Europa van onderop
Stedenbanden opnieuw gewogen
Veel gemeenten vragen zich af of stedenbanden nog wel van deze tijd zijn. Toch zijn er argumenten om te blijven investeren in jumelages. Dat geldt zeker in de Euregio, waar partnergemeenten van elkaar kunnen leren, bijvoorbeeld in de omgang met vergrijzing of energietransitie.
Gemeenten werken op verschillende manieren samen met hun counterparts over de grens. Ze nemen bijvoorbeeld deel aan een Europees project of een grensoverschrijdend bestuurlijk netwerk. Of ze verlenen subsidies aan lokale organisaties die zich richten op het buitenland. Maar de oudste en meest zichtbare vorm van gemeentelijke internationale samenwerking is de stedenband (jumelage).
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen stedenbanden in zwang om de verzoening tussen Europese landen te stimuleren. Het idee van ‘nooit meer oorlog’ zien we terug in de omschrijving die Jean Bareth, een van de oprichters van de Raad van Europese Gemeenten en Regio’s, van een stedenband gaf: ‘Een jumelage is het samenkomen van twee gemeenschappen die samen actie willen ondernemen in een Europees kader met de bedoeling hun problemen onder ogen te zien en een steeds hechtere vriendschapsband te ontwikkelen’. Een jumelage als vriendschapsband tussen gemeenschappen – het is een mooie gedachte waar je weinig op tegen kunt hebben. Toch staan de relaties tussen zustersteden de laatste tijd ter discussie. Krantenkoppen als ‘Zijn stedenbanden nog wel van deze tijd?’ (Algemeen Dagblad, 10 augustus 2018), ‘Traditionele stedenband sterft een stille dood’ (De Stentor, 27 augustus 2018) en ‘Heeft de aloude stedenband nog toekomst?’ (Twentsche Courant Tubantia, 14 februari 2019) spreken boekdelen. Jumelages staan inderdaad niet hoog op de beleidsagenda. Enkele gemeenten hebben hun jarenlange relaties met zustersteden in het buitenland zelfs beëindigd. Zo verbrak Zutphen vorig jaar de banden met Villa Sandino (Nicaragua), Satu Mare (Roemenië), Shrewsbury (Engeland) en Horstmar (Duitsland). En eerder dit jaar maakte de gemeente Leidschendam-Voorburg bekend haar jumelages met steden in Polen, Tsjechië en de Verenigde Staten op te heffen. Dit tot verrassing van de vrijwilligers die zich er jaren voor hebben ingezet. De argumentatie is telkens dezelfde: een stedenband kost te veel en levert te weinig op. Gaat het bij jumelages tegenwoordig alleen nog om een kosten-batenafweging? Of zijn er andere motieven denkbaar om erin te blijven investeren?
Voorbij de folklore
Bareths definitie van jumelages sluit aan bij zijn boekje Het Europa van de gemeenten (1951). Daarin betoogt hij dat Europese eenheid meer is dan een abstract ideaal dat politici omarmen. De vriendschap van volken in Europa kun je het best in praktijk brengen op het lokale niveau, dat van de bewoners in hun dagelijkse leefomgeving, aldus Bareth. In steden, dorpen en buurten vind je van oudsher de kracht ‘van onderop’. Door uitwisselingen tussen gemeenten krijgt de Europese gedachte handen en voeten: mensen leren elkaar persoonlijk en in hun vertrouwde omgeving kennen, wisselen ideeën uit en krijgen begrip voor culturele verschillen en andere opvattingen. De stedenbanden uit het naoorlogse Europa zijn vooral op deze leest geschoeid. Talloze burgers, jongeren en verenigingsleden hebben dankzij een buitenlandse partnerstad informeel kennis kunnen maken met hoe het er elders in Europa aan toegaat.
Vanaf de oprichting in 1958 heeft de Euregio, het grensoverschrijdende samenwerkingsverband van regio’s in Europa, stedenbanden omarmd. Alfred Mozer, pionier van de Euregio, beschouwde ze als een instrument om ontmoeting en wederzijds begrip tussen de inwoners in het grensgebied te bevorderen. Vanuit die gedachte zijn er in de jaren 1970 en 1980 tal van stedenbanden langs de Nederlands-Duitse grens ontstaan. Veel contacten hebben een recreatief, sportief of cultureel karakter. Sportvissers uit Oldenzaal en Rheda-Wiedenbrück nemen het bijvoorbeeld regelmatig tegen elkaar op in viswedstrijden, terwijl in Dinkelland (Twente) en Neuenhaus (Grafschaft Bentheim) klootschietcompetities worden georganiseerd. En de vriendschapsbanden tussen de schutterijen van de gemeente Borne en de Duitse stad Rheine zijn net zo oud als de jumelage zelf. Menigeen vindt dan ook dat stedenbanden vooral folkloristische waarde hebben en niet meer van deze tijd zijn. Mensen reizen veel meer dan vroeger en leggen zelf de internationale contacten wel. En dankzij digitale hulpmiddelen als Skype en Facebook zijn vriendschappen makkelijk te onderhouden. In die nieuwe context zou het vehikel van de stedenband, hoe sympathiek ook, inmiddels iets uit de oude doos zijn.
Wil een jumelage serieus genomen worden en wederzijds profijt opleveren, dan is enige verwantschap cruciaal
Scepsis over stedenbanden komt ook voort uit de soms wonderlijke partnerkeuzes. Veel jumelages zijn bij toeval ontstaan. Daarbij zijn nogal eens gelegenheidsargumenten gebruikt, waardoor zustersteden sterk van elkaar kunnen verschillen qua grootte, karakter of economische structuur. Voorbeeld: Keulen en Rio de Janeiro onderhouden een jumelage omdat carnaval in beide plaatsen zo’n belangrijk evenement is. San Francisco en het Italiaanse Assisi zijn niet met elkaar te vergelijken, maar zijn desondanks zustersteden. De reden: hun beider beschermheilige is Franciscus van Assisi. Of wat te denken van de Nederlandse en Duitse gemeente Soest, die enkel vanwege hun naam gelieerd zijn? Wil een jumelage serieus genomen worden en wederzijds profijt opleveren, dan is enige verwantschap van belang. Zo is er veel te zeggen voor de jumelage tussen Almelo en de Britse stad Preston: ze hebben allebei een industrieel verleden en liggen in de buurt van een grotere stad, Enschede respectievelijk Manchester. Daardoor kunnen Almelo en Preston van elkaar leren bij de aanpak van lokale vraagstukken.
Verenigde Steden
Juist in de vergelijkbare problematiek zou de toekomst van jumelages kunnen liggen. De wereld staat immers voor immense uitdagingen zoals klimaatverandering, vergrijzing en groeiende ongelijkheid in de samenleving. Met oneliners als ‘Kansen voor iedereen’, ‘Samen sterker’ of ‘Wir schaffen das’ blijven nationale politici meestal abstract en vaag. Ze realiseren zich vaak onvoldoende wat hun beslissingen op lokaal niveau betekenen. Want in de steden, dorpen en wijken, dáár gebeurt het, of het nu gaat om het terugdringen van CO2, de zorg voor ouderen of de opvang van vluchtelingen. Dat is ook de gedachte van het boek Als burgemeesters zouden regeren: haperende staten, opkomende steden (2013) van de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber. Zijn boodschap: het is tijd voor de ‘Verenigde Steden’ in plaats van de Verenigde Naties, want op lokaal niveau worden de échte problemen opgelost. Anders dan regeringsleiders hebben plaatselijke bestuurders helemaal geen tijd om ideologische debatten te voeren. Ze zijn voor hun gemeente aan de slag in het hier en nu. Burgemeesters zijn pragmatische probleemoplossers. Of zoals La Guardia, oud-burgervader van New York, het eens zei: ‘Er is geen Democratische of Republikeinse manier om het huisvuil op te halen’.
Inspelend op de grote maatschappelijke opgaven van deze tijd kunnen gemeenten van elkaar leren. Dat zagen we bijvoorbeeld op de klimaatconferentie van de VN in Kopenhagen in 2009: de wereldleiders slaagden er niet in het eens te worden over de strategie, maar de tweehonderd burgemeesters die ook op de top aanwezig waren wisselden ervaringen uit die ze thuis direct konden toepassen. Zo hebben diverse Europese steden zich destijds laten inspireren door het klimaatbeleid van de gemeente Amsterdam om de fiets als vervoermiddel te stimuleren. In dit licht zouden we ook de stedenband van de toekomst kunnen zien: het is een geschikt instrument om inspiratie op te doen bij een buitenlandse gemeente. Dankzij de contacten ‘van onderop’ blijft de uitwisseling niet steken in algemeenheden, maar horen de betrokkenen wat werkt en wat niet. Hoe gaan jullie om met het verduurzamen van woningen? Welke maatregelen zetten jullie in om te voorkomen dat ouderen vereenzamen? Werkt dat nou, zo’n smart city-app op de telefoon? Een jumelage is een laagdrempelige manier om ervaringen uit te wisselen bij de aanpak van vergelijkbare problemen. Gemeenten maken kennis met het beleid van de zustergemeente, horen van bewoners het ‘eerlijke’ verhaal en hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. Als jumelages die rol gaan spelen, leveren ze – om het taalgebruik van de critici te hanteren – echt wat op.
Op ooghoogte
Wat biedt een jumelage meer dan andere vormen van internationale gemeentelijke samenwerking? Om te beginnen is een stedenband niet de zoveelste tijdelijke, vluchtige of ad hoc-verbinding die je in dit digitale tijdperk veel ziet. De relatie gaat dieper. Jumelages kennen veelal een lange historie, waardoor er een vertrouwensbasis ligt voor gezamenlijke actie die verder gaat dan functionele en oppervlakkige contacten. Ze bieden een platform voor langdurige en thematische samenwerking over de grens. Vertegenwoordigers van de partnergemeentes bezoeken elkaar vaak al jaren, waardoor er persoonlijke relaties zijn opgebouwd. De betrokkenen kennen de zusterstad, bestuurders en inwoners ‘op ooghoogte’ en hebben daardoor mogelijkheden om concrete projecten op te zetten en te achterhalen wat ertoe doet. Neem de gemeente Kampen: elk jaar bezoekt een groep mbo-scholieren de Israëlische partnerstad Eilat en vice versa. Jongeren krijgen daardoor een inkijkje in het land door de bril van leeftijdgenoten. Het is de vraag of ze op een andere wijze ook zo’n unieke ervaring kunnen opdoen.
De vertrouwensbasis van een jumelage bevordert ook wederzijdse leereffecten. Echt leren gaat verder dan het luisteren naar een PowerPoint-presentatie over een best practice in een vreemde stad. Dankzij de persoonlijke contacten binnen een stedenband hoor je het ware verhaal, inclusief de schaduwkanten, nuanceringen en zaken die beter hadden gekund. Wil een gemeente echt wat opsteken van een geslaagd project, bijvoorbeeld op het gebied van detailhandel, waterbeheer of zorg, dan moet ze de lokale context kennen. Een jumelage geeft die context, anders dan de vele inspiratietours naar succesvolle plekken zoals Silicon Valley, Kopenhagen en het Duitse energiedorp Saerbeck. Ten slotte kan een jumelage een springplank zijn voor ondernemers en overheden die actief willen worden in het land van de zustergemeente. Via een ‘warm’ contact in de partnergemeente is een lijntje elders zo gelegd. Zo beschouwd kan een stedenband ook nuttig zijn voor handel, economie en bestuur. In landen waar veel waarde wordt gehecht aan hiërarchie, helpt de officiële status van een jumelage. In het Reformatorisch Dagblad van 16 mei 2017 brengt Rob Scheelbeek, voorzitter van de stichting Dordrecht-Varna (Bulgarije), dit mooi onder woorden: ‘De burgemeester reist mee met een delegatie naar Varna, maar niet als bedrijven naar bijvoorbeeld Roemenië gaan. Dat onze burgemeester contact heeft met het bestuur in Varna, biedt het bedrijfsleven meer kansen. Vergelijk het met landelijke missies waar de koning bij is.’
En laten we één aspect niet vergeten, namelijk de betekenis van stedenbanden in het licht van de algemene Europese gedachte. De wordingsgeschiedenis van Europa na 1945 is een succesverhaal dat zijn weerga niet kent: van geweldloze groei naar samenwerking van onderop, met als resultaat bijna 75 jaar vrede, veiligheid, welvaart en welzijn voor alle Europese volken. Maar de waardering voor deze ontwikkeling staat onder druk. Het idee van een verenigd Europa verliest draagvlak als de bevolking er niet zelf nadrukkelijk mee verbonden is. Het is dan ook cruciaal dat de voordelen en verworvenheden van Europa in het leven van alledag zichtbaar blijven. Stedenbanden kunnen, mits gedragen door de inwoners, helpen om de Europese kernwaarden te ervaren, te waarderen en door te geven.
Borne-Rheine
Binnen de Euregio hebben stedenbanden het voordeel dat Nederlandse en Duitse partnergemeenten relatief dicht bij elkaar liggen. Binnen een uur of anderhalf uur ben je meestal wel ter plekke. Mensen kunnen elkaar dus snel en makkelijk opzoeken. Of het nu gaat om de zustergemeenten Borne-Rheine, Haaksbergen- Ahaus of Bronckhorst-Legden, ze kunnen van elkaar leren, samenwerken en elkaar zo verrijken. Laten we eens kijken naar de jumelage tussen Borne en Rheine, die in 2018 het 35-jarig jubileum beleefde.
Ook al verschillen Borne en Rheine (23.000 respectievelijk 76.500 inwoners) van elkaar, ze hebben veel contact. En er liggen nog meer kansen voor kruisbestuiving. Neem barrièrevrij bouwen: als vergrijsd land bij uitstek loopt Duitsland voorop in het bouwen van woningen waar mensen tot op hoge leeftijd kunnen wonen. De jumelage biedt mogelijkheden om samen toekomstgerichte projecten rond wonen en zorg te ontwikkelen. Zo is Rheine de thuisbasis van maaltijdserviceprovider Appetito, terwijl Borne diverse topbedrijven heeft op het gebied van voedselkwaliteitsmeting. Wellicht is het interessant samen een nieuw concept te bedenken rond verse maaltijden voor ouderen aan huis. Qua detailhandel en economie werken Borne en Rheine al samen onder het motto ‘Partnersteden worden handelspartners’. Bedrijven ontmoeten elkaar met enige regelmaat. Ook op andere terreinen liggen er kansen. Rheine kan bijvoorbeeld leren van de ervaringen met onlinewinkelen in ons land, terwijl Bornse maakbedrijven vast geïnteresseerd zijn in de vorderingen die hun Duitse collega’s maken met digitalisering, robotica en andere vormen van smart industry.
De meeste kansen voor Borne en Rheine liggen op het gebied van klimaatadaptatie. Sowieso kan Nederland leren van de Duitse Energiewende, maar mede dankzij het TaT-Themenpark, een technologietransfercentrum op het gebied van duurzame energiedragers, is Rheine hier een koploper. Omgekeerd blijkt uit een eerder bezoek van een delegatie uit Rheine aan de gemeente Borne, Twente Milieu en afvalverwerker Twence dat de Duitsers interesse hebben in de Twentse aanpak van duurzame afvalwerking. De uitwisseling van ervaringen rond energie en duurzaamheid levert adviezen en tips op, maar voorkomt ook een tunnelvisie (‘interessant, zo kan het dus ook’). En wie weet komt er uit zulke contacten nog meer tot stand, zoals een gemeenschappelijke Europese aanvraag voor een grensoverschrijdend klimaatadaptatieprogramma.
Mensenwerk
Stedenbanden hebben toekomst, niet alleen in de Nederlands- Duitse Euregio, maar ook daarbuiten. Wel is een eigentijdse invulling van belang. Dat betekent naast aandacht voor recreatieve, sportieve en culturele activiteiten een uitwisseling rond toekomstthema’s als energie, detailhandel en zorg. De hamvraag is echter wie in de partnergemeenten zich ervoor willen inspannen. Kun je dit vragen van vrijwilligers die nu al veel tijd steken in het levend houden van de stedenbanden? Of moeten nieuwe partijen (bedrijfsleven, onderwijs, overheid) het voortouw nemen? Feit is dat een jumelage staat of valt met mensen die zich er hard voor maken. Contacten smeden, uitwisselingen organiseren en samen projecten opzetten – het is allemaal mensenwerk. Stedenbanden vragen om mensen met hart voor Europa, en gevoel voor persoonlijk contact. Wat dat betreft heeft Bareths definitie van een jumelage uit 1951, ‘het samenkomen van twee gemeenschappen die samen actie willen ondernemen in een Europees kader met de bedoeling hun problemen onder ogen te zien en een steeds hechtere vriendschapsband te ontwikkelen’, niets aan relevantie ingeboet.
Coauteur Rob Welten was voorheen burgemeester van de gemeente Borne en bekleedt dat ambt nu in Haaksbergen.