Groen-Brittannië
Uitzicht vanaf een heuveltop over glooiende weiden gescheiden door heggen, hier en daar een boompartij en in de verte leigrijze rijtjeshuizen. Het is een iconisch beeld waarvan je meteen weet: dit is ergens in Groot-Brittannië. Of Britse steden mooi zijn, is een kwestie van smaak, maar de eilanders weten wel hoe ze de scheiding tussen stad en land moeten bewaren.
Ook als je met de trein door het land reist, valt op dat de overgang tussen de bebouwing en het open landschap scherper is dan in bijvoorbeeld Nederland. De Britten waren er ook vroeg mee. De eerste plannen voor een groene bufferzone rond Londen dateren al van de jaren 1930. Vanaf 1947 is de green belt policy landelijk beleid. Er kwamen groene zones rondom de steden, waar grootschalige ontwikkelingen werden tegengehouden. Rond Londen was het doel het uitwaaieren van de stad te stoppen en woningbouw te concentreren in groeikernen op afstand van de stad, zoals Luton en Milton Keynes. Op andere plaatsen zorgden ze ervoor dat grote en kleinere steden niet aan elkaar vastgroeiden, zoals rond Manchester, Leeds en Birmingham. In Engeland is 13 procent van het grondgebied green belt, in Wales en Schotland spelen ze een bescheidener rol.
Een planningssucces en een voorbeeld voor veel andere landen. Maar de green belt is zijn heilige status aan het verliezen nu een ander probleem zich opdringt: het tekort aan betaalbare woningen. In kosmopolitisch Londen, maar ook in andere Britse steden, gaan de huizenprijzen door het dak en is een eigen huis vrijwel onbereikbaar geworden voor mensen met een gemiddeld salaris en zonder eigen vermogen. In elke Engelse stad heeft de gemiddelde huizenprijs zich in de afgelopen twintig jaar minimaal verdubbeld. Tegelijkertijd stokt de woningbouw. De green belts worden steeds vaker als een knellend keurslijf beschouwd. Vanuit economische hoek, vooral van vrije-markteconomen, was er altijd al kritiek op, omdat de groene zones de woningmarkt zouden verstoren en beletten dat woningen op de meest ‘logische’ plek komen. Maar ook planners vinden dat het anders moet. De denktank Centre for Cities pleit al jaren voor woningbouw in de groene gordels. Britse steden hebben zo veel meer huizen nodig, dat alleen hoger bouwen in de stad of omvorming van verouderde industriegebieden (brownfields) niet genoeg is. Door 5 procent van de green belts rond tien steden op te offeren aan woningbouw, berekenden de onderzoekers, kunnen anderhalf miljoen huizen worden gerealiseerd op loopafstand van stations. Niet milieuonvriendelijk, maar juist duurzaam.
Tegelijk met de discussie over het nut van de green belts is er een vraag naar meer openheid en beschikbaarheid van data. Het tweede kaartje laat zien dat slechts een klein deel van de metropolitane green belt rond Londen voor publiek toegankelijk is (het donkergroene deel). Het ontoegankelijke, lichtgroene deel bestaat vooral uit landbouwgebied, maar ook steeds meer uit bedrijventerreinen, infrastructuur en golfbanen. Grote investeerders kopen er grond, hopend op een waardestijging als dat stuk gebied van bestemming verandert. Het interessante project Who owns England (whoownsengland.org) brengt in kaart wie de grondeigenaars zijn, welke plannen ze hebben en hoe ze lobbyen om die uitgevoerd te krijgen. Als de groene gordel steeds minder groen wordt en de grens tussen stad en land steeds poreuzer, is de gedachte, laat iedereen daar dan over meedenken in een publiek debat.
Als de groene gordel steeds minder groen wordt
laat iedereen daar dan over meedenken in een open debat