Landelijk gebied
Het is vooral het landschap dat Friesland specifiek maakt. Veertig jaar geleden woonde ik in de lente van 1976 gedurende drie maanden in het kleine dorp Warstiens, vlak onder Leeuwarden. Polsstokspringen met de jeugd van het dorp, een betere introductie op het Friese leven was bijna niet mogelijk. Vanaf dat moment was het Friese platteland voor mij een permanente ontdekkingsreis. Ik kocht topografische kaarten 1 op 25.000 en verkende Friesland stukje bij beetje, eerst het kleiweidegebied en de Zuidwesthoek, later ook de Wouden en de Stellingwerven. Verkenningen per fiets en zeilboot, lopend en schaatsend. Ik ben er nooit meer mee opgehouden. In 2007 en 2008 maakte ik in opdracht van de Friese Pers het fotoboek Palingvissers en palingrokers. Het is mijn leukste opdracht tot nu toe geweest. ’s Morgens in alle vroegte op weg naar de palingvisser met wie ik had afgesproken. Dan veelal nog vér voor zessen het water op, fuiken plaatsen en fuiken legen. De opkomende zon, de stilte, de ochtendmist, prachtig.
Toch is het niet alleen rozengeur en maneschijn. Tijdens het fotograferen in de afgelopen jaren realiseerde ik mij steeds meer dat het Friese landschap in hoog tempo verandert en hard bezig is zijn karakter kwijt te raken. Dit uit zich onder meer in verkeersingrepen rond Leeuwarden, De Centrale As naar Dokkum en op veel andere plekken. Het komt tot uiting in de bouw van de vele windmolens. Maar vooral in de toenemende schaalvergroting in de landbouw. Megastallen en intensivering laten diepe sporen na. Weidevogels verdwijnen in hoog tempo, net als de variatie aan bloemen en planten. De stallen van boerderijen worden een factor 3 à 4 groter dan ze ooit waren, en verknallen nog meer dan de windmolens en de wegen het Friese landschap.
Veranderingen gaan geleidelijk, maar in de afgelopen veertig jaar hebben ze alles bij elkaar toch een enorme impact gehad. Als dit in het huidige tempo doorgaat, is over pakweg nog eens veertig jaar de ‘Flevolandisering’ van Friesland voltooid. Daarmee zal het kleinste land op aarde een van haar karakteristieke elementen, haar landschap, volledig hebben verloren. Mocht tegen die tijd ook het gebruik van de Friese taal sterk zijn teruggelopen, dan is het verdwijnen van een kleinschalig geografisch ecosysteem zo goed als zeker een feit.
Autonomie
Friesland, het kleinste land op aarde... Zeker nu zich in Catalonië dramatische taferelen afspelen, en aansluitend op de discussie die ook in Geografie wordt gevoerd, wil ik stellen dat ik niet moet denken aan een afsplitsing. Ik zie het ook niet gebeuren trouwens. In de afgelopen eeuwen is een lappendeken aan landjes en koninkrijkjes tot een beperkt aantal natiestaten uitgegroeid. Natiestaten vormen onderling verbanden, zoals de Europese Unie. Maar elke natiestaat kent ook interne verbanden, van steden en vooral regio’s. Veelal krijgen die regio’s verregaande bevoegdheden op een groot aantal terreinen. De eigen identiteit wordt niet ontkend, maar juist benadrukt. Dat kan op vele terreinen, bijvoorbeeld op het gebied van taal.
In Friesland is dit het geval. Friezen horen bij het geheel: bij de natiestaat, bij Nederland dus. Maar ze horen ook bij iets specifieks: hun eigen regio, hun eigen Friesland. Ze kunnen bijvoorbeeld het Fries spreken en in het maatschappelijk verkeer gebruiken. Dat hoeft overigens niet. Ik voel mij betrokken op Friesland, kan het Fries verstaan, maar spreek het niet. Kortom, ik vind dit het beste van twee werelden. Bij het geheel horen, bij de grotere verbanden, maar ook bij iets specifieks.