Een lastige boodschap

15 juni 2019
Auteurs:
Jan van Mourik
Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2019
Hoeders van het landschap
Opinie
FOTO: STAATSBOSBEHEER
Karel Bos is als teamleider van Staatsbosbeheer mede verantwoordelijk voor natuurlijk bosbeheer.

Nieuw beleid van Staatsbosbeheer

Onze voorouders hebben de loofbossen in eigen land bijna volledig gerooid voor economisch gewin. Ook de herbebossing in de 20e eeuw was daar aanvankelijk op gericht. Staatsbosbeheer zag haar missie echter veranderen. Ze stuit daarbij op stevige weerstand. Want waarom moeten al die bomen om? 

 

Het verdwijnen van natuurbossen uit Nederland is grotendeels toe te schrijven aan menselijk handelen. Op de zandgronden begon dat zo’n 4000 jaar terug met bosbegrazing en houtkap voor eigen gebruik, waardoor de loofbossen geleidelijk degradeerden tot heidevelden. Op de jongere kleien veengronden werden de bossen ontgonnen tot weilanden. In de vroege middeleeuwen versnelde de ontbossing op de zandgronden vanwege de vraag naar houtskool voor de ijzerproductie. In de 11e-13e eeuw werden de nog resterende bossen gekapt om het hout te verkopen aan de rijke Vlaamse steden. Wat resteerde, waren enorme stuifzandgebieden. Toen het bos opraakte, begon de industriële winning van veen. 

Figuur 1 geeft een goed beeld van de typen bos die Nederland ooit hebben bedekt: op de drogere zandgronden eiken-berkenbos, op vochtige zandgronden elzenbroekbos, op drogere kleigronden essen-iepenbos, en op de nattere klei en veengronden wilgenbroekbos. Als we de grond nu aan de natuur zouden teruggeven, zouden deze bostypen – de ‘potentieel natuurlijke vegetatie’ – grotendeels terugkomen. Maar in Nederland zijn we altijd heel terughoudend geweest met het teruggeven van gronden aan de natuur. Veel vaker bedenken we zelf wat voor soort landschap en welke vegetatie we op welke plek willen creëren. Van het ooit zo uitgebreide regenbos is niets meer te zien op schilderijen van landschappen uit de 19e-20e eeuw. De door kunstenaars vastgelegde natuurbeleving van onze overgrootouders toont vooral elementen van historische cultuurlandschappen zoals veenweiden, heidevelden en stuifzanden en vanaf 1900 aangeplante dennenbossen; zie bijvoorbeeld het rechts afgebeelde schilderij van Johan Cop. Maar op de kennis en de beleving van deze ‘gemaakte’ natuur werden in de 20e eeuw veel natuurherstelprojecten gebaseerd, niet op de kennis van de potentieel natuurlijke vegetatie. 

BRON: ATLAS VAN NEDERLAND, DEEL 16 (1986)
Figuur 1: De potentieel natuurlijke vegetatie van Nederland
Zie: http://avn.geo.uu.nl/index16.html

Een belangrijk keerpunt in het landgebruik op de zandgronden was de introductie van kunstmest eind 19e eeuw. Het was niet langer nodig heide te begrazen en schapenmest te verzamelen voor de oude akkerlanden. De heide was niet meer nuttig, en begrippen als ‘natuurwaarden’ en ‘landschappelijk erfgoed’ waren in die tijd nog niet bekend. Dus werd gezocht naar oplossingen om de woeste gronden op een andere manier productief te maken. 

In 1888 werd de Heidemij opgericht voor de heideontginningen. Die zette de heide om in een mozaïek van jonge akkergronden en bosaanplanten, vooral dennenakkers. Elf jaar later werd Staatsbosbeheer belast met het beheer van deze nieuwe bossen, aanvankelijk uitsluitend gericht op houtproductie. De keuze viel op dennen: die zijn goedkoop, gedijen zonder al te veel kosten op droge, zure zandgronden en kunnen binnen enkele decennia worden geoogst. Geleidelijk verschoof het accent van Staatsbosbeheer echter van houtproductie naar natuurbeheer en recreatie. 

Het Hazewater (De Treek-Henschoten ten zuiden van Amersfoort) geschilderd door Johan Cop, begin 20e eeuw. Landschapselementen: heide, heidevennen, stuifduinen en aangeplant dennenbos.

Biodiversiteit 

Eind 20e eeuw committeerde Nederland zich tijdens de Earth Summit in Rio de Janeiro aan afspraken om op nationale en mondiale schaal de biodiversiteit te versterken. Ons land zou zich vooral toeleggen op het herstel en de uitbreiding van vochtige en droge heide binnen de Ecologische Hoofdstructuur (in 2013 omgedoopt in Natuurnetwerk), een netwerk van ecotopen die tot dan toe niet interessant waren gebleken voor projectontwikkelaars, zoals veenplassen, stuifzanden én aangeplante en uitgezaaide dennenbossen. Om het herstel mogelijk te maken, werd toen dus al begonnen met het uitdunnen en kappen van dennenbossen. De bescherming van de natuur werd geregeld in de Flora- en faunawet van 1998, die in 2017 opging in de Wet natuurbescherming, die zich speciaal bekommert om de zogenoemde Natura 2000-gebieden. Een groot deel daarvan kwam onder de hoede van Staatsbosbeheer, dat kon gaan werken aan de verbetering van de natuurwaarden. 

Waar de inspanningen in de 20e eeuw gericht waren op het beheer en waar nodig herstel van de bestaande natuur, is er de laatste tien jaar veel aandacht voor de natuurlijke dynamiek. De natuur kan nu veel meer haar eigen gang gaan en zich ontwikkelen tot een situatie die veel dichter bij de potentieel natuurlijke vegetatie ligt. 

Een goed voorbeeld van een boswachterij waar met ‘natuurbos’ wordt geëxperimenteerd, is het Hart van Drenthe. Karel Bos is als teamleider van Staatsbosbeheer (mede) verantwoordelijk voor natuurlijk bosbeheer. We leggen hem een aantal vragen voor. 

Figuur 2: Samengesteld pollendiagram voor de post-glaciale vegetatieontwikkeling in Nederland
Opkomst en neergang bossen

In de pollendiagrammen van veen- en meerafzettingen (figuur 2) zijn de opkomst en neergang van het natuurbos in Nederland goed te zien. Na de laatste ijstijd ontwikkelde zich hier een steppe met veel kruiden en – naarmate de temperatuur steeg – steeds meer bomen. Aanvankelijk ging het vooral om berken en dennen. Na het Preboreaal (circa 11.500-10.500 jaar terug) werden deze verdrongen door loofbomen. In het Atlanticum (zo’n 9000-5500 jaar terug) raakte Nederland grotendeels bedekt met loofbos. Daarna begon het bos te degraderen (te zien aan de afname van boompollen) en werd de opkomst van het cultuurlandschap zichtbaar (toename kruiden en heide).

Wat is het Hart van Drenthe?

 
‘Het is een gebied van 5000 hectare rond de dorpen Hooghalen, Grolloo, Elp en Schoonloo, met daarin de uitgestrekte boswachterijen Hooghalen, Grolloo en Schoonloo. De bossen zijn zo’n tachtig tot honderd jaar geleden aangeplant door Staatsbosbeheer en bestonden bijna uitsluitend uit naaldbomen, afgewisseld door vennen. Vooral in de boswachterij Grolloo liggen tientallen fraaie vennen en droge en natte heide- en veencomplexen. Het Hart van Drenthe is namelijk een hooggelegen brongebied. Hier ontspringen de bovenlopen van drie riviersystemen: de Drentse Aa, het Meppelerdiep en de Overijsselse Vecht. Die worden niet alleen gevoed door regenwater dat zich van hoog naar laag een weg zoekt. Minstens zo belangrijk is de kwel: regenwater dat elders is gevallen, in de bodem zakt en via ondergrondse stromen hier weer aan de oppervlakte komt. De ondergrond van Drenthe zit ingewikkeld in elkaar en wetenschappers hebben nog niet voor alle kwel een verklaring. Een aardkundige bijzonderheid is de aanwezigheid van een zoutkoepel onder Schoonloo, en keileemschotten die kwel veroorzaken. Het Hart van Drenthe kent daardoor van nature tal van brongebiedjes die zich tussen de boswachterijen in beekdalen bevinden. Die dalen vormen al heel lang onderdeel van het landbouwkundig systeem in de regio en worden gebruikt als grasland.’ 

Waarom is het Hart van Drenthe geschikt voor een experiment met natuurbos? 

‘Net als elders in Nederland vormt verdroging hier nu een groot probleem. Voor de land- en bosbouw zijn grote gebieden sterk ontwaterd door het graven van greppels. Daarbij komt dat bossen nogal wat water verdampen, oude bossen meer dan jonge, en naaldbossen meer dan loofbossen. De invloed van grondwaterwinning en zandafgraving is minder duidelijk, maar ook die zullen de waterstand in het Hart van Drenthe mede bepalen. Gevolg is dat allerlei planten- en diersoorten uit het gebied zijn verdwenen. Ook elders zijn er effecten: omdat het water zo snel uit het Hart van Drenthe wordt afgevoerd, stuwt het op waar dat niet de bedoeling is. Dat bleek bijvoorbeeld in 1998, toen lage gronden tot in Groningen wateroverlast ondervonden door de hevige regens in Drenthe. Daarbij komt dat het water van landbouwgronden veel meststoffen bevat die het Hart van Drenthe aantasten. 

In 2009 is het roer dan ook omgegaan. Staatsbosbeheer heeft gekozen voor natuurlijk boslandschap op deze plek. Het gebied heeft voldoende schaal (aaneengesloten en groot), nauwelijks infrastructuur of bebouwing en valt onder één beherende eigenaar. Bovendien is het voor landbouw minder interessant. De cultuurtechnische ingrepen van vroeger zijn vrij makkelijk ongedaan te maken.’ 

Hart van Drenthe. Heide en beekdalen op de kaart van 1898, naaldbossen op de kaart van 2006.

Hoe zorg je dat het natuurbos weer terugkeert? 

‘Het Hart van Drenthe moet zich in de komende decennia ontwikkelen naar een natuurlijk boslandschap van de 21e eeuw. Het wordt een gebied waar de natuur zichzelf mag zijn. Water wordt in het gebied vastgehouden om langzaam zijn weg te zoeken naar de beken. Soorten komen en gaan, de kringloop van het leven krijgt weer gestalte. Het wordt een gebied waar je “wildernis” kunt beleven. 

Dat vergt wel de nodige inspanning vooraf. Eerdere menselijke ingrepen die nu natuurlijke processen verstoren, maken we ongedaan. Gegraven sloten worden gedempt. In aangeplante productiebossen kappen we bomen om ruimte te maken voor natuurlijke verjonging en loofbomen. De houtproductie is gestaakt. 

De vaste paden en wegen met bordjes en routes maken plaats voor natuurpaden waar je zelf je weg kunt vinden. Zo ontstaat een duurzaam natuurgebied waar scherpe grenzen tussen bossen, vennen en beekdalen vervagen en waar ruimte is voor natuurlijke kringlopen. 

Natuurbos is een dynamisch systeem, waarin de soortensamenstelling zich zal aanpassen aan drogere en warmere condities die de klimaatverandering lijkt te brengen. Het nieuwe bos is in staat veel water op te vangen en vast te houden, wat de continuïteit van ecologische processen bevordert. Of natuurbos ook meer bijdraagt aan het vasthouden van CO2, vergt nader onderzoek. Tot slot: natuurbos kan niet zonder grazers. Zij zijn essentieel voor de kringloop van organisch materiaal en zorgen voor een lokaal open bosstructuur en dus bosverjonging. Ieder bosgebied waar natuurlijk beheer wordt toegepast, zou een specifieke dichtheid van natuurlijke grazers en predatoren [natuurlijke vijanden] moeten hebben, gebaseerd op de omvang en biomassaproductie in het gebied. Vanuit de ecologie is natuurlijke populatieregulering wenselijk, maar vanuit de politiek en de maatschappij word je als terreinbeheerder soms tot andere keuzes gedwongen.’ 

Ook de boomkap roept veel weerstand op bij het publiek. 

‘We lopen er inderdaad tegenaan dat veel mensen het nieuwe beleid niet begrijpen. Zo was er op 8 maart in Nieuwsuur een item over natuurbeheer. Daarin werd geageerd tegen projecten waar dennenbos moest plaatsmaken voor het herstel van heide en stuifduinen. Bossen zijn toch veel beter dan heide en stuifzand in staat om CO2 op te nemen, die ga je toch niet kappen? Maar het ging om verouderend dennenbos met geringe biodiversiteit waarin de bomen volgroeid zijn en amper meer CO2 opnemen. En deze plannen zaten al jaren in de koker en vloeien deels voort uit de biodiversiteitsverplichting die Nederland op zich heeft genomen in de Rio de Janeiro-akkoorden (zie kader Nieuwe bossen). 

Ook in het Hart van Drenthe zal naaldbos verdwijnen, maar dat maakt plaats voor natuurlijk loofbos. En ook hier reageren bezoekers bezorgd als ze zien dat berkenbomen afsterven door de vernatting van lage gronden rond de vennen, en dat omgevallen bomen blijven liggen. Die laten we juist in het ecosysteem om verjonging en variatie in de habitat te bevorderen. Staatsbosbeheer besteedt daarom veel aandacht aan voorlichting om de bezoekers duidelijk te maken hoe de ingrepen samenhangen met de transitie naar natuurbos.’ 

FOTO: STAATSBOSBEHEER
Door het herstel van de waterhuishouding vernatten de lage gronden rond de vennen en sterven de berkenbomen af.

Wat kost dat nou, zo’n natuurbos?

 
‘Anders dan bij productiebossen is dat moeilijk in geld uit te drukken. De inzet nu is dat we in het Hart van Drenthe jaarlijks tussen de 25 à 40 duizend euro uitgeven aan hydrologisch herstel en inbreng van bepaalde soorten. De opbrengst van hout is lastig te bepalen, omdat we betaald worden volgens de NSL- subsidie voor bestaand beheer, en niet voor de nieuwe aanpak. Gelukkig is de nieuwe natuur wel zo krachtig dat we in sommige delen van het gebied weinig of niets hoeven te doen. We verwachten dat op termijn de kosten van het beheer van natuurbos lager uitpakken dan die van diverse vormen van traditioneel beheer naast elkaar. Immers: het beheer van ecotopen als heide en stuifzand die niet zijn gebaseerd op de potentieel natuurlijke vegetatie, is niet duurzaam en blijft een hoop geld kosten; het beheer van natuurbos is juist wel duurzaam en relatief goedkoop.’ 

Nieuwe bossen

De akkoorden van Rio de Janeiro hebben geleid tot herstel van heiden en stuifzanden ten koste van bestaand bosoppervlak, vooral aangeplant dennenbos. De klimaatakkoorden van Parijs hebben geleid tot plannen voor nieuwe bossen in Nederland, aan te planten buiten de ecologische hoofdstructuur, en dan geen naaldbossen, maar loofbossen. Die stemmen beter overeen met de ‘potentieel natuurlijke vegetatie’, zijn daardoor duurzamer en staan garant voor een verbetering van de biodiversiteit én leggen in hun groeifase veel koolstof vast. Nederland heeft momenteel 356.000 hectare boslandschap, wat neerkomt op 11 procent van het oppervlak. Het plan is om dit met 100.000 hectare uit te breiden, ofwel 25 procent meer bos. Staatssecretaris Dijksma nam het plan tijdens de Nederlandse Klimaattop in 2016 in ontvangst en tekende een intentieovereenkomst om dit de komende decennia uit te voeren. Volgens Staatsbosbeheer kan het nieuwe bos in 2050 ruim 4 megaton CO2 per jaar opslaan, wat een flinke bijdrage is aan de klimaatdoelen. We moeten dus onderscheid maken tussen natuurbeheer en bosverjonging binnen de bestaande ecologische hoofdstructuur, en nieuwe bosaanplanten in het kader van de klimaatakkoorden. In het Hart van Drenthe gaat het om ‘vernatuurlijking’ van de ooit aangeplante naaldbossen op de woeste heidegronden door ruimte te bieden aan natuurlijke dynamiek.