Grootse opgaven voor een klein land
Wanneer er over 1953 gepraat wordt, denken veel Nederlanders direct aan de tragedie die zich dat jaar voltrok: de Watersnoodramp. Sindsdien zijn talloze maatregelen genomen om te voorkomen dat zo’n overstroming nog een keer gebeurt. Maar de zee is niet onze enige vijand in het gevecht tegen het water: Nederland heeft ook veel rivieren met overstromingsrisico’s.
Ten eerste, wat zou er gebeuren als we helemaal geen bescherming tegen water hebben? Ongeveer 60 procent van Nederland zal in dat geval overstromen. In dit gebied woont zo’n 70 procent van alle Nederlanders en hier wordt ongeveer 70 procent van ons BBP verdiend. Dat betekent dat een overstroming enorme economische en humanitaire gevolgen zou hebben.
Na de overstroming in 1953 werd de Delta-commissie opgericht om maatregelen te treffen om ons laaggelegen land te beschermen tegen de zee. Deze commissie ontwierp het Deltaplan. Volgens dit plan moesten meerdere dammen en stormvloedkeringen worden aangelegd en vele zeedijken worden verhoogd om aan de veiligheidsnormen te voldoen. Deze normen zijn gebaseerd op de economische waarde van het te beschermen gebied. Door het sluiten van enkele Nederlandse estuaria werd de Nederlandse kustlijn aanzienlijk beperkt, waardoor het ook eenvoudiger werd de zeedijken te versterken.
Behalve door zeeweringen, dammen en stormvloedkeringen wordt Nederland ook beschermd door duinen. Het probleem met duinen is dat ze 'bewegen' onder de invloed van erosie. Daarom moet het zand dat is weggespoeld door zeestromingen worden bijgevuld door de mens, anders worden de duinen mogelijk te klein en verliezen ze daardoor hun kracht. Een van de oplossingen voor dit probleem is de creatie van de zogenaamde 'zandmotor'. Deze kunstmatige zandbank verliest ook zijn zand als gevolg van erosie, maar dit zand wordt vervolgens afgezet op een ander deel van de kustlijn, een stukje stroomafwaarts. Dankzij dit soort vindingen blijven de duinen op hun plek en blijven ze het achterland beschermen tegen de dreiging van de zee. De belangrijkste richtlijn bij het bouwen van waterbeschermingsconstructies is: 'zachte’ maatregelen (zand, duinen), waar mogelijk en ‘harde’ maatregelen (dammen, zeedijken), waar noodzakelijk.
Gevaarlijke rivieren
De dreiging van overstromingen komt echter niet alleen uit zee. Rivieren in Nederland kunnen ook gevaarlijk zijn voor het land achter de dijken. Vanwege klimaatverandering worden verschillen in waterafvoervolume bijvoorbeeld extremer. Dit betekent dat op piekmomenten meer water moet worden kunnen afgevoerd dan voorheen. Daarom moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat ook in de toekomst al het water kan worden afgevoerd naar zee, en dat rivierwater dus niet tot gevaarlijke hoogtes kan stijgen.
Rivieren in Nederland kunnen gevaarlijk zijn voor het land achter de dijken
Als reactie op dit vooruitzicht hebben al meerdere acties plaatsgevonden. Een bekend voorbeeld is het project Ruimte voor de Rivier. Hierbij werden onder andere dijken verder van de hoofdgeul gebouwd zodat er meer ruimte is om het water kwijt te kunnen wanneer dat nodig is. Op sommige plaatsen zijn nevengeulen gebouwd met hetzelfde doel. Deze maatregelen hebben tot gevolg dat de mensen die leefden in de gebieden die nu binnen de dijken liggen, zichzelf en/of hun bezittingen moeten verplaatsen, of voorbereidingen moesten treffen om overstromingen in sommige periodes van het jaar op te kunnen vangen.
Risicobenadering
Verder is in 2008 een nieuwe risicobenadering gelanceerd die gebaseerd is op de zogenaamde 'meerlaagsveiligheid'. Zoals de naam al zegt, bestaat deze benadering uit meerdere lagen, drie welteverstaan. De eerste laag is ‘bescherming’, dit bestaat hoofdzakelijk uit het primaire dijksysteem. Ten tweede is er de 'risico-geïnformeerde, duurzame ruimtelijke planning'. Dit betekent dat de effecten van overstromingen beperkt moeten worden door te stoppen met het bouwen in de huidige overstromingsgevoelige gebieden en dat er geen nieuwe risicozones gecreëerd mogen worden. De derde en laatste laag is die van de ‘crisisbeheersing’ en de reactie bij noodsituaties. Deze laag omvat de coördinatie tussen de verschillende hulpdiensten, de autoriteiten en de mensen in het getroffen gebied. Ook dienen er waterrobuuste voorzieningen gebouwd te worden, zoals noodopvang en infrastructuur bestand tegen overstromingen.
Al met al is Nederland voorlopig goed voorbereid op de verwachte zeespiegelstijging en de toename van de gemiddelde en extreme waterafvoer in de rivieren. Naarmate we echter wat verder vooruitkijken en de klimaatverandering mogelijk sneller plaatsvindt of extremer zal zijn dan op dit moment wordt voorspeld, kunnen toekomstige aanpassingen in onze waterbeschermingsstructuren noodzakelijk zijn. Voorbeelden daarvan zijn grootschalige renovaties aan de huidige deltawerken of het uitbreiden ervan, het actief teruggeven van land aan het water of rivieren verleggen. Deze maatregelen zullen waarschijnlijk miljarden kosten. Mede daarom is het van groot belang om de mogelijke gevaren voor de toekomst zo goed mogelijk te berekenen en te voorspellen. Hierdoor kunnen we met zo gericht mogelijke interventies onze veiligheid behouden en vergoten.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Girugten.