eifel, de Ardennen en de uitlopers daarvan in het Limburgse Heuvelland enorme schade aan. Belangrijker nog dan de vraag hoe dit kon gebeuren, is de vraag of en hoe zulke overstromingen te voorkomen zijn.

 

Meer dan tweemaal de inhoud van het stuwmeer achter de dam bij Eupen (B), oftewel 53 miljoen m3.  Dat was de hoeveelheid neerslag die het stroomgebied van de Geul (340 km2) op 13 en 14 juli 2021 te verstouwen kreeg. Ook de Ardennen en de Eifel beleefden heftige regenval, gevolgd door catastrofale overstromingen. Daar vonden meer dan tweehonderd mensen de dood en bedroeg de materiële schade 40 miljard euro. In Zuid-Limburg vielen geen dodelijke slachtoffers, maar de totale schade liep op tot minimaal 400 miljoen euro.

Tot dusver werd de kans op de hoeveelheid neerslag die viel op 13-14 juli 2021 geschat tussen de 1:100 tot 1:1000 per jaar. Uit diverse publicaties blijkt dat klimaatverandering deze kans heeft vergroot; de schattingen lopen uiteen van 20% tot een factor 9.Wat staat ons te doen om zulke overstromingen in de toekomst te voorkomen? In de discussie over oplossingen wordt herhaaldelijk verwezen naar ‘natuurinclusieve maatregelen’. Geef de rivier haar natuurlijke bedding terug en hanteer het ‘sponsprincipe’ om water langer in het stroomgebied vast te houden.

Het opmerkelijke is dat tijdens de hoogwaterperiode half juli slechts een derde (32%) van de neerslag in het stroomgebied van de Geul de monding van deze rivier bereikte. Waar bleef de rest van het water? Is dit een aanwijzing dat de natuur in het stroomgebied van de Geul haar werk al doet? Of dat ze juist tekortschiet en aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn? En om welke maatregelen gaat het dan?

Reliëf en grondgebruik

Hoe steekt de waterhuishouding in het stroomgebied van de Geul in elkaar? Het Zuid-Limburgse Heuvelland is een uitloper van Europese middelgebergten, heuvelachtige hoogvlakten van waaruit tientallen kleine rivieren ontstaan, zoals Geul, Ahr en Vesdre. Deze worden gevoed door honderden beken. In het geval van de Geul zijn dat bijvoorbeeld de Gulp, de Selzerbeek en de Eyserbeek. Op de plateaus en in de benedenloop zijn de dalen tamelijk breed. Daartussenin zijn gebieden met smalle, kronkelende en steile dalen. Gemiddeld voert de Geul 2,8 m3 water/seconde af. In de overstromingsperiode liep dat in Valkenburg op tot 130 m3/sec.

Oorspronkelijk waren de plateaus bedekt met loofbossen en uitgestrekte venen en ook de hellingen waren bebost. Hier stroomde het water traag ondergronds omlaag. De dalvlaktes waar het water weer bovengronds kwam, waren dan ook drassig. Hier ontstonden waterloopjes (haarvaten) die de rivieren voedden. Deze vonden hun weg door bossen en grazige gebieden om vervolgens meanderend door de dalvlakte de monding te bereiken.

Door de eeuwen veranderden grote delen van de oorspronkelijke bossen en venen in productiebos, akkerland en weiland. Moerassige gebieden werden voor de landbouw gedraineerd en op de plateaus en in de dalen ontwikkelden zich dorpen en kleine steden (figuur 1).

Vooral op maisakkers, die een deel van het jaar onbegroeid zijn, treedt verslemping op. Onder invloed van de zon vormen de fijnste deeltjes van de bodem een dichte harde en ondoordringbaar laag. Neerslag stroomt hierover in zeer korte tijd af naar beken en rivieren. Datzelfde gebeurt in de bebouwde omgeving en op de wegen.

BRON: RAPID ASSESSMENT, 2022
Figuur 1. Landgebruik stroomgebied Geul

Ook de ondergrond speelt een rol in de waterafvoer. In het stroomgebied van de Geul vind je drie typen geologische afzettingen (figuur 2). Ten eerste zeer oude paleozoïsche gesteenten uit het Devoon en Carboon. Deze overheersen in de bovenloop van de Geul vanaf Mechelen en in het Waalse deel van het stroomgebied. Het gaat vooral om schalie, zandsteen en harde kalksteen met een slechte doorlatendheid en geringe opslagcapaciteit van water. De bodemlaag is doorgaans slechts enkele decimeters dik. Met als gevolg dat het water in dit gebied snel afstroomt. Tel daarbij op dat dit gebied tamelijk verstedelijkt is. Aan de andere kant: hier liggen minder maisakkers en de hellingen zijn niet steil.

BRON: RAPID ASSESSMENT, 2022
Geologie stroomgebied Geul

Daarnaast vind je in dit stroomgebied oude mesozoïsche gesteenten uit het Krijt. Dit zijn zachtere kalkstenen en zandstenen. Hiertoe behoren de Maastrichtse mergelkalk langs en onder het beneden-Geuldal, en de hardere Gulpense kalk en het Aker Groenzand in de benedenloop van de Gulp, een zijrivier van de Geul. Dit tweede type gesteente heeft een hoog water-bufferend vermogen. In de bovenloop van de zijrivieren is dat veel minder het geval vanwege de ondergrond (eerste type gesteente), de vele maisakkers dan wel de ‘verstening’. In regenperioden stroomt het water daarom vrijwel rechtstreeks in de richting van de benedenloop nabij het stadje Gulpen, waar de infiltratiecapaciteit dus heel hoog is.  

Tot slot zijn er jongere afzettingen uit het Tertiair en Pleistoceen, onder andere de löss die de wind heeft aangevoerd op de plateaus en in de flanken van de benedenloop van de Geuldal. Het waterbergend vermogen daarvan is matig.

De omzetting van bossen en venen in cultuurlandschap heeft de erosie aanzienlijk versneld. Op veel plaatsen in de dalvlaktes vind je dat ook metersdikke bodems, bestaand uit losse stenen, grind, zand en leem of een mengsel daarvan met weinig absorptievermogen. De Geul heeft zich diep in deze bodems ‘ingeslepen’. De dalvlaktes overstromen daarom pas nadat de rivier al grote hoeveelheden water heeft afgevoerd.

Al met al hangt in de bovenloop van zowel de Geul als de zijriviertjes de waterafvoer sterk samen met de neerslag, terwijl de afvoer in de benedenloop meer gelijkmatig is, omdat een aanzienlijk deel van het water in bodem en ondergrond wordt gebufferd. Maar als geheel is het waterbergend vermogen van het stroomgebied van de Geul aanzienlijk groter dan dat van de Ahr en de Vesdre, waarvan de ondergrond vooral uit paleozoïsche gesteenten bestaat.

Valkenburg overstroomd

Volkomen terecht stelt de Duitse hoogleraar waterbouwkunde Holger Schüttrumpf: ‘Das Hochwasserereignis ist ein natürliches Ereignis. Und die Hochwasserkatastrophe ist durch den Menschen gemacht.’

Op 13 en 14 juli 2021 stroomde er tot 130 m3 water/seconde door Valkenburg. Als de neerslag niet grotendeels in het stroomgebied van de Geul was gebufferd, had zich in Valkenburg een catastrofe voltrokken zoals die veroorzaakt door de Ahr en de Vesdre. Daar perste zich meer dan 600 m3 water/seconde door tientallen dorpen, waarvan Altenahr en Pepinster de grootste schade leden. Grote delen van Gulpen, Schin op Geul, Valkenburg in Nederland zouden bij een vergelijkbare hoeveelheid water aanzienlijk meer schade hebben opgelopen dan nu.

Het is dus zaak het water-bufferend vermogen zorgvuldig te monitoren. Langs de Geul en de diverse zijrivieren staat meetapparatuur opgesteld, maar deze ging tijdens het hoge water deels verloren, waardoor gegevens over de omvang en de snelheid van de waterstroom in de deelstroomgebieden grote hiaten vertoonden. Angela Klein, medewerker Civil Engineering and Geosciences aan de Technische Universiteit Delft, reconstrueerde een deel van de ontbrekende gegevens met hydrologische modellen. Deze modellen zijn later door Deltares aangevuld en verfijnd.  Zij zijn gebaseerd op aannames over de invloed van een aantal variabelen op de hoeveelheid water in de rivier, waaronder de totale hoeveelheid neerslag, het bufferend vermogen van het gesteente, de doordringbaarheid van de bodem, de verzadiging van de bodem en de steilheid van de hellingen. De berekeningen wordt vergeleken met de beschikbare meetresultaten, waarna de modellen zo lang worden aangepast dat de waarde die zij voorspellen ongeveer overeenkomt met de gemeten waarden.

Een eerste conclusie was dat van de totale hoeveelheid water die Valkenburg tijdens de overstroming bereikte (ruim 12 miljoen m3), 70% afkomstig was uit het Waalse deel (dat is 42% van het oppervlak) van het stroomgebied van de Geul, en 30% van het Nederlandse deel (55% van het oppervlak).

De overstroming in Valkenburg kende drie pieken. Het water van de eerste piek kwam uit de directe omgeving en uit de bebouwde delen van het bovenstroomse gebied in Wallonië. De tweede piek bevatte veel water uit de bebouwde gebieden en de maisakkers in het Nederlandse deel van het stroomgebied. De derde piek werd veroorzaakt door de toegenomen neerslag in de bovenloop van de Geul.

Inmiddels waren op een aantal plaatsen ook de dalvlaktes van de Geul en zijrivieren vanaf het bovenstroomse gebied rond Kelmis tot aan Meersen (850 hectare) overstroomd. Samen borgen deze ongeveer 5,5 miljoen m3 water. Dat lijkt heel wat, maar is weinig als je bedenkt dat vegetatie, bodem en ondergrond samen 37,5 miljoen m3 vasthielden twee derde van de totale hoeveelheid neerslag.

De grootste waarde van modellen is de mogelijkheid scenario’s door te rekenen, bijvoorbeeld door te variëren met het landgebruik (figuur 3). Stel dat het hele stroomgebied volgebouwd was geweest (scenario ‘bebouwd’), dan zou vrijwel alle neerslag in enkele dagen naar de monding van de Geul gestroomd zijn. Met een piekstroom van 400 m3/seconde tot gevolg. Was het hele stroomgebied bebost (scenario ‘bos’), dan zou er gedurende langere tijd veel minder, namelijk 75 m3 per seconde langs hetzelfde punt zijn gestroomd (in dit scenario bestaat Valkenburg niet).

Figuur 3: Verloop van de watergolf door Valkenburg (13-17 juli 2021): feitelijk, bij volledige bebouwing, bij volledige bebossing

Natuurlijke maatregelen

In de 20e eeuw heeft Valkenburg 27 keer hoogwater meegemaakt. In 1998 en 2012 leidde dat ook tot overstromingen, zij het van geringere omvang dan in 2021. Valkenburg was slecht voorbereid. Na de overstroming in 2012 bepaalde het gemeentebestuur dat om redenen van kosteneffectiviteit het stadje beschermd moest zijn tegen het type overstroming dat gemiddeld eens in de 25 jaar voorkomt. Daarbij treedt het water maximaal 15 cm buiten zijn oevers.

Om overstroming te voorkomen, mag er maximaal 60 m3 water/seconde Valkenburg passeren (de bankfull afvoer). Vergelijk dit eens met de piekstroom van 130 m3/seconde in juli 2021. Om deze veiligheidsgrens te realiseren, moet minimaal 5 miljoen m3 water extra gebufferd worden in de vegetatie, bodem, ondergrond en in de dalvlaktes, boven op de 5,5 miljoen m3 die daar tot nu toe werd opgeslagen. Wat vergt dat aan extra beschermende maatregelen voor het Geuldal en voor Valkenburg in het bijzonder?

FOTO: LIMBURGS-LANDSCHAP
Meanderende beek in natuurlijke strook land te midden van akkers. Hier het Haelens beekdal in Noord-Limburg.

In het stroomgebied van de Geul zijn de vegetatie, bodem, ondergrond en dalvlaktes zonder enige twijfel de belangrijkste beschermende factoren tegen hoog water. Deskundigen en vertegenwoordigers van de gemeente en provincie zijn het erover eens dat deze natuurlijke bescherming verder versterkt moet worden. Aan de opnamecapaciteit van de ondergrond valt weinig te veranderen. Wat wél kan, is een deel van de menselijke ingrepen terugdraaien. Bijvoorbeeld door akkers te vervangen door bossen en meer natuurlijke begroeiing, door drainagebuizen te verwijderen, graften (mini-terrassen op hellingen met struikgewas) te herstellen en ruimte te geven aan beken in het dal, zodat ze breed door het landschap meanderen en het water trager afvoeren. Ook omgevallen bomen en takken helpen daarbij. 

Uit een van de modelberekeningen van Deltares blijkt dat als alle natuurlijke maatregelen voor 10 à 20% worden uitgevoerd – bijvoorbeeld 10 à 20% minder akkers en meer bos – de piekstroom door Valkenburg met ongeveer 15% afneemt. Daarmee zijn we er dus niet.

Ook het bufferend vermogen van de dalvlaktes moet worden uitgebreid. Dat kan door retentiebekkens aan te leggen. Dit is wat Duitsland op grote schaal wil gaan doen (zie kader Hochwasserrückhaltebecken).

Hochwasserrückhaltebecken
van den Bosch

Hochwasserrückhaltebecken of retentiebekkens bestaan uit een dijk van 5 of meer meter hoog dwars op de dalvlakte of een deel daarvan. Ze kunnen daarom honderden meters lang zijn. Onder normale omstandigheden stroomt de rivier er gewoon onderdoor via een sluis, maar bij wassend water kan het bekken zich vullen. Het zijn dus geen stuwdammen, maar een kunstmatige uitbreiding van de natuurlijke buffercapaciteit van dalvlaktes tijdens hoogwater. Vanwege de beperkte hoogte zijn ze goed in het landschap te integreren. Zij hebben dezelfde functie als de in Nederland welbekende overlaten.

Bestaande bekkens in Duitsland hebben een inhoud tot ongeveer 1 miljoen m3. Tijdens de recente overstromingen bleek dat het huidige aantal retentiebekkens veel te klein is. Enkele stroomden al snel over en liepen daarbij aanzienlijke schade op. Er worden nu plannen uitgewerkt om alleen al in het stroomgebied van de rivieren Ahr en Erft het aantal bekkens uit te breiden tot 50 met een gezamenlijk bufferend vermogen van 25 miljoen m3. De bekkens kosten gemiddeld € 2,5 miljoen.

FOTO: Aanleg van een Hochwasserrückhaltebecken bij Lörrach in Baden-Württemberg (2021).

Hoeveel extra buffercapaciteit dat oplevert, hangt af van de aanwezige bebouwing en de wens de natuur zo weinig mogelijk te belasten. Te denken valt aan enkele miljoenen kubieke meter. Het gebied tussen Kelmis en Epen komt hiervoor als eerste in aanmerking. Tijdens de recente overstromingen heeft dit gebied al zo’n 2 miljoen m3 geborgen. Dit gebied is zeer geschikt voor de aanleg van een of meer retentiebekkens. Dat vereist uiteraard samenwerking tussen de Nederlandse en de Waalse overheid. Verdere opties zijn de benedenloop van de Eyserbeek, de Selzerbeek en de Gulp, het gebied tussen Schin op Geul en Valkenburg en tussen Valkenburg en Houthem-St. Gerlach. Zulke enorme retentiebekkens kunnen de piekstroom in Valkenburg nog eens met 15% verminderen.

Met al deze maatregelen is het gevaar voor Valkenburg echter niet geweken. De piekstroom blijft hoger dan de geulvullende, ofwel bankfull-waarde van 60 m3/seconde. Bovendien kan de neerslag in frequentie en omvang verder toenemen.

Er worden twee aanvullende oplossingen genoemd. Ingenieursbureau Witteveen+Bos heeft een ontwerp gemaakt voor een bypass van de Geul in Valkenburg ten tijde van hoog water door twee tunnelbuizen met elk een doorsnede van 3,5 m2. Deze kunnen samen 50 m3 water/seconde transporteren.  Dit zou de waterstand in de dalvlakte tussen Valkenburg en Meerssen wel enkele centimeters verhogen.

Een andere, vanuit toeristisch oogpunt fraaiere, oplossing is de rivierbedding in Valkenburg flink verbreden door getrapte taluds. Bij ‘normale’ waterstand ontstaat hierdoor een aantrekkelijke Geulboulevard met begroeiing, terrassen en looproutes, terwijl de bankfull-waarde aanzienlijk stijgt. Daarvoor moet echter een aantal huizen en gebouwen wijken. Gelet op het recente verleden is dat een pijnlijk traject en daarom waarschijnlijk geen optie.

Mijns inziens ligt het voor de hand te kiezen voor gefaseerde invoering van een combinatie van ingrepen, waarbij natuurlijke maatregelen en de aanleg van retentiebekkens de hoogste prioriteit hebben. De totale kosten van alle noodzakelijke werken liggen tussen 50 en 100 miljoen euro. Als de maatregelen worden uitgevoerd, kunnen de bewoners van het Geuldal en van Valkenburg in het bijzonder de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.

Tegelijkertijd is duidelijk dat het lang zal duren voordat deze maatregelen gerealiseerd zijn. Voor de korte termijn is een beter waarschuwingssysteem nodig en moeten er evacuatiemaatregelen worden voorbereid en huizen beter bestand gemaakt tegen het binnendringen van water. Iedereen moet ervan doordrongen zijn dat dagenlange perioden met heftige neerslag zich opnieuw zullen voordoen. Volgend jaar of pas over 100 jaar.

 

BRON