Fotografie als veldwerkmethode

26 december 2019
Dit artikel is verschenen in: geografie januari 2020
onderwijs
Kennis
FOTO: SERA TURAN
Een kleuterjuf kijkt met een groepje kinderen naar een regenboogbeer die voor Brunos staat, de grootste gaystore in Berlijn.

De wereld bekijken door de lens van je smartphone of camera leert je veel over bekende en onbekende omgevingen. Een tweeluik over fotografie als veldwerkmethode in onze mastercursus Urban & Cultural Geography en de ervaring van een student. 

 

Veel geografen zijn bij aanvang van hun studie gewaarschuwd: vanaf nu zul je nooit meer onbevangen om je heen kunnen kijken zonder overal ruimtelijke fenomenen te zien. Tijdens de studie zet je een geografische bril op die nooit meer af zal gaan. 

Om onze studenten in de mastercursus Urban & Cultural Geography bewust naar de stad te laten kijken, gebruiken we een variant van de ‘bril’: de lens van de camera. In de cursus passeren allerlei theoretische denkers over de stad als leefomgeving, zoals Georg Simmel, Louis Wirth, Walter Benjamin en Bruno Latour. Studenten krijgen de opdracht een van hun theoretische perspectieven te verbeelden in een fotografisch essay van 1500-3000 woorden en maximaal 15 foto’s. Ze fotograferen tijdens een vierdaagse excursie naar Berlijn. 

Landschappen lezen 

We zijn niet de enigen die fotografie gebruiken als lesmethode. Sterker nog: ‘Studying human geography at university without photographic images would be unthinkabe’, aldus geograaf Tim Hall. Toch blijft het gebruik van visuele data als informatiebron of dataverzamelingsmethode in onderwijs en onderzoek nog altijd achter bij meer conventionele enquetes of interviews. Fotografie is ‘leuk voor erbij’, maar geen volwaardige onderzoeksmethode. Jammer, want het past goed bij de steeds visueler wordende leefwereld van onze studenten – denk aan Snapchat en Instagram – en heeft ook didactische voordelen. 

Allereerst werkt fotografie activerend en enthousiasmerend. ‘Knowing is inseparable from doing’, aldus geografe Noora Pyrry. Zij vroeg haar leerlingen de eigen leefomgeving in beeld te brengen. Door zeer bekende plekken – bijvoorbeeld hun hangplek – door de lens van de camera te bekijken, waren die niet langer vanzelfsprekend, maar kregen de leerlingen letterlijk oog voor lokale relaties en processen. Het bekende werd zo weer onbekend. Het tegenovergestelde gebeurt ook: door onbekende plekken uitvoerig te observeren, leer je het landschap te ‘lezen’. Niet alleen het fotograferen zelf is activerend, maar ook het selecteren, framen en analyseren van de foto’s. Studenten gaan zo bewust op zoek naar informatie, patronen en betekenissen. Bovendien maakt het hen meer bewust van hun zintuigelijke waarnemingen (de stad zien, horen, ruiken), wat past bij meer alledaagse, nonrepresentational benaderingen om de stad te bestuderen. Ons ging het er vooral om dat studenten de koppeling tussen theorie en empirie maken: in hoeverre zijn theoretische concepten uit de les vertaalbaar naar en zichtbaar in het stedelijk landschap? En andersom: kun je bepaalde observaties interpreteren als uiting van een bepaalde theorie? De fotografische essays tonen daarom niet zozeer het ‘ware’ Berlijn, maar hoe de studenten denken over de stad en stedelijkheid. 

Vooringenomen 

Fotografie als lesmethode kent ook nadelen. Foto’s zeggen vaak meer over (de kennis of mening van) de fotograaf dan over de gefotografeerde objecten of personen. ‘Showing not what was, but how things were seen’, zegt geografe Gillian Rose. Bovendien zijn foto’s per definitie beperkt door hun inkadering. Door uit te zoomen verlies je detail, door in te zoomen overzicht. Het zijn momentopnamen en kunnen dus nooit het ‘nu’ tonen. Op het moment dat je ze maakt, zijn de beelden al verouderd. 

Er zijn ook praktische en ethische uitdagingen. Zo mag je niet overal fotograferen en moeten gefotografeerde personen officieel toestemming geven. Het is moeilijk te controleren of studenten dat ook daadwerkelijk hebben gevraagd en hun foto’s ethisch verantwoord zijn. Dit is echter vrijwel altijd op te lossen door studenten op de nadelen en ethiek van het fotograferen te laten reflecteren in hun essay. 

Materialiteiten 

Voor de meeste studenten was dit hun eerste fotografische essay. Ze vonden het over het algemeen leuk en interessant, ‘eens iets anders’. Als je de essays van de afgelopen vijf jaar analyseert, valt op dat het merendeel focust op bepaalde materiele eigenschappen van de stad, zoals de oranje afvalbakken die Karim bestudeerde (zie pag. 26). Daan fotografeerde lantaarnpalen die door aangeplakte posters en stickers soms dubbel zo dik waren geworden. Hij onderzocht de geografie achter deze lantaarnpalen: waar werden welke posters opgeplakt? Dagmar bracht de toegankelijkheid voor gehandicapten in Berlijn in beeld door rolstoelingangen en brailletekens te fotograferen. Later werd ze zich ook bewust van tijdelijke en onverwachte obstakels in de stad, bijvoorbeeld een defecte lift die twee bejaarde dames dwong de trap te nemen. 

De focus op de gebouwde omgeving werd mogelijk veroorzaakt door onze waarschuwingen over privacy, toestemming en anonimiteit, hoewel we de studenten niet letterlijk hebben verboden mensen te fotograferen. De focus op ‘materialiteiten’ past echter ook bij de Actor Network Theorie (ANT), die sommige studenten als uitgangspunt namen. Volgens ANT zijn non-human actants, zoals wind, regen, vallende bladeren, verkeerslichten, net zo belangrijk voor het functioneren van de stad als mensen. Andere studenten besloten het onzichtbare zichtbaar te maken, bijvoorbeeld door geluid vast te leggen. Giovana onderzocht hoe geluiden de beleving van de stad beinvloeden, zoals de sirene van een brandweerwagen en naderende voetstappen. Bryan focuste op de ondergrondse stad. Zijn argument was dat steden vaak worden beoordeeld aan de hand van hun bovengrondse verschijning (gebouwen, straten, parken), terwijl de ondergrondse infrastructuur met bijvoorbeeld riolering en metrosystemen net zo belangrijk is. Hoewel ogenschijnlijk onzichtbaar, komt die toch hier en daar bovengronds via elektriciteitshuisjes en U-Bahnborden. 

Voorbij het discursieve 

Graffiti bleek voor veel studenten een interessant fotoobject. Vooral slogans tegen gentrificatie zoals ‘yuppies raus’ en ‘Fuck Google’ werden afgebeeld om de toenemende onbetaalbaarheid van Berlijn te illustreren. Gentrificatie op een andere, niet-talige (non-discursieve) manier weergeven bleek veel moeilijker. 

Het lukte Sera wel voorbij het discursieve te gaan in haar essay over gender-representaties in de stad. Haar eerste foto’s tonen posters, stickers en advertenties die op de een of andere discursieve manier over gender gaan, zoals een stereotype aankondiging van een wedding fair (Hochzeitsmesse) of een ‘Goys ’n Birls’-sticker die man/vrouw-indelingen bekritiseert. Haar laatste foto is gelaagder: een kleuterjuf kijkt met een groepje kinderen naar een regenboogbeer die geposteerd staat voor Brunos, de grootste gaystore in Berlijn. Enerzijds toont deze foto volgens Sera een progressief beeld van gender, met een werkende vrouw in een liberale stad die open staat voor homoseksualiteit. Anderzijds heeft de vrouw een typische vrouwelijke zorgfunctie en wordt Brunos gerund voor en door homoseksuele mannen; er is nauwelijks aanbod voor lesbische vrouwen en bi- of transseksuelen. Dus hoe progressief is Berlijn eigenlijk? 

Geografische gaze 

Zonder uitzondering heeft deze veldwerkmethode onze studenten uitgedaagd om Berlijn tijdens de excursie met andere ogen te bekijken. Niet als toerist, maar met een geografische gaze. Niet als consumerende toehoorder die van de ene in de andere presentatie of rondleiding rolt, maar als actieve onderzoeker die zich realiseert dat de stad gelaagd is en verschillend wordt gezien en ervaren. 

Het enige nadeel dat wij tot nu toe hebben ervaren, ligt in de beoordeling van de fotografische essays. Ze zijn over het algemeen zeer lezenswaardig, dat is het punt niet. Maar net als het fotograferen zelf is het beoordelen van fotografische essays een subjectieve aangelegenheid. Laat een hoog cijfer zien dat de student het lesmateriaal goed beheerst of dat hij of zij over goede fotografie- en schrijfvaardigheden beschikt? Bovendien vervangt het essay in onze cursus het reguliere tentamen en mag de student zelf beslissen welk theoretisch concept in beeld wordt gebracht. Deze carte blanche maakt het onmogelijk te toetsen of de student alle stof begrijpt. Wij hebben dit opgelost door naast het fotografisch essay andere toetsvormen in de cursus te gebruiken, zoals het verzorgen van een werkcollege.

FOTO: BRYAN VAN ALEBEEK
Deze bordjes duiden op de ondergrondse infrastructuur van de stad. Blauw voor water, rood voor aansluitpunten voor bijvoorbeeld de brandweer: hier zit op 3 meter links en 14,5 meter voor het bordje een aansluitpunt met een diameter van 200 mm. Niet op de foto: groen voor riolering, geel voor aardgas, wit voor kabel.

Dit artikel is gebaseerd op een uitgebreider, Engelstalig artikel dat onlangs is verschenen in Journal of Geography in Higher Education. Met dank aan alle studenten die de afgelopen jaren aan onze cursus hebben deelgenomen en wier foto’s we mochten gebruiken voor dit artikel. 

 

BRONNEN

  • Hall, T. 2009. The camera never lies? Photographic research methods in human geography. Journal of Geography in Higher Education, 33(3), 453-462.
  • Melik, R. van & Ernste H. 2019. ‘Looking with intention’: using photographic essays as didactical tool to explore Berlin. Journal of Geography in Higher Education, DOI: 10.1080/03098265.2019.1660864.
  • Pyyry, N. 2016. Learning with the city via enchantment: Photo-walks as creative encounters. Discourse. Studies in the Cultural Politics of Education, 37(1), 102-115.
  • Rose, G. 2008. Using photographs as illustrations in human geography. Journal of Geography in Higher Education, 32(1), 151-160.
  • Sanders, R. 2007. Developing geographers through photography: Enlarging concepts. Journal of Geography in Higher Education, 31(1), 181-195.